12

 

'Wil jij mr. Bray bezig houden terwijl ik me aankleed?'

Hij mompelde onwillig een instemmend antwoord. Hij zou graag ronduit voor de eer bedankt hebben, hij zou zich graag van zijn onaangenaamste kant hebben willen laten zien al was het maar om zijn zuster te ergeren; maar hij wist genoeg zelfbeheersing op te brengen om dat verlangen de kop in te drukken. Hij keek kwaad naar de jongeman met wie hij alleen gelaten was en beantwoordde met eenlettergrepige woorden de beleefde opmerkingen die Gordon Bray maakte over mensen en dingen.

Gordon die techniek studeerde, toonde noch in zijn manier van spreken, noch in zijn manier van doen dat hij in een of ander opzicht de mindere zou zijn van de man die hem zo achterdochtig opnam.

'U bent zeker ook een van die mensen aan wie mijn zuster een prijs moet uitdelen?' begon Hermann onbeschoft.

'Dat klopt niet helemaal,' antwoordde de ander bedaard. 'Miss Zeberlieff is zo vriendelijk een gouden medaille voor tekenen beschikbaar te stellen, maar de gravin van Danberry schonk een bedrag aan geld.'

'Het komt er niet op aan wie het geeft als je het maar krijgt,' meende Hermann die met deze enkele woorden zijn hele levensfilosofie blootgaf.

'Om u de waarheid te zeggen, krijg ik zelfs die medaille niet,' antwoordde Gordon. 'Ik heb die verleden jaar gekregen na voltooiing van mijn middelbare studie.'

Hermann liep met ongeduldige passen de kamer op en neer.

Plotseling wendde hij zich tot de bezoeker.

'Wat vindt u van mijn zuster?' vroeg hij.

Gordon kreeg een kleur; de op de man af gestelde vraag overviel hem.

'Ik vind haar zeer aantrekkelijk,' bekende hij openhartig, 'en heel edelmoedig. U weet dat ze voor het onderwijs veel belangstelling heeft.'

Zeberlieff snoof. Hij had zich nooit de moeite gegeven zich in de interesses van zijn zuster te verdiepen, behalve als ze iets te maken hadden met zijn eigen toekomst. Zijn eigen toekomst! Bij die gedachte trok zijn voorhoofd in rimpels. Hij had de laatste tijd grote geldsommen verloren. Hij had totaal geen veine gehad. Hij had ongelukkig gespeculeerd en zat veel dieper in de put dan ooit eerder het geval geweest was. Plannen had hij genoeg. Grote plannen met in de toekomst lonkende miljoenen. Maar miljoenen vragen ook miljoenen. Hij had zijn zuster een voorstel gedaan dat ze onmiddellijk verworpen had; op de dag waarop de erfenis in hun bezit kwam, zouden ze hun belangen in een pool onderbrengen en hij zou het gemeenschappelijk fortuin beheren.

Maar als de waarheid bekend werd, zou blijken dat hij op weinig meer recht had. Op zijn aandeel in de nalatenschap had hij al een grote hypotheek genomen. Nog twaalf dagen en dan was Vera vrij om van hem weg te gaan; dan kon ze haar geld opeisen om ermee te doen wat ze wou. Maar in twaalf dagen kan er veel gebeuren. Ook kon de jongeman wel eens heel nuttig blijken te zijn.

Plotseling veranderde hij van houding. Hij had de gemakkelijke manier van optreden die mensen van zijn stand kenmerken en er waren mannen en vrouwen die hem een echte gentleman vonden. Maar daar behoorde zijn zuster niet toe. 'Waarom gaat u niet zitten?' vroeg hij en begon met de zelfverzekerdheid van de leek over technische kwesties te redeneren. Hij hield de jongeman aangenaam bezig tot Vera terugkwam.

Haar auto stond al voor en Bray hielp haar met instappen. 'Mijn broer was geloof ik, heel onderhoudend?' vroeg ze.

'Zeer.'

Ze keek hem aan, probeerde te achterhalen wat hij precies bedoelde.

'Je bent nogal enthousiast,' vervolgde ze een beetje spottend.

Hij glimlachte.

'Ik geloof niet dat hij veel van architectuur afweet.' vertelde hij. Hij was in zijn praten altijd heel eerlijk en dat waardeerde ze, vooral omdat zij leefde in een sfeer die noch openhartig, noch gezond was.

Hij meende dat hij haar beledigd had, want ze zei niets meer tot de auto over de Westminster Bridge reed. Toen:

'Je zult mijn broer nog wel eens ontmoeten,' begon ze. 'Hij zal je adres wel te weten komen en dan zal hij je vragen met hem te gaan lunchen. Laat me eens denken.' Ze fronste haar voorhoofd. 'O, ja, hij zal je voor een lunch bij hem op de club inviteren en hij zal je aanmoedigen zoveel mogelijk over mij te praten; en hij zal je vertellen dat ik dol ben op chocola en een paar dagen later zul je een doos met de aller-fijnste bonbons thuis gestuurd krijgen van een onbekende gever en als je over je eerste verbazing heen bent, zul je die met een aardig briefje naar mij sturen.'

En hoe verbaasd hij ook geweest zou zijn als iets dergelijks hem was overkomen, zijn verwondering over haar mededeling was nog veel en veel groter.

'Hoe toevallig dat je me dat nu juist zegt,' merkte hij op.

Waarom toevallig?'

'Ach,' hij aarzelde, 'je moet weten dat hij al gevraagd heeft waar ik woon en hij heeft wel een paar maal achtereen gezegd dat je zo gek was op bonbons... geen chocolaatjes, maar marons glacés.'

Ze keek hem als versuft aan.

'Wat gemeen!' Meer zei ze niet, maar even later keerde ze zich half naar hem toe.

'Als je die marrons gekregen hebt,' begon ze rustig, 'dan moet je het pakje juist zoals het is, met papier en touwtje en postzegels, naar mr. King brengen; hij zal het wel begrijpen.'

'King Kerry?'

'Vind je hem sympathiek?' vroeg ze.

Hij aarzelde.

'Ik geloof het wel,' bekende hij, 'ondanks zijn tamelijk drastische methoden.'

Elsie had hem het verhaal van haar arrestatie gedaan. - King Kerry had haar zijn motief gelukkig wel meegedeeld - en nu herhaalde hij wat Elsie overkomen was.

Het meisje luisterde een en al aandacht.

'Wat een schitterend idee!' bewonderde ze enthousiast, 'en net iets voor King Kerry!'

Na de prijsuitdeling, na de verschillende toespraken, de dankbetuigingen en het geïmproviseerde concert dat op de plechtigheid volgde, zocht Vera Bray op, hij was het middelpunt van een groep van zijn medestudenten die hem hun gelukwensen aanboden, want hij had veel prijzen in de wacht gesleept. 'Ik zou graag hebben dat je me thuis bracht!' verzocht ze. Ze was een snoezige verschijning in haar lange grijze mantel en met haar hoedje van beverbont; maar met bezorgdheid merkte hij dat ze er vermoeid uitzag met donkere kringen onder haar ogen.

Ze hadden in hun vriendschap het stadium bereikt waarin woorden tussen hen niet meer nodig waren en waarin ze in eikaars gezelschap konden zwijgen. Voor hem was ze de vrouw uit zijn dromen, een bovenaards wezen, levend in de wereld, maar niet behorend tot die wereld, een mooi teer schepseltje waar zijn gedachten dag en nacht van vervuld waren. Hij was geen dwaas, maar hij was een man. Hij durfde niet te hopen, maar hij kon wel liefhebben en dat deed hij dan ook. Vanaf de dag waarop ze voor het eerst binnen zijn gezichtskring gekomen was, een belangstellende, en misschien een geamuseerde bezoekster van het instituut, was zijn kijk op het leven veranderd. Ze was een wezentje om te aanbidden, dat inspireerde tot alles wat mooi is en verheven, tot alles wat zuiver is en teder en zelfopofferend. Hij wist dat ze schatrijk was, hij gaf zich niet aan luchtkastelen over, maar toch beschouwde hij haar geld niet als een onoverkomelijke hinderpaal. Het was zijzelf, de sfeer die haar omgaf, die hem in aanbidding bracht, hoewel zijn houding passief bleef.

'Ik wou dat je iets voor me deed,' begon ze.

'Alles wat je vraagt.'

Zijn stem klonk niet overdreven nadrukkelijk, er klonk geen hartstocht in zijn stem door, maar toch joeg het simpele, het spontane van zijn antwoord haar een blos op de wangen.

'Daar ben ik van overtuigd,' antwoordde ze impulsief; 'maar dit is iets dat je misschien onaangenaam zal zijn. Ik zou je willen vragen me morgenavond in Regent Street te treffen,' vervolgde ze. 'Ik... ik ben een tamelijke lafaard en ik ben bang voor de mensen...'

Ze maakte haar zin niet af en gaf ook geen verdere uitleg van het geheimzinnige van een samentreffen, dat volgens de jongeman nooit onaangenaam voor hem zou kunnen zijn, maar nu zijn hart al vlugger deed kloppen. 'Om negen uur, op de hoek van Vigo Street,' zei ze toen ze voor de deur van het huis in Park Lane afscheid namen, 'en je zult heel gehoorzaam en heel geduldig moeten zijn.' Ze stak haar hand uit, die hij greep.

Ze tilde die hoger en hoger en eerst begreep hij haar niet. Toen drong haar bedoeling tot hem door. Hij bukte zich en drukte er een kus op.

En juist met die bedoeling had ze in de auto haar handschoenen uitgetrokken.