8

 

Onder het neuriën van een vrolijk deuntje ging Elsie Marion terug naar haar kamer in Smith Street, Southwark. Het was ongelooflijk, maar toch was al het gebeurde een feit. Ze streelde haar suède handtasje en het gekraak van papier dat ze daarbij hoorde, toverde een blij lachje om haar mondhoeken.

Want in dat tasje bevond zich haar rijkste bezit: een contract. Een contract in de mooiste ambtelijke termen opgesteld, getikt op een blad papier met een kleine L links bovenaan en met een adres dat kenmerkend was voor de status van de Grote Trust, waarin zij genoemd werd de partij ter eenre, bereid om gedurende de eerstvolgende vijf jaren in dienst te zijn van de president van de London Land Trust, nader in het contract aangeduid als partij ter andere, voor een bedrag van 780 pond per jaar, wekelijks uit te betalen. Ze was er stiekem van overtuigd dat ze uit haar gouden droom zou ontwaken en weer terecht zou komen in het saaie leven van alledag, in sombere dichtbevolkte straten, afmattende dagen niet weinig eten, verdeeld tussen een kantoorkruk en een knobbelige matras. Maar hoewel haar hart het uitjubelde bij haar rooskleurige vooruitzichten, bij de vele mogelijkheden van haar op zo'n wonderbaarlijke manier verkregen rijkdom, voelde ze toch een steek door haar hart gaan bij de gedachte uit Smith Street weg te moeten. De matras was hobbelig, het ontbijt karig en slordig opgediend, dikke boterhammen op een dik bord en slappe drabbige koffie in wat zij gedoopt had geluiddichte koppen van mrs. Gritter; het kamertje met zijn smalle boekenplanken, met zijn kastje onder de vensterbank, maar omdat het er altijd opgeruimd en netjes uitzag, ademde het toch een geest van tevredenheid. Voor haar betekende het een tehuis: het enige verblijf waar zij zichzelf kon zijn.

De dochter van mrs. Gritter was 'n vervelende, maar bijkomstige factor geweest. Henriette was een sloof van een meisje, vierentwintig jaar, geheimzinnig getrouwd en even geheimzinnig in de steek gelaten... (dat geheim bestond alleen in de verbeelding van mrs. Gritter, want de hele buurt kende het verhaal). Ze was nu chronisch dronken en de pensiongasten van Smith Street 107 kwamen haar doorlopend tegen in haar versufte toestand. Haar moeder vond dat wel vervelend, ze beweerde steeds dat de slechte gewoonte van Henriette haar weinig kon schelen mits het maar geheim bleef. Ze ergerde zich wel dat haar gasten van deze ondeugd op de hoogte waren.

Maar er waren ook prettige kanten. Elsie had vrienden onder hardwerkende mensen met salarissen die nauwelijks toereikend waren voor haar lunch in de Savoy. Juist toen ze haar sleutel in het slot wilde steken van de deur van nummer 107, ging die open en een jongeman stond op de drempel. 'Ha, miss Marion,' begon hij opgewekt, 'u bent vroeg vandaag.'

Gordon Bray bewoonde de kamer aan de straat op de tweede verdieping en paste niet helemaal in het patroon van de andere mannen die zij had leren kennen. Hij was een schitterend voorbeeld van de selfmade man die de nadelen van een armoedige jeugd met onvoldoende schoolopleiding prachtig te boven was gekomen. Hij had zelfs geen beurs kunnen bemachtigen voor de universiteit, want zijn jaren op de middelbare school waren tot een plotseling einde gekomen toen hij op veertienjarige leeftijd de enige kostwinner moest zijn van zijn moeder die weduwe geworden was. Loopjongen, duvelstoejager, winkelbediende, kantoorklerk... hij had er zich doorgeslagen tot de dood van zijn moeder hem tot het besef bracht dat er andere mogelijkheden waren. Die dood was wel tragisch geweest, maar bood hem toch ook de gelegenheid hoger op te komen. Van zijn klein salaris dat voor beiden juist toereikend geweest was, hield hij nu over en hij had zich op de studie geworpen.

Er zijn duizenden Gordon Brays in de wereld: jonge mannen die dapper de strijd aanbinden tegen een haast onoverkomelijke overmacht. Belemmerd door een gebrek aan kruiwagens moeten ze hun eigen weg zoeken en wee als ze geen doel hebben of, wanneer dat wel het geval is, als ze een haarbreed afwijken van het pad dat ze zichzelf gekozen hebben.

Het meisje keek hem vriendelijk aan. Ze was niet verliefd op die jongen met zijn aardig gezicht, evenmin was hij het op haar. Er bestond sympathie tussen hen, zeldzamer dan verliefdheid. Ze waren beiden strijders in het gevecht om een bestaan, ze hadden dezelfde vijanden, dezelfde aspiraties. 'Ik ga naar mijn technische school,' vertelde hij en zonder enige schaamte zwaaide hij met zijn boeken. 'Ik word nog ziek van die Holden... ik heb vandaag een salarisverhoging gekregen van vijf shilling per week en ze hadden verwacht dat ik dankbaar en dolgelukkig zou zijn.'

Ze had hem graag haar grote nieuws verteld, maar de angst dat hij jaloers zou kunnen worden, al was het maar een tikkeltje, weerhield haar. Ze zou het hem wel eens meedelen als hij wat vrolijker gestemd was.

'Hoe staat het met je werkstukken?' informeerde ze. Hij studeerde architectuur en zijn mooie werkstukken waren de trots van zijn leven. Bovendien hadden die hem voordeel opgeleverd, want hij had op school twee gouden medailles gewonnen.

Even gleed er een wolk over zijn gezicht; daarop grinnikte hij opgewekt.

'O, dat gaat best,' zei hij en met een knikje liep hij weg. Met een licht hart rende ze de trappen op, onderweg passeerde ze de onfatsoenlijke dochter van mrs. Gritter die nu al stomdronken was. Mrs. Gritter bracht zelf de onvermijdelijke thee, sprak even onvermijdelijk over de toestand van haar arme dochter en probeerde die goed te praten. 'Ik ga hier weg, mrs. Gritter,' vertelde het meisje. 'O ja?' Bij zulke gelegenheden vond mrs. Gritter het passend de beledigde onschuld uit te hangen. Het 'weggaan' beschouwde ze als een veroordeling van haar huishoudelijke capaciteiten.

'Ik... ik heb beter werk gekregen,' vervolgde Elsie, 'en ik kan nu een beetje meer huur betalen.'

'Dan is er altijd de voorkamer op de eerste verdieping,' stelde mrs. Gritter hoopvol voor. 'Als u tien shilling meer kunt betalen...'

Lachend schudde het meisje haar hoofd.

'Dank u wel, mrs. Gritter,' zei ze, 'maar ik ga liever dichter bij mijn werk wonen.'

'De ondergrondse praktisch tegenover het huis,' drong de hospita aan, 'bussen als het ware aan de lopende band. Ik vind het heel erg om in een week twee huurders kwijt te raken.'

'Twee?' vroeg Elsie verbaasd. De hospita knikte.

'Ik zal u het geheim vertellen,' zei ze vertrouwelijk terwijl ze met een punt van haar schort haar brillenglazen oppoetste. 'Mr. Bray is een hele zorg voor me... altijd achter met de huur, hij moet me nu nog drie weken betalen.'

Het meisje was ontdaan. Ze had zich nooit de moeite gegeven dieper in het leven van de jongeman door te dringen. Ze wist natuurlijk wel dat hij er financieel niet al te goed voorstond, maar ze had nooit geweten dat hij er zo slecht aan toe was. Ze begreep nu hoe het kwam dat zijn toon zo bitter geklonken had toen hij haar vertelde van zijn salarisverhoging van vijf shilling.

'Het komt door al dat leren,' zei mrs. Gritter spijtig, 'geld verknoeien door allemaal onzin in je hoofd te proppen in plaats van te zorgen voor je maag en je lijf. En wat heeft een mens daaraan? Geleerdheid! Daar zitten de gevangenissen en de armhuizen vol mee... en het leger!'

Ze had een zoon in het leger en tengevolge daarvan droeg ze de militaire dienst een kwaad hart toe; want in Southwark moeten zonen eigenlijk bijdragen aan het gezinsinkomen. Het meisje beet nadenkend op haar lip. 'Misschien,' aarzelde ze. 'Als ik nou eens... de achterstallige huur betaalde?'

Er kwam een glans in de ogen van de hospita die echter ook onmiddellijk weer verdween.

'Dat helpt niks,' verklaarde ze. 'Hij heeft me bovendien een paar dingen als onderpand gegeven.'

'Een paar dingen?' Elsie keek de vrouw met grote ogen aan.

'Wat voor dingen?'

Mrs. Gritter ontweek haar blik.

'Toch niet zijn werkstukken?' vroeg het meisje gespannen.

Mrs. Gritter knikte.

'Net zolang tot hij betaald heeft.'

'Dat had u nooit goed mogen vinden,' zei Elsie en ze stampte met haar voet op de grond. 'U weet heel goed dat hij heus wel zal betalen als het hem uitkomt.'

Mrs. Gritter haalde haar neus op.

'Hij heeft ze me niet precies gegeven,' bekende ze, 'maar ik heb ze genomen en daar geeft de wet me het recht toe.' Het meisje staarde haar aan of ze het een of andere rare insect was.

'U hebt ze zelf gepakt?' vroeg ze. 'U hebt ze uit zijn kamer gehaald?'

Mrs. Gritter knikte zelfgenoegzaam. 'Alles precies volgens de wet,' zo verdedigde ze zichzelf. 'Maar... maar dat is niet eerlijk!' verweet het meisje. Een flauw blosje verscheen op de wangen van de rechtschapen mrs. Gritter.

'Niet eerlijk!' herhaalde ze met stemverheffing. 'Waag het niet om zulke lelijke dingen van een doodeerlijk mens te zeggen, miss...'

Er werd op de deur geklopt, een hard gebiedend klopje. Toen zonder voorafgaande waarschuwing en zonder op toestemming te wachten ging die deur open en twee mannen kwamen binnen.

'Miss Marion?' vroeg een van hen.

'Dat ben ik,' antwoordde Elsie en ze vroeg zich af wat dit brutale indringen te betekenen had. De man knikte vriendelijk.

'Ik ben brigadier Colestaff van de Metropolitan Police,' zo maakte hij zich bekend, 'en ik moet u arresteren op beschuldiging van diefstal van veertien pond ten nadele van uw werkgevers, de heren Tack en Brighten.'

Ze viel niet flauw.

Ze stond als een beeld uit steen gehouwen, onbeweeglijk. Mrs. Gritter staarde haar spottend aan en mompelde: 'Niet eerlijk.'

'Wie heeft me beschuldigd?' vroeg ze flauwtjes.

'Mr. King Kerry,' vertelde de sergeant. 'King Kerry... o nee, dat bestaat niet.' Ze strekte haar handen uit en greep smekend de arm van de politieman. 'En toch was het mr. King Kerry,' antwoordde hij vriendelijk. 'Ik voer deze opdracht uit omdat hij die verklaring afgelegd heeft.'

'Maar dat is onmogelijk... onmogelijk!' riep ze en haar ogen vulden zich met tranen. 'Daar moet... daar moet een vergissing in het spel zijn! Dat kan hij niet gedaan hebben... dat zou hij nooit hebben willen doen!'

De brigadier schudde zijn hoofd.

'Er kan een vergissing gemaakt zijn,' antwoordde hij vriendelijk, 'maar ik heb de waarheid gesproken.'

Elsie zonk op een stoel neer en bedekte haar gezicht met beide handen.

De brigadier legde een hand op haar schouder. 'Ga alsjeblieft mee,' verzocht hij. Ze stond op, zette met een werktuiglijk gebaar haar hoed op en liep met de beide mannen de trap af terwijl de hospita sprakeloos achterbleef.

'Niet eerlijk!' smaalde ze eindelijk. 'Allemensen, wat een air geven die winkelkippen zich tegenwoordig.'

Ze wachtte tot ze de voordeur dicht hoorde slaan, toen bukte ze zich, en trok de koffer van het meisje vanonder het bed vandaan. Als zich ooit een kans voordeed zich een paar onverwachte kleinigheden toe te eigenen, dan was het nu.