31
Mei 1989
Shepherd’s Bush was twee postcodes verderop en leek een totaal ander land. Louisa keek door het raam van de bus naar de markt, waar in het dichtstbijzijnde kraampje drie enorme onderbroeken voor vijftig pence werden verkocht. Er stroomden vreemde geuren en geluiden de winkels uit. Hier leek het leven zich op straat af te spelen, en toen ze uitstapte, was ze zich pijnlijk bewust van haar blanke huid, haar alternatieve kleding en bovenal van de stratengids die ze in haar hand had en die duidelijk aangaf dat ze hier vreemd was. Ze verliet de Uxbridge Road en betrad een doolhof van zijstraatjes met aan weerszijden victoriaanse huizen, aanvankelijk imposante herenhuizen, die echter bij elke straathoek een verdieping leken kwijt te raken. Uiteindelijk bereikte ze Cedar Avenue. Anders dan de naam deed vermoeden stonden er geen bomen, alleen twee rijen krappe rijtjeshuizen waarvan de meeste waren afgewerkt met grindpleister, steenstrips of beraping. Nummer tien had een pokdalige gevel, aluminium deuren en ruiten die los leken te hangen in verrotte houten kozijnen. Ze ervoer hetzelfde tedere medeleven als toen ze had ontdekt dat Adam een bijbaantje als schoonmaker had; geen wonder dat hij haar hier niet mee naartoe wilde nemen. Ze nam zich heilig voor haar afkeer niet te laten blijken, hoe erg het er binnen ook uitzag. Maar voorlopig was ze niet van plan naar het huis zelf te gaan. Ze liep een steegje in en zocht haar weg over een overwoekerd karrenspoor, langs stinkende vuilnisbakken, waarbij ze zich liet leiden door de muziek, die afkomstig was uit de…
Nou ja, het was een garage. Ze konden nog zo hard roepen dat het een studio was, maar het lelijke prefabgebouwtje met de ramen zonder glas was gewoon een garage. In de… zou ze zichzelf er ooit toe kunnen zetten het een studio te noemen? Hoe dan ook, op de betonnen vloer waren nog de olievlekken zichtbaar van een auto, en de vage benzinelucht was nog niet weggetrokken.
Ze waren halverwege een liedje, dus werd ze niet uitgebreid begroet; ze moest het doen met een knikje van Adam en een geluidloze uitnodiging van Angie om het zich gemakkelijk te maken. Het was binnen vochtig en stoffig tegelijk, en ze kon nergens anders zitten dan op een ouderwetse leunstoel met een hoge rugleuning waarvan het zitkussen ontbrak. Het was er ook nog eens donker; het enige licht was afkomstig van een industrieel ogende volgspot zonder standaard, waar op de zijkant met dunne witte verf HAMMERSMITH ODEON op was gestencild. Ze probeerden hem telkens op zijn kant te leggen, zodat hij het podium zou verlichten, maar hij rolde elke keer weer terug op de bolle kant. Uiteindelijk lieten ze hem maar gewoon zo liggen, zodat hij als een vulkaan zijn gloed uitspuwde en alleen het plafond – ijzeren golfplaten, dunne houten balken – verlicht werd, terwijl de band in het donker moest spelen.
Adam had tot haar grote ergernis gelijk gehad toen hij zei dat ze niet veel miste. Louisa had zich voorgesteld dat het een soort privévoorstelling speciaal voor haar zou zijn, maar ze hadden nog niet één liedje gespeeld dat ze kende. In plaats daarvan werkten ze aan nieuw materiaal, waarbij ze om de haverklap halverwege ophielden voor technische discussies die Louisa helemaal niets zeiden. Adam en Ciaran hadden een diepgaand meningsverschil over mixen en monitoren: Adam vond dat Ciaran zijn stem wegdrukte en Ciaran hield met groeiend ongeduld vol dat dat juist de bedoeling was van dit nummer: dat de zang zou opgaan in het kabaal. Ben lachte zelfgenoegzaam en gebruikte de pauzes om zijn nagels zwart te lakken. Angie mengde zich zo vaak als ze kon in de discussie en speelde de advocaat van de duivel, maar het was duidelijk een eenzijdig gevecht. Adam was koppiger dan alle anderen bij elkaar, en zo hoorde het ook, vond Louisa, want wat stelden ze zonder hem nog voor? Een songwriter en twee sessiemuzikanten, meer waren ze niet. Ciaran leek letterlijk ineen te krimpen toen Adam hem de grond in boorde. Zijn tengere gestalte verdween in zijn overjas met het borstkuras van buttons. Hij is zachtmoediger dan hij eruitziet achter al die stoere slogans, dacht Louisa, en ze vroeg zich af of hij met zijn afwerende gedrag soms zijn verlegenheid probeerde te compenseren. Hij had haar nog steeds niet recht aangekeken.
‘Goed dan!’ Ciaran stak zijn armen in de lucht. ‘Jij je zin. Zoals gewoonlijk.’
Ze vroeg zich af of de antipathie en de spanning tussen zanger en componist noodzakelijk waren voor het creatieve proces en of hun muziek net zo goed zou zijn als ze aardig zouden zijn tegen elkaar.
Aan de voet van de leunstoel lag een vijver van papiertjes, flyers, kaartjes, fantijdschriften en foto’s. Er waren kaartjes bij van optredens van meer dan een jaar geleden, en een foto van de band op een brandtrap. De andere drie waren in het zwart, terwijl Adam een wit gilet en een witte spijkerbroek droeg. In zo’n outfit hoorde hij er eigenlijk beschamend gewoontjes uit te zien, maar hij slaagde erin het cool te laten lijken. Louisa kon haar ogen niet geloven toen ze zag dat de kostbare aandenkens aan de eerste maanden van het bestaan van de band zo nonchalant verspreid lagen; deze verzameling schreeuwde erom te worden geordend en in een plakboek te worden bewaard. Als de band er zelf niet aan toekwam, wilde zij het wel doen; dat zou een prima manier zijn om hun te laten zien dat ze aan hun kant stond, en misschien zou het ertoe leiden dat ze haar meer bij de band zouden betrekken. Een van de meisjes op de markt verkocht prachtige Indiase notitieboekjes met handgeschept papier en omslagen van gebrocheerd zwart fluweel. Ze had al vaak bij het kraampje staan neuzen, genietend van het ruwe, vezelige papier onder haar vingertoppen, maar ze had nooit geweten waarmee ze zo’n boekje zou moeten vullen. Nu had ze eindelijk iets gevonden wat die bladzijden echt kon sieren. Het zou iets worden wat Adam later aan zijn kinderen kon laten zien – aan hún kinderen, stond ze zichzelf toe te denken. Ze streek de papiertjes glad, vouwde de rafelige randjes netjes om en stopte ze in haar encyclopedie van Bartram om ze plat te drukken. Ze vond ook een stapel videobanden met opnames van liveoptredens; ze wist nog dat Ben een keer had gezegd dat ze iemand moesten zien te vinden met een bandrecorder, die er één geheel van kon maken. Ook dat zou zij kunnen doen; ze hadden een VHS-recorder in de woonkamer waarmee je videobanden kon overzetten. De banden pasten net in haar plunjezak.
Adams semafoon begon te piepen, eerst langzaam, maar toen steeds sneller en vasthoudender.
‘O, Adam, hoe vaak hebben we je nu al gevraagd om dat ding tijdens de repetities uit te zetten?’ vroeg Ciaran smekend. Adam negeerde hem en deed alsof hij zijn basgitaar stemde. Zijn mondhoeken krulden op; hij genoot van Ciarans groeiende ergernis. Uiteindelijk pakte Ben de semafoon. Hij las het bericht, keek Adam aan en vroeg: ‘Zij weer?’
Meteen was de knoop in Louisa’s buik weer terug, alsof hij nooit was weg geweest. Het was verontrustend te merken hoe dicht het oude wantrouwen zich onder de oppervlakte bevond. Ze bestudeerde Adam, op zoek naar tekenen van schuldbewustheid, maar zag alleen dat zijn gezicht uitdrukkingsloos werd.
Eindelijk was Ciarans geduld op. ‘Kun je de leden van je harem alsjeblieft vragen je tijdens de repetities met rust te laten?’ snauwde hij, alsof Louisa er niet was, of misschien juist omdat ze er wél was.
Met hoogstwaarschijnlijk opzettelijk trage pas liep Adam naar de vensterbank waar zijn semafoon op lag. Hij ging dichter bij het voetlicht staan, zodat hij het bericht beter kon lezen, en opeens knipperde hij met zijn ogen en slikte moeizaam.
‘Wat is er nou weer?’ vroeg Ciaran. ‘Heb je weer iemand zwanger gemaakt? Iemand sief gegeven?’
‘Hou je kop,’ zei Adam. Hij haalde een felgroene telefoonkaart uit zijn jaszak en boog hem een paar keer, alsof hij probeerde te besluiten of hij hem moest gebruiken.
‘Wat is er, Adam?’ vroeg Louisa vanaf haar plek in de schaduw.
Hij gaf antwoord zonder haar aan te kijken. ‘Ik ben zo terug.’ Louisa wilde opstaan, maar hij zei: ‘In mijn eentje gaat het sneller.’
Angie en Ben wierpen haar een paar nerveuze, meelevende blikken toe, maar zeiden niets, en dat was maar goed ook, want haar stem zou het hebben begeven als ze had moeten antwoorden. Ze trok haar knieën op tot onder haar kin en luisterde naar de anderen, die wat prutsten met een riffje alsof er niets aan de hand was. Het leek uren te duren voor Adam terugkwam. Toen hij eindelijk kwam opdagen, zag hij eruit als een geest; zijn gezicht was asgrauw. Hij was ondoorgrondelijker dan ooit, maar zijn gezicht stond niet meer zo zorgvuldig nietszeggend als voorheen. Dat was zelfs voor Ben genoeg om de ironie volledig achterwege te laten.
‘Jezus, Adam, wat is er gebeurd?’
‘Niks,’ zei hij in de microfoon, waarop hij achteruitdeinsde alsof hij ervan schrok. ‘Tenminste, niks belangrijks,’ zei hij, deze keer met onversterkte stem. ‘Mijn vader is vanochtend overleden.’
Louisa stond op. Alle drie de bandleden staken hun armen naar hem uit, wisselden identieke blikken van ontzetting en lieten ze weer zakken.
‘Adam, we hoeven niet door te gaan als…’ begon Ciaran met een stem die was doordrenkt met medelijden en iets anders – schuldgevoel omdat hij zulke gemene dingen had gezegd, ongetwijfeld. Adam keek hem zo fel aan dat Louisa even oprecht bang was dat hij hem een klap zou geven, en Ciaran deed een stap naar achteren.
‘Ik zei het toch: niks om je zorgen over te maken,’ zei Adam. ‘Ik wil gewoon zingen. Kom op. Waar waren we gebleven? We hebben niet de hele dag de tijd.’ En hij begon te zingen, met een stem die niet één keer haperde. Als je je ogen dichtdeed, zou je nooit kunnen vermoeden dat er iets was gebeurd; hij klonk loepzuiver. Pas als je naar zijn gezicht keek en die afschuwelijke, lege blik zag, wist je dat er iets mis was.
Naderhand gingen ze niet naar zijn kamer; hij wilde met haar mee naar huis. Het gaf haar een voldaan gevoel dat hij haar op zo’n moeilijk moment nodig had.
‘Wanneer wordt hij begraven?’ vroeg ze. ‘Wil je dat ik met je meega?’
‘Doet er niet toe, ik ga toch niet.’
‘O, Adam.’
‘Waarom doe je zo bezorgd? Ik heb hem al vier jaar niet meer gezien, ik was niet van plan ooit nog bij hem langs te gaan, dus wat is er sinds vanochtend veranderd?’
Opeens zag Louisa zichzelf, Miranda en Leah op de begrafenis van haar eigen vader, helemaal in het zwart en huilend achter hun voiles. Bij de gedachte alleen al sprongen de tranen haar in de ogen, en ze hoopte maar dat het geen voorgevoel was. Elvira kende zo’n vrouw, die sterfgevallen zag aankomen. Misschien werd ze wel helderziend.
‘Maar wil je er dan niet naartoe voor je moeder? Ze zal je hard nodig hebben. Ze kan weer deel gaan uitmaken van je leven, nu hij niet meer in de weg staat.’
‘Ze heeft jaren geleden haar keus al gemaakt tussen hem en mij,’ zei Adam. ‘Wat mij betreft kan ze naar de hel lopen. Of naar de hemel. Kijk niet zo naar me, het komt heus wel goed met haar. Hij houdt vast een plaatsje voor haar vrij.’