5

 

Voor het bij Tack en Brighten tijd was voor de lunchpauze, kwam de oudste van de winkelchefs naar Elsie Marion met de boodschap dat mr. Tack haar bij zich verwachtte. Dit verzoek werd in zulke vriendelijke bewoordingen overgebracht en met zoveel zwier gedaan dat het in het brein van elk verstandelijk wezen moest opkomen dat zowel boodschapper als boodschap zorgvuldig waren uitgezocht en opgesteld. Om vijf minuten voor één meldde Elsie zich op het kantoor. Mr. Tack was niet alleen; zijn compagnon zat in elkaar gedoken op een stoel, hij beet op de knokkels van zijn hand en had zijn wenkbrauwen dreigend gefronst. Op de voorgevel van het gebouw prijkten als de eigenaren van de firma wel de namen van Tack en Brighten, maar een daarvan had niet langer enige betekenis. In vroeger dagen was er misschien wel een mr. Brighten geweest, maar niemand had hem ooit gezien of gesproken. Hij was slechts een legende. De voornaamste partner van de firma was mr. James Leete.

Dat was een forse man, forser dan de felle mr. Tack. Hij had een waggelende gang en zijn gezicht was niet prettig om naar te kijken. Het zat vol rimpels en vouwen en had iets pafferigs dat op een slechte gezondheid wees; hij had een dikke rode neus en droeg een zwart omrande monocle, waardoor zijn lelijkheid nog meer geaccentueerd werd. Hij was schatrijk, ging al pluimstrijkend door het leven, want hij zocht toegang in adellijke kringen en voelde zich het gelukkigst in gezelschap van hooggeplaatste personen. 'Is dat het meisje?' informeerde hij.

Hij had een dikke hese stem, probeerde die deftig te doen klinken, waarbij hij een toon van beschaving imiteerde, die hij zorgvuldig van de aristocratie had afgeluisterd.

'Dit is miss Marion,' antwoordde mr. Tack nors.

Leete lonkte haar eens toe.

'Aardig kind! Maar dat weet je zelf ook wel, miss-hoe-heet-je-ook-weer?'

Elsie gaf geen antwoord, maar ze kreeg een kleur van ergernis om de onverbloemde onbeschoftheid van de man.

'Nou moet je eens goed luisteren!' Leete draaide zich met zijn vette lichaam naar het meisje toe en wees met een dik

ke vinger in haar richting. 'Je dient verdomd voorzichtig te zijn met alles wat je mijn vriend King Kerry vertelt: alles wat je vertelt, brieft hij mij weer over en als je over onze firma ook maar een enkele leugen vertelt, dan laat ik je wegens laster oppakken en de gevangenis insturen.'

Het meisje glimlachte onwillekeurig.

'Je kunt nou wel lachen,' snauwde Leete, 'maar ik meen het - begrepen? Maar je moet nou ook weer niet denken dat het ons erg veel kan schelen wat je allemaal debiteert. Je geniet nou niet wat je noemt het vertrouwen van de firma... en zelfs al deed je dat wel,' liet hij er vlug op volgen, 'dan zou je nog niets ten nadele van ons kunnen zeggen.'

'Maak u maar niet benauwd,' antwoordde Elsie koel. 'Ik zal hem niets anders vertellen dan dat u gezegd hebt een vriend van hem te zijn.'

'Het is helemaal niet nodig hem dat aan de neus te hangen,' zei Leete haastig.

'Ik vind het alleen maar eerlijk dat hij weet welke afschuwelijke dingen er van hem beweerd worden,' antwoordde het meisje liefjes. Ze was in een van haar roekeloze buien en bovendien had ze honger. Later zou ze zichzelf verbazen over haar moed en brutaliteit, maar op dit moment was ze zich alleen maar bewust van een akelig hol gevoel in de streek van haar middenrif.

'Kindlief,' vervolgde Leete nu heel langzaam sprekend, 'ik vraag je niet hoe je mijn vriend Kerry hebt leren kennen en dat wil ik ook niet vragen en ik wil ook niet zinspelen op...'

'Dat is u ook maar geraden!' stoof het meisje op en haar ogen flikkerden van woede, 'want als ik deed waar ik nu zin in heb, smeet ik met het grootste plezier dit inktstel naar uw hoofd!'

Geschrokken schoof mr. Leete zijn stoel achteruit toen Elsie het zware inktstel van de tafel tilde en het veelbetekenend tussen haar vingers geklemd hield.

'Je moet me niet verkeerd begrijpen!' pleitte hij en hield afwerend een arm voor zijn gezicht. 'Ik praat alleen zo omdat ik je bestwil op het oog heb. Ik zou graag zien dat het je goed ging. Ik ga u een voorstel doen, miss Marion: we zullen u in dienst houden, we zullen uw salaris verdubbelen en we zullen u aanstellen als chef van de controledienst.' Het eerste moment was ze overweldigd door het schitterende aanbod. Een groter kantoor, een klein beetje meer luxe dan ze zich met haar salaris van nu kon veroorloven.

'En,' voegde mr. Leete er op indrukwekkende toon aan toe: 'Een gratificatie van honderd pond op de dag waarop de zaak naar de nieuwe eigenaar overgaat.'

'Honderd pond!'herhaalde ze.

Ze zette de inktpot neer: onder de gegeven omstandigheden paste het haar niet daarmee te dreigen.

'En wat wilt u dat ik daarvoor doe?' vroeg ze.

'Niets,' zo mengde zich de tot dan toe zwijgzame mr. Tack in het gesprek.

'Hou je mond, Tack!' snauwde mr. Leete. 'Ja, we willen er natuurlijk iets voor in de plaats: we willen dat u King Kerry alle goeds vertelt dat u van de firma weet.'

Nu begreep ze hem.

'Dat kost me nog geen halve seconde,' spotte Elsie. Ze zag nu haar plicht duidelijk voor zich. Ze wilden haar kopen om te liegen. Ze had de betekenis van Gilletts boodschap niet ernstig genomen. Ze had zelfs het voor de hand liggende feit niet begrepen dat de grijsharige onbekende van de ondergrondse de grote King Kerry was, multi-miljonair en beheerder van biljoenen. Haar hoofd duizelde door alle gebeurtenissen van die dag - al het nieuwe overweldigde haar en slechts haar gezonde, normale kijk op de dingen hield haar op de been.

Leete nam haar opmerkzaam op en hij vroeg zich af hoe het kwam dat ze hem niet eerder opgevallen was. Ze was een beeld van een meisje met haar mooie grijze ogen en de massa goudbruine krullen die haar gezichtje omlijstten. Haar handen waren klein en goedgevormd, haar figuurtje tenger en elegant. Zelfs het onflatteuze uniform dat de firma Tack en Brighten haar personeel voorschreef, deed geen afbreuk aan haar schoonheid. Door gebrek aan slaap en door te weinig eten had ze donkere kringen onder haar ogen, ze had daardoor iets bijzonder lieflijks en etherisch. Dat meende mr. Leete en hij was tot oordelen bevoegd. Nadenkend streek hij langs zijn stugge zwart-witte snor.

Ze keerde zich half om naar de deur. 'U hebt me zeker niet langer nodig?' vroeg ze.

'Denk eraan!' Weer schudde Leete zijn bespottelijk dik vingertje in haar richting. 'Laster leidt tot gevangenisstraf.'

'Ik heb vanmorgen weinig zin om te lachen,' zei Elsie Marion, 'maar u brengt me wel sterk in de verleiding.'

Ze deed de deur achter zich dicht voor mr. Leete tijd had om zijn mening te geven over haar ogen, haar ziel en haar duistere relaties. Want mr. Leete had slechts eerbied en waardering voor mensen wier namen voorkwamen in Burke's boek over adellijke personen.

Ze liep naar de garderobe en werd dadelijk omzwermd door een heel stel meisjes die haar om het hardst bewonderden, want het nieuwtje dat miss Marion Tack gebrutaliseerd had, was als een lopend vuurtje rondgegaan.

Ze bedwong de alleen maar natuurlijke en menselijke neiging om het feit te onthullen dat ze in Savoy ging lunchen, ze vloog het gebouw uit voor het grote geheim haar lippen ontsnapte.

Mr. Kerry stond in de hal van het hotel te wachten, alleen. Het leek het meisje net of alle ogen in de vestibule zich op hem gericht hadden en hoogstwaarschijnlijk was haar vermoeden juist, want een miljardair kom je niet iedere dag tegen; maar een miljardair die ontkomen is aan de moordenaarshand van een vroegere 'vriend' en wiens naam bijgevolg als kop in elke krant en op elk aanplakbiljet verschijnt, is nog het wonderlijkste van al.

Ze zaten aan een tafeltje dat uitzicht gaf op het water en onder het eten spraken ze over alles en nog wat. Hij was een belezen man, met een voorliefde voor Perzische poëzie en was een verrukkelijk en onconventioneel demonstratief mens; hij leunde over de tafel heen om haar hand te strelen, toen zij hem, nadat hij een couplet uit Hafiz geciteerd had, overtroefde met een vers uit Sadi:

'Hoewel wij strohalmen zijn, neergelegd om de aarde te verwarmen, waren we eens bloemen in de ogen van God.'

'Prachtig! Schitterend!' verklaarde hij, 'ik herinner me die vertaling van het gedicht niet.'

'Het is een vertaling van mezelf,' bekende ze. Ze had eens een vertaling gelezen en die zelf verbeterd.

Ze hadden een lunch zo verrukkelijk als Elsie na de extravagante dagen met tante Martha niet meer gegeten had. Hij moedigde haar aan meer te vertellen over dat familielid. 'Een fijne vrouw,' noemde hij haar geestdriftig, 'ik houd van mensen die al hun geld weten uit te geven.'

Lachend schudde ze haar hoofd.

'Dat is toch niet uw stelregel, mr. Kerry,' daagde ze hem uit. 'Toch wel, toch wel!' verklaarde hij vurig: 'Ik denk over financiën als volgt: Geld is water. De zee is de rijkdom van alle volkeren. Het water verdampt, stijgt op naar de hemel en besprenkelt de aarde weer. Voor sommigen van ons stroomt het in diepe kanalen en als we handig zijn, dammen we het in voor eigen gebruik. Sommigen van ons bouwen hoge dijken, anderen minder hoge. Bij sommigen sijpelt het gewoon weg en wordt opgezogen alleen om weer binnen de dijken van een ander tevoorschijn te komen.'

Ze knikte. Het was een nieuwe beeldspraak, die haar wel pakte.

'Als je het laat stilstaan, heeft niemand er iets aan,' vervolgde hij zo onstuimig als een jongen. 'Je moet het laten doorstromen, je moet altijd een reserve achterhouden; het mag niet vlugger weglopen dan dat het erin komt. Ik heb een hoge dam... hoog in de heuvels; en daarachter een groot en machtig reservoir dat altijd volstroomt, waar altijd water uit wegloopt. Verderweg onder aan de heuvel staan honderden mannen die de verkwisting van mijn overvloed opvangen en verzamelen; nog verder weg kleinere mensjes met lagere dammen en zo gaat het door... tot het wegstroomt naar de zee, wat onvermijdelijk gebeurt, naar de grote oceaan van wereldrijkdom die alles verzamelt en alles teruggeeft.'

Vol verbazing staarde ze hem aan, de man die ternauwernood aan de dood ontsnapt was en die zo vol was van zijn weeldefilosofie dat hij vergeten was hoe dicht hij aan de rand van de eeuwigheid gestaan had en haar hart ging uit naar deze moedige mens.

Maar hij kwam ook weer vlug tot de aarde terug, hij stak de hand in zijn binnenzak en haalde daar een dik boekje uit met een versleten leren kaft. Bijna teder legde hij het op tafel en sloeg het open. Het was een boekje dat al jaren gebruikt werd. Sommige bladzijden waren dicht beschreven, sommige waren losgeraakt en weer zorgvuldig ingeplakt.

'Ik ben je een verklaring schuldig,' zei hij en haalde tussen een paar losse blaadjes uit een foto tevoorschijn. Hij bekeek die even en legde hem toen voor het meisje neer.

Ze hapte naar lucht.

'Maar, dat ben ik!' zei ze en keek hem verbaasd aan. 'Ja, je lijkt er sprekend op.' Hij legde de foto terug, even hield hij de lippen stijf op elkaar. 'Maar je bent het natuurlijk niet; later zul je wel eens horen wie het voorstelt - dat wil zeggen...' Weer glimlachte hij, ... 'als ik niet het slachtoffer word van een na-aper van de overleden Horace...'

'Overleden?' viel ze hem in de rede.

Hij knikte ernstig.

'In zijn cel heeft hij cyaankali ingenomen,' vertelde Kerry. 'De man die hem dit smerige karweitje opdroeg, kan zijn mooi werk nou voortzetten. Hoe laat moet je terug zijn?' vroeg hij plotseling.

'Om twee uur,' vertelde ze en zonder te weten waarom, raakte ze ineens in paniek.

'Het is nu drie uur,' vertelde hij. 'Je hoeft voor vier uur niet terug te zijn.'

'Maar mr. Tack...'

'Ik ben het hoofd van de firma,' glimlachte hij. 'Ik heb Tack en Brighten gekocht... Even voor jij kwam, heb ik de koop telefonisch gesloten. Ik heb de vrijheid genomen je salaris te verhogen tot vijftien pond per week. Zal ik nog een kop koffie voor je bestellen?'

Elsie deed haar mond open om 'Ja' te zeggen, maar er kwam geen geluid. Voor het eerst in haar leven stond ze sprakeloos.