32

Juli 2009

Hij pleegde zijn telefoontjes op de geheime plekken die hij voorheen altijd gebruikte om Emily op te bellen: onder het afdakje bij de rolcontainers of in het lege schuurtje met de loshangende deur. Het was al een hele tijd geleden dat ze had opgenomen als hij belde, en hij besefte terdege dat hij nu alleen nog uit gewoonte probeerde haar te spreken te krijgen. Zelfs als hij erin slaagde een verzoening af te dwingen, zou hun relatie nooit meer zo zuiver en volmaakt zijn als voor zijn avontuurtje met Gemma. Daar had Daniel wel voor gezorgd. Het enige voordeel was dat hij zonder Emily overal naartoe kon waar hij maar wilde. Nu belde hij stiekem naar de mensen van Clearing, de dienst die overgebleven studieplekken op universiteiten koppelden aan studenten die te lage cijfers hadden gehaald voor hun eerste keus of die, zoals hij, op het laatste moment nog een plekje probeerden te regelen. Ze vertelden hem dat ze weinig voor hem konden doen zolang zijn cijfers nog niet bekend waren, maar ze stuurden hem toch vast wat formulieren. Toen Daniel vroeg waarom hij opeens zoveel post kreeg, zei hij dat het bankafschriften waren.

Over een paar weken zou het nieuwe collegejaar al beginnen. Intussen wilde hij dolgraag weg, maar waarnaartoe? Hij was enig kind, net als zijn ouders. Zijn enige nog in leven zijnde grootouder, oma Seaforth, was met haar tweede echtgenoot naar Australië geëmigreerd, waar ze volgens Natalie de hele dag zat te drinken en zonnebaden, tot haar huid eruitzag als ham uit blik: felroze en gevlekt. Het contact met haar was een paar jaar geleden verwaterd. Hij had alleen zijn moeder nog, maar die was niet bepaald in staat hem te ontvangen; de laatste keer dat hij had gebeld had Troy opgenomen en de hiaten ingevuld tussen haar opgewekte verzekeringen dat alles goed ging met haar. Haar nieuwe medicijnen maakten haar ‘gek, harig en dik’, zei Troy: ‘Ze loopt continu te huilen en met deuren te smijten.’

Paul wist dat hij de veilige haven waarnaar hij verlangde niet bij zijn moeder zou vinden. Troy had nog steeds geen baan, want van Natalie mocht hij niets doen waar chemicaliën en afgesloten ruimtes bij kwamen kijken, en met zijn opleiding en ervaring was het binnen die restricties bijna onmogelijk iets te vinden. In elk geval kon Paul zichzelf troosten met de gedachte dat Troy wel erg veel van zijn moeder moest houden, als hij dat allemaal voor haar over had. Heel even speelde hij met het idee te gaat interrailen of vakantie te gaan houden op Ibiza, maar het was niets voor hem om in zijn eentje naar een vreemde plek te gaan en nieuwe vrienden te zoeken. Hij hield zichzelf voor dat het geen zin had om zijn spaargeld aan te spreken, terwijl de universiteit hem alle nieuwe ervaringen zou bieden die hij nodig had. Hij had inmiddels bijna drieduizend pond op de bank staan, in elk geval genoeg om een jaar van te kunnen leven, en in de tijd die hij nog over had kon hij nog zeker vijf- tot zeshonderd pond bijstorten.

Hij probeerde er niet aan te denken wat Daniel zonder hem zou moeten doen. Heel diep vanbinnen, op een bijna onbereikbare plek, voelde hij zich nog steeds schuldig dat hij hem in de steek liet. Nu het eind in zicht was, was zijn kokende woede langzaam maar zeker aan het wegtrekken. Hij was er nog steeds, maar Paul was erin geslaagd hem terug te schroeven tot een hanteerbaar niveau. Daniel was immers al vijf jaar zijn beschermer, en pas een paar weken een bedreiging. Nog steeds gingen ze ’s avonds op pad langs de riviermonding en naar het platteland van Essex om industrieterreinen en straatmeubilair te plunderen. Bij de zeldzame gelegenheden dat Daniel Pauls stilzwijgen opmerkte, schreef hij het toe aan het verlies van Emily en smeet hij met clichés als: ‘Ze was gewoon niet de ware voor je, man.’ Paul concentreerde zich op het werk en het geld, maar was extra voorzichtig nu zijn droom om leraar te worden een stap dichterbij was gekomen.

‘We gaan ons nu ook met lood bezighouden,’ zei Daniel, en om de een of andere reden moest Paul denken aan loodjes aan een vislijn.

‘O?’

‘Het probleem met lood is alleen dat je een team nodig hebt, anders is het niet de moeite waard. Nu nemen we alleen mee wat we kunnen dragen, en daarmee doen we onszelf tekort. Met twee man op het dak en een op de grond kunnen we gemakkelijk het dubbele meenemen.’ Er werd op de deur geklopt. ‘Daar zal je ’m hebben.’

Door het kijkgaatje zag Paul een mager gezicht en een bos rood haar. ‘Hij?’ fluisterde hij ongelovig. ‘Ik heb hem al niet meer gezien sinds…’ De herinnering aan het feestje deed nog steeds pijn.

‘Eerlijk gezegd was ik zijn bestaan alweer vergeten. Laatst was hij tijdens de lunch met mijn vader in de Warrant Officer. Ze staan tegenwoordig samen bij de deur van de Boulevard.’

De Boulevard was de grootste nachtclub aan de kust van Southend; sinds kort draaide Carl de beruchte zaterdagdienst. De uitsmijters van de club stonden bekend om hun corruptie en gewelddadigheid. Zelfs een gespecialiseerde headhunter had geen betere match kunnen bedenken.

‘Ik geloof dat hij een beetje rustiger is geworden sinds hij van school af is. En mijn vader mag hem wel, dus… laten we het een proefperiode noemen. Als hij het niet verkloot, mag hij blijven.’

Hash kwam met grote passen van zijn lange, pezige benen binnen. Hij was sinds de middelbare school niet veel breder geworden, maar hij leek nu compacter en had meer spieren in zijn magere lijf dan veel mannen die twee keer zo fors waren als hij. Diesel gromde, en Paul klopte hem goedkeurend op zijn kop.

‘Dat is pas een echt mannenhuis,’ zei hij met een blik op de drankkoelkast. ‘Is je vader er niet?’

‘Hij is werken,’ zei Daniel. ‘En wij moeten ook aan de slag. Kom, we gaan.’

Ze gingen even langs bij de schroothandel om de opbrengst van de vorige avond af te leveren: een smeedijzeren hek dat ze rechtop tegen een muur hadden aangetroffen. Het was elf uur ’s avonds, maar Gavin was er nog, met zijn beker in zijn hand, en begroette hen nonchalant, alsof het halverwege de middag was. Paul vroeg zich af of hij ooit naar huis ging. Hij kon zich makkelijk voorstellen dat hij in een van de oude badkuipen sliep, in de warme gloed van de straalkachel.

‘Mooi,’ zei Gavin. ‘Dat kan ik wel doorverkopen als herbruikbaar bouwmateriaal. Ik ken een vrouw uit Brentwood die interesse heeft in victoriaanse schoorsteenpotten, dus als je er ergens een paar ziet liggen…’

Hash stelde zich voor aan Gavin, en dat terwijl Daniel hem zelfs na al die bezoekjes nog nooit zijn naam had gegeven. Hij vroeg Gavin ronduit en op luide toon waar hij verder nog belangstelling voor had. Hij had niet helemaal begrepen hoe het werkte met Gavin: dat je nooit rechtstreekse vragen stelde, dat je het subtiel moest aanpakken.

‘Deze jongens vertellen je wel wat je moet weten,’ zei Gavin. Toen Hash even niet keek, vroeg hij geluidloos aan Daniel: ‘Waar heb je hem vandaan?’

‘Wat een vette tent,’ zei Hash toen ze weer in de auto zaten. ‘Hoe heb je die ontdekt?’

‘Via mijn vader,’ zei Daniel.

‘Je vader is echt een coole gast,’ zei Hash. ‘Als ik er een had, zou ik willen dat hij net zo was als hij.’

Hash’ vaderloze familie was zelfs naar de maatstaven van Grays Reach berucht. Naast Hash had zijn ontzagwekkende moeder nog zes dochters, die allemaal haar rode haar hadden geërfd. De genen van hun respectieve vaders waren alleen recessief aanwezig.

‘Heeft hij een vriendin? Want mijn moeder…’

‘Hash, ik probeer mijn aandacht op de weg te houden.’

‘O, oké.’

Witte strepen schoten in Pauls ooghoek voorbij terwijl Daniel Hash op de hoogte stelde van zijn regels voor diefstal. Hij begon met Pauls geboden omtrent verkeersborden en voegde er een paar aan toe die te maken hadden met zijn eigen merkwaardige, willekeurige principes: zo waren katholieke kerken geen probleem omdat de paus een nazi was en alle bisschoppen pedofielen, maar waren gebouwen van de Church of England verboden toegang. Hash hoorde hem geboeid en vol respect aan.

‘Is dat nou echt zo, van die katholieken?’ vroeg hij.

Intussen kwam bij Paul de krankzinnige wensgedachte op dat Hash zijn taak als Daniels voorlezer zou kunnen overnemen. Hij had nog genoeg tijd om een opvolger in te werken voordat hij naar de universiteit vluchtte.

‘Ik zweer het,’ zei Daniel. ‘Ik heb er van alles over gelezen.’

Paul voelde alle hoop wegvloeien. Natuurlijk had Daniel die informatie op dezelfde manier verkregen als al het andere wat hij wist: via een televisiedocumentaire. Om Hash echt te kunnen toelaten tot hun intieme dievenkringetje zouden ze hem de waarheid moeten vertellen over Daniels analfabetisme. Daniel zou er nooit uit zichzelf over beginnen, en Paul peinsde er niet over om hem te verraden.

‘Waarom koop je niet gewoon een navigatiesysteem?’ vroeg Hash. ‘Dan hoef je geen kaart meer te lezen.’

‘Dat is Pauls taak,’ zei Daniel. ‘Hij vindt het leuk om te doen.’

Ze reden door een smalle victoriaanse boog die de hoge spoordijk van een treintunnel doorsneed. Er was maar ruimte voor één auto tegelijk, en volgens het verkeersbord met de rode pijlen hadden zij voorrang op tegemoetkomend verkeer. Aan de andere kant van de brug stopten ze. Paul tuurde in het donker; er was niets te zien, behalve een steile wal. Daniels blik was omhoog gericht; het wit van zijn ogen glansde, zijn pupillen verdwenen bijna onder zijn bovenste oogleden, en hij glimlachte. Paul keek omhoog naar een draad die voor de donkerblauwe hemel langs liep. Er lag een groene gloed over een paal die eruitzag als een verkeerslicht, maar wat deed een verkeerslicht op een…

‘O, nee,’ zei Paul. ‘Nee, man, nee.’

Een paar weken eerder had Gavin gezegd dat spoorseinen een geweldige bron van koperdraad waren, als je tenminste genoeg lef had om het eruit te halen. Paul had even gegoogeld en ontdekt dat een jongen van hun leeftijd in het noorden over zeventig procent van zijn lichaam derdegraads brandwonden had opgelopen toen hij iets dergelijks had geprobeerd. Hij weigerde dan ook ronduit om zoiets te doen.

‘Jawel,’ zei Daniel.

Zonder waarschuwing rende Hash de helling op, schreeuwend als een enthousiaste voetbalsupporter.

‘Hou je kop, Hash,’ zeiden de andere twee in koor. Pas nu hij werd geconfronteerd met Hash’ amateurisme besefte Paul hoe professioneel hij zelf was geworden. Hij klom achter de anderen aan het hek over. Het spoor was een glanzende, gonzende strook metaal. Het was inmiddels twee uur ’s nachts. Paul wist dat de laatste trein naar Shoeburyness ruim twee uur geleden al was weggereden uit Fenchurch Street, en de laatste trein van de kust naar Londen nog eerder, maar toch was het zenuwslopend. Er stond een geel bord met de waarschuwing LEVENSGEVAAR erop, en een afbeelding van een man die werd doorboord door een bliksemschicht. Je hoefde niet te kunnen lezen om te weten wat het betekende, maar hij las het toch maar even voor, niet alleen voor Daniel maar ook voor Hash; de roodharige jongen wipte als een opgewonden kind van de ene voet op de andere. Nu hij er nog eens over nadacht zou het niet eens zo erg zijn als Hash weg werd gezapt. Paul had een prettig visioen van Hash die een gewelddadige dood stierf, echter (heel belangrijk) zonder dat er bloed aan te pas kwam, doordat zijn lichaam door een onvoorspelbare vlamboog door de lucht werd geslingerd.

‘Levensgevaar, m’n hol,’ zei Daniel. ‘Dat geldt alleen voor het spoor. Wij willen alleen maar wat koperdraad uit dat sein jatten. Als we nou de remmen stalen, ja, dan. Maar nu komen er hooguit een paar forensen een beetje later op kantoor. Waarschijnlijk zijn ze ons nog dankbaar ook. Misschien gaan ze dan wel naar huis of lekker de kroeg in.’

‘Kom op, Paul,’ zei Hash. ‘Fijn met de grote jongens meespelen.’

Het was een vertrouwd gevoel voor Paul toen hij boog voor Daniels wil, en hij kon alleen maar hopen dat Hash niet zou denken dat het kwam door iets wat hij had gezegd. Hij hield de zaklantaarn vast terwijl Daniel het deurtje van het seinkastje open wrikte. Zelfs Hash kon waarschijnlijk zien dat Daniel geen idee had waar hij mee bezig was; zonder duidelijk doel voor ogen rukte hij aan de veelkleurige ingewanden van het kastje. Paul voelde een heel lichte trilling onder zijn voeten. Een paar tellen later raasde er een zwarte locomotief voorbij met een hele rij raamloze wagons erachter; het leek wel een spooktrein die de doden vervoerde, en hij reed zo hard en zo dicht langs hen heen dat hun haar wapperde en hun oren tuitten. Alle drie verloren ze op hetzelfde moment hun moed en hun evenwicht, en ze rolden van het spoortalud af; hun armen en benen sloegen tegen elkaar, zodat Paul bont en blauw werd, alsof hij met een ijzeren staaf in elkaar was geslagen.

‘Niet te geloven dat we met lege handen weggaan,’ zeurde Hash toen ze weer op de weg stonden.

‘Een van de belangrijkste dingen aan dit werk is weten wanneer je moet stoppen,’ zei Daniel op neerbuigende toon. ‘Dat heeft mijn vader me geleerd.’

‘Jouw vader is echt een coole gast,’ zei Hash opnieuw. Zijn val had hem niet beroofd van zijn nerveuze energie. De andere twee werden er zelf ook zenuwachtig van. Aan de rand van Grays Reach parkeerden ze de auto op de stoep bij een benzinestation met een garage die de hele nacht open was, en stuurden ze Hash de winkel in om chips en snoep te halen voor als ze terugkwamen.

‘Gaat hij dan met ons mee naar huis?’ vroeg Paul.

‘Echt niet,’ antwoordde Daniel. ‘Ik wacht tot hij binnen is en dan laat ik hem hier achter.’

Maar Hash liep helemaal niet de winkel binnen. Hij bleef staan aan de bestuurderskant van een lege, donkergrijze Peugeot, die blonk alsof hij net uit de showroom kwam, en probeerde de klink. Paul keek vol gefascineerd afgrijzen toe terwijl hij het portier opende, iets uit de auto griste en terugrende naar de Volvo van de jongens, ‘Wegwezen!’ schreeuwend alsof hij een rol speelde in een of andere tv-serie. De straat tolde om hen heen toen Daniel snel de auto keerde; hij scheurde met piepende banden zo hard weg bij het benzinestation dat Paul het gevoel had dat zijn ingewanden onderweg ergens waren achtergebleven.

‘Ik heb een navigatiesysteem voor je, man,’ zei Hash.

‘Weet ik, maar moest dat echt hier?’ vroeg Daniel. Paul kon aan hem merken dat hij zijn woede maar net in bedwang had. ‘Dat is mijn vaste garage! Je schijt toch ook niet op je eigen stoepje?’

‘Hier, voor jou,’ zei Hash, maar de jovialiteit was uit zijn stem verdwenen. Hij gaf het zwarte kastje met de bungelende draad aan Paul. ‘Voor de volgende keer dat we op pad gaan.’

‘De volgende keer? Ik zal je eens wat vertellen. Je hoeft ons niet te bellen, Hash, wij bellen jou wel.’

Eindelijk hield Hash zijn mond. Toen ze terugkwamen in Grays Reach sjokte hij over het pleintje en verdween in een tunneltje tussen twee huizen. Paul vroeg zich af of hij besefte hoezeer hij het had verpest, voor hen allebei.

Boven in bed probeerde Paul wat te lezen, maar de woorden op de bladzijden vloeiden in elkaar over als Chinese tekens. Hij was nog wakker toen Daniel bovenkwam. Diesel sprong van Pauls dekbed op dat van Daniel.

‘Die gast is verdomme een blok aan je been. Dat gedoe met dat navigatiesysteem, waar was hij nou helemaal mee bezig? Hij lijkt wel een klein kind.’

‘Kweeniet,’ zei Paul. ‘Kun je hem niet, zeg maar, opleiden of zo? Stel dat ik een keer niet mee kan?’

‘Hoezo, ga je ergens naartoe dan?’ Paul kon voelen dat Daniel rechtop in bed ging zitten.

‘Nee, natuurlijk niet. Maar stel dat je ergens naartoe wilt rijden, niet om te werken, maar gewoon omdat je met een meisje hebt afgesproken of zo. Je wilt mij er toch niet altijd bij hebben?’

‘O, nee?’ vroeg Daniel.

Zegt hij dat omdat hij wil dat ik meega, of omdat hij tenminste weet waar ik uithang als ik bij hem ben, vroeg Paul zich af.

‘Dan kun je altijd dat navigatiesysteem gebruiken,’ opperde Paul.

‘Ik kan dat ding toch niet programmeren, lul?’ zei Daniel met een mengeling van boosheid en triomfantelijkheid.

‘Daar had ik niet aan gedacht. Sorry, Daniel.’

‘Geeft niks,’ zei Daniel, en hij legde zijn hand op Pauls arm alsof hij een priester was die een zondaar vergaf. Hij haalde zijn hand niet weg, en Paul luisterde naar zijn trager wordende ademhaling en voelde zijn hand steeds zwaarder worden. Pas toen hij zeker wist dat Daniel sliep pakte hij zijn pols vast en legde de hand terug op Daniels blote borst. Hij kon die hand nog steeds voelen; telkens als hij op het punt stond in slaap te vallen, schrok hij wakker omdat hij dacht dat hij werd aangeraakt, maar als hij dan naar Daniel keek, bleken al zijn ledematen nog gewoon te liggen waar ze hoorden.

Paul legde zich erbij neer dat hij weer niet zou slapen. De enige reden dat de situatie nog draaglijk was, de enige reden dat hij nog niet was ingestort, was dat het eind in zicht was. Nog even en hij zat op de universiteit, waar hij een nieuw leven kon beginnen. Die nacht had hij nachtmerries waarin hij gevangenzat in een loden kooi met een laagje koper en aluminium eroverheen.

De verdorde roos
titlepage.xhtml
Deverdorderoos_split_000.xhtml
Deverdorderoos_split_001.xhtml
Deverdorderoos_split_002.xhtml
Deverdorderoos_split_003.xhtml
Deverdorderoos_split_004.xhtml
Deverdorderoos_split_005.xhtml
Deverdorderoos_split_006.xhtml
Deverdorderoos_split_007.xhtml
Deverdorderoos_split_008.xhtml
Deverdorderoos_split_009.xhtml
Deverdorderoos_split_010.xhtml
Deverdorderoos_split_011.xhtml
Deverdorderoos_split_012.xhtml
Deverdorderoos_split_013.xhtml
Deverdorderoos_split_014.xhtml
Deverdorderoos_split_015.xhtml
Deverdorderoos_split_016.xhtml
Deverdorderoos_split_017.xhtml
Deverdorderoos_split_018.xhtml
Deverdorderoos_split_019.xhtml
Deverdorderoos_split_020.xhtml
Deverdorderoos_split_021.xhtml
Deverdorderoos_split_022.xhtml
Deverdorderoos_split_023.xhtml
Deverdorderoos_split_024.xhtml
Deverdorderoos_split_025.xhtml
Deverdorderoos_split_026.xhtml
Deverdorderoos_split_027.xhtml
Deverdorderoos_split_028.xhtml
Deverdorderoos_split_029.xhtml
Deverdorderoos_split_030.xhtml
Deverdorderoos_split_031.xhtml
Deverdorderoos_split_032.xhtml
Deverdorderoos_split_033.xhtml
Deverdorderoos_split_034.xhtml
Deverdorderoos_split_035.xhtml
Deverdorderoos_split_036.xhtml
Deverdorderoos_split_037.xhtml
Deverdorderoos_split_038.xhtml
Deverdorderoos_split_039.xhtml
Deverdorderoos_split_040.xhtml
Deverdorderoos_split_041.xhtml
Deverdorderoos_split_042.xhtml
Deverdorderoos_split_043.xhtml
Deverdorderoos_split_044.xhtml
Deverdorderoos_split_045.xhtml
Deverdorderoos_split_046.xhtml
Deverdorderoos_split_047.xhtml
Deverdorderoos_split_048.xhtml
Deverdorderoos_split_049.xhtml
Deverdorderoos_split_050.xhtml
Deverdorderoos_split_051.xhtml
Deverdorderoos_split_052.xhtml
Deverdorderoos_split_053.xhtml
Deverdorderoos_split_054.xhtml
Deverdorderoos_split_055.xhtml
Deverdorderoos_split_056.xhtml
Deverdorderoos_split_057.xhtml
Deverdorderoos_split_058.xhtml
Deverdorderoos_split_059.xhtml
Deverdorderoos_split_060.xhtml
Deverdorderoos_split_061.xhtml
Deverdorderoos_split_062.xhtml