2

April 1989

Louisa’s slaapkamer bevond zich op de begane grond aan de achterkant van haar ouderlijk huis, met de garage aan de ene kant en het steegje aan de andere. Openslaande tuindeuren gaven toegang tot een kaal binnenplaatsje, waardoor de kamer een nogal ondergrondse sfeer uitademde.

‘Ik snap niet dat je daar kunt slapen,’ zei Miranda, die in de kamer tegenover die van hun ouders sliep. ‘Zo’n eind bij ons allemaal vandaan.’

‘Daarom juist,’ zei Louisa.

Toegegeven, als er een indringer over de muur van het steegje klom, het alarm te slim af was en de stalen voordeur wist te forceren, zou zij als eerste de bijl in haar schedel voelen, maar dat was een risico dat ze bereid was te nemen als dat betekende dat ze haar muziek hard kon zetten en de douche op de begane grond voor zichzelf had. De slaapkamer op de begane grond had zijn eigen verklikkersysteem: als ze hoorde dat de poort werd opengeduwd of dat de auto achteruit in de garage werd gezet, had ze altijd genoeg tijd om haar gasten de deur uit te werken voor de sleutel in het slot werd gestoken. Haar half geloken ogen en de felle blosjes op haar wangen verleenden haar schoonheid iets koortsachtigs waar een bepaald soort jongens, gevoelige types op de rand van volwassenheid, moeilijk weerstand aan kon bieden. Hoeveel waren er inmiddels al op kousenvoeten door het met kinderkopjes geplaveide zijsteegje weggeslopen? Al even onopgemerkt kon ze stiekem wegglippen naar feestjes – de beste begonnen toch pas leuk te worden als de anderen allemaal al in bed lagen – en pas tegen het ochtendgloren terugkeren. Louisa’s ouders gingen prat op hun moderne toegeeflijkheid, iets wat ze zorgvuldig in stand hield door haar kleinste frivoliteiten openlijk met hen te delen, maar alles te verbergen waarvan ze wist dat het hun oprecht zorgen zou baren. De truc was om voor jezelf te besluiten waar de grens lag en vervolgens met iets te komen wat die grens ruim overschreed, zodat je, als ze uiteindelijk toegaven, precies uitkwam waar je wilde.

Ze kromp nog steeds ineen als ze terugdacht aan de dreiging die zich had aangediend toen haar vader een paar maanden geleden, rond haar achttiende verjaardag, had voorgesteld de slaapkamer op de begane grond in te richten als fitnessruimte en Louisa de logeerkamer te geven. Het vooruitzicht te moeten verhuizen naar het hart van het huis joeg haar de stuipen op het lijf en hield haar uit haar slaap, juist toen ze zich eigenlijk op haar eindexamen moest concentreren. Enkele maanden nodeloos gepieker later besloot Nick Trevelyan zijn geld te besteden aan een entertainmentsysteem met surroundsound van Bang & Olufsen, en waren Leah en hij lid geworden van een dure privésportschool in de buurt van Olympia, waar ze onder toeziend oog van persoonlijke trainers met gewichten konden oefenen en baantjes konden trekken in het overdekte zoutwaterzwembad. Het was een gezinslidmaatschap, wat inhield dat ook hun dochters zo vaak als ze wilden naar de sportschool konden. Miranda, die hun ouders in alles nadeed, van geneeskunde studeren aan de UCL tot The Guardian lezen bij het ontbijt, was meteen verkocht. Ze zei altijd dat ze ‘in training’ was, alsof ze zich voorbereidde op de Olympische Spelen van Barcelona. Louisa weigerde mee te gaan, al zag ze heus wel hoe indrukwekkend het resultaat was: het was alsof iemand Miranda in een korset had geregen en elke week de veters een beetje strakker aantrok. Niet dat Louisa principieel tegen sporten was. Alleen had het iets heel onnatuurlijks en vreemds om op een apparaat heel hard te rennen zonder vooruit te komen.

Aan de ontbijttafel strooiden de drie anderen zemelen over hun zorgvuldig afgewogen porties muesli; ze voelde hoe hun blikken zich in haar achterhoofd boorden terwijl zij een ei stond te bakken in boter. De laatste tijd kleedden ze zich ook nog eens hetzelfde; allemaal droegen ze een lichtgrijs joggingpak met het logo van de sportschool achterop. De kleren gingen naadloos op in het kleurenpalet dat consequent in het hele huis was doorgevoerd, van de voordeur tot aan haar vaders werkkamer op zolder: witte wanden en vloerbedekking, met meubels in zachte grijs- en pasteltinten. Het was alsof je in een overbelichte foto woonde, en Louisa voelde zich er een zonderling, een speling van het duister, met haar zwarte, rode en paarse kleding.

Ze wilde haar slaapkamer schilderen. Aan Portobello Road gaf ze vijf pond uit aan een bijna vol blik zwarte verf, wat bladgoud en twee halve rollen donkerpaars fluweelbehang met een prachtige, dikke bovenlaag waar je vingertoppen helemaal in wegzakten. Het lag allemaal nog in de la onder haar bed, bij haar alambiek en haar distilleerkolf, haar zorgvuldig geëtiketteerde fiooltjes en flesjes, haar boeken en haar seksspeeltjes. Als ze de muren zou schilderen en behangen terwijl ze allemaal naar hun werk of naar de sportschool waren, hoe lang zou het dan duren voordat ze het überhaupt zouden merken? Alleen de werkster (en natuurlijk de bezoekers die ze zelf uitnodigde) kwam ooit in haar kamer.

Het zou natuurlijk het beste zijn als ze het met Leahs zegen deed, maar ze had al haar onderhandelings- en overtuigingskracht gespendeerd om haar ouders ervan te overtuigen dat ze de juiste beslissing had genomen door het baantje in Kensington Market aan te nemen. Ze was na haar eindexamen niet naar de universiteit gegaan, en haar ouders bevonden zich nog in het stadium waarin ze deden alsof ze het begrepen. Het was een ongemakkelijk gesprek geworden, zonder de gebruikelijke grappenmakerij. Deze keer probeerde Louisa een grens uit waarvan ze wist dat die muurvast lag. Het was min of meer gegaan zoals ze had verwacht: binnen twee minuten hadden ze het hele spectrum doorlopen, van onbegrip tot spotternij, met een tussenstop bij afkeuring.

‘Ga je echt achter een marktkraam werken?’ had Leah gevraagd.

‘Je zei toch dat ik iets moest doen met mijn leven?’

‘Iets nuttigs, ja. We hadden gehoopt dat je zou gaan studeren, of op zijn minst zou gaan reizen. Tot nu toe lijk je je zakgeld vooral te hebben gebruikt om je een stuk in de kraag te zuipen.’

‘Ik heb wel genoeg gestudeerd. Wat ik vooral nodig heb is levenservaring. Ik ben niet academisch ingesteld, zoals jullie en Miranda. Ik wil gewoon… Ach, weet ik veel.’ Ze keek om zich heen, op zoek naar steun. Miranda zat met opgetrokken benen en een gigantisch studieboek op schoot op de papasanstoel. Het bamboe piepte toen ze zich half omdraaide om iets te zeggen. ‘Mam, ik had toch ook een bijbaantje toen ik achttien was? Bij de apotheek, weet je nog?’

‘Dat was anders,’ zei Leah. ‘Dat was relevant.’

Nick zei: ‘Maar er is helemaal geen markt in Kensington. Of is er soms een op een van de pleinen?’

‘Het is een overdekte markt,’ zei Miranda. ‘Dat grote gebouw op de hoek tegenover Barkers.’

‘Ik kan niet zeggen dat het me ooit is opgevallen. Wat verkopen ze daar, groente en fruit?’

‘Nee, pap. Ze verkopen er alternatieve kleren en muziek en sieraden en zo.’

‘O!’ Hij richtte zijn aandacht weer op Louisa. ‘En wat ga je dan verkopen?’

‘Oliën.’

‘Olie? Olijfolie, bedoel je?’ vroeg Nick. ‘Maar je zei toch dat het geen voedselmarkt was?’

‘Oliënnnn.’ Ze benadrukte het meervoud.

‘Maar schat, je kunt niet eens koken,’ zei haar moeder.

Dat stak Louisa, die zichzelf graag beschouwde als een veelzijdig, creatief iemand die gewoon nog niet het juiste medium had gevonden. ‘Essentiële oliën,’ zei ze overdreven geduldig. ‘Aromatherapie. Plantenextracten met een helende werking. Je weet wel: lavendel helpt je te ontspannen, scharlei werkt stimulerend…’

‘O, helende oliën,’ zei Nick. ‘Net zoiets als die vibrerende kristallen, zeker.’ Nu zaten ze haar uit te lachen; Louisa voelde de woede in zich opwellen. Voor de zoveelste keer wenste ze dat ze hun nooit over de kristallen had verteld. Achteraf leken haar overtuigingen inderdaad een tikkeltje dwaas, maar ze was toen pas veertien geweest, en het was heel oneerlijk van hen dat ze een gebeurtenis van vier jaar geleden telkens weer oprakelden. Niet voor het eerst verlangde ze naar een gezin waarin gewoon ruzie werd gemaakt in plaats van dat er de draak met haar werd gestoken; dat was het enige waar ze echt niet tegen kon.

‘Laat haar nou eens met rust,’ zei Miranda. ‘Het klinkt best fijn. Veel lekkerder dan een luchtverfrisser. En veel beter voor de ozonlaag.’

‘Maar daar gaat het nou juist om,’ zei Louisa. ‘Het zijn niet zomaar lekkere geurtjes. Er is overtuigend bewijs dat…’ Ze beet op haar tong. Ze had het b-woord beter niet kunnen gebruiken.

‘Dat nummer van de Lancet heb ik kennelijk gemist,’ zei Nick. ‘Of is het gepubliceerd in een ander medisch vakblad, waar ik geen abonnement op heb?’ Louisa dacht: nog even en een van hen gebruikt het woord ‘empirisch’, en dan word ik pas echt boos. ‘Louisa, hoe vaak hebben we het hier nu al over gehad? Tenzij zulke theorieën worden ondersteund door empirisch onderzoek, is het allemaal alleen maar slangenolie.’

‘Jullie wijzen altijd meteen alles van de hand wat ook maar een beetje alternatief is…’

‘Het heet geen alternatieve geneeskunde omdat het een volwaardig alternatief is voor echte geneeskunde. Geloof me, als het werkte zou ik het heus wel voorschrijven. Ik meen het, Louisa. Ik heb al te vaak meegemaakt dat een patiënt al zijn spaargeld spendeerde aan een of andere kwakzalver die beloofde dat hij hem met de een of andere vage behandeling het eeuwige leven kon schenken.’

‘Ach, krijg toch de pest!’ schreeuwde Louisa, en ze liep de kamer uit, wensend dat er een deur was die ze dicht kon smijten, boos op haar ouders omdat ze voor elkaar hadden gekregen dat ze haar eigen argumenten ondergroef.

‘Het is gewoon weer een bevlieging van haar, net als homeopathie en Boeddhisme,’ hoorde ze haar moeder zeggen.

Nick snoof. ‘Deze keer zit er een baan aan vast, dus het zal binnen een maand wel overwaaien. De nieuwigheid is er zo af als ze beseft dat ze elke dag vroeg moet opstaan om naar haar werk te gaan.’

Het was een pyrrusoverwinning, met haar trots als slachtoffer. Zo stilletjes als maar mogelijk was met haar zware schoenen liep ze de trap af, waarna ze de anderhalve kilometer naar de markt liep om, zoals ze van het begin af aan van plan was geweest, tegen Elvira te zeggen dat ze de volgende dag kon beginnen.

Louisa vond het heerlijk waar ze woonde: de zijstraten van Gloucester Road waar hoge, brede edwardiaanse villa’s werden afgewisseld met schattige rijtjeshuisjes. Als klein kind stelde ze zich altijd voor dat de straten, met al die patisseriekleuren en krulpatronen, van gebak waren; de contrasterende tinten van het metselwerk leken wel een mengeling van witte en melkchocolade, de overdadige stenen krullen zagen eruit als opgespoten glazuur. De cottages en tot woningen verbouwde stallen aan de voet van de villa’s waren geschilderd in zoete fondantkleuren. Als ze door haar wijk liep, kreeg ze zin in suikergoed.

Kensington Market was een vijf verdiepingen tellende doolhof vol smalle trappen, kronkelende gangen en kraampjes met zwarte wanden – half kerker, half disco. Als je er binnenging, was het alsof je afdaalde naar de hel, maar dan in positieve zin. Elvira’s kraam bevond zich op een entresol tussen een tattooshop en een winkeltje waar vintagekleding werd verkocht. Aan het eind van de gang, vlak bij de branddeur, was een felgele muurschildering waarop zwarte mannen in gangsterkostuum hun kaartspelletje lieten voor wat het was en gingen dansen; als je ernaar keek, kon je de jazzmuziek bijna horen.

Op de middelbare school, toen Elvira nog Eleanor heette, had ze bij Miranda in de klas gezeten, maar in die tijd waren Louisa en zij nog geen vrienden. Twee jaar nadat ze van school was gegaan, zat Louisa in de eindexamenklas en kwamen ze elkaar af en toe tegen in pubs en clubs. Zelfs te midden van alle zonderlingen die de markt bevolkten was Elvira een opvallende verschijning, met haar haarextensies tot aan haar middel, haar neuspiercings en haar geschilderde sluier: elke dag tekende ze een spinnenweb rondom haar ogen en neus met dezelfde vloeibare eyeliner waarmee ze haar ronde Engelse ogen veranderde in Egyptische kattenogen. Ze runde drie kraampjes op de markt, en de kraam waar Louisa verantwoordelijk voor zou worden heette Volatile Oils. Hij was ingericht als een tabakszaak op het Europese vasteland, met voor haar op een piepklein tafeltje een paar pakjes henna en wierookstaafjes, en achter haar en aan weerszijden hoge kasten met dicht op elkaar geplaatste schappen waarop de oliën uitgestald waren; als klanten iets wilden, moesten ze er dan ook om vragen. De makkelijkst bereikbare oliën waren de populairste: inferieure, bederfelijke producten die waren vermengd met druivenpitolie. De echte schatten stonden op het bovenste schap: dure, zeldzame biologische oliën in donkerblauwe fiooltjes die blonken als saffieren. Binnen een week kon ze ze allemaal blindelings identificeren; binnen twee weken had ze zelf een mengsel van lavendel, oranjebloesem en patchoeli in elkaar geflanst waarvan ze in zo’n diepe slaap viel dat ze twee keer te laat op haar werk kwam. De meeste klanten waren toeristen. Louisa vermoedde dat de meeste de oliën zouden laten wegrotten in rugzakken of in jeugdherbergen zouden laten staan, al zouden ze de eerste paar jaar meteen aan hun reis naar Londen moeten denken wanneer ze de geur van wierook of rozemarijn opvingen. Ze ervoer een welhaast religieuze euforie wanneer ze een klant ervan wist te overtuigen dat hij aan zuivere rozenolie of citroenmelisse-extract meer geld moest uitgeven dan hij voor mogelijk had gehouden. Ze vond het heerlijk om iemand een aardewerken oliebrandertje te verkopen en voor te doen hoe hij de olie op een laagje door het theelichtje verwarmd water moest druppelen, zodat die smeulde, maar niet siste.

‘Dit is allemaal wel een beetje meer dan van je wordt verwacht,’ zei Elvira, toen ze haar in Bartrams Encyclopedia of Herbal Medicine zag lezen. Louisa schaamde zich er bijna voor om aan Elvira te laten merken hoe serieus ze het allemaal opvatte.

‘Zo heb ik tenminste iets te doen als er geen klanten zijn,’ zei ze.

‘Mij hoor je niet klagen. Afgelopen zondag heb je driehonderd pond omgezet.’

Louisa raakte gesteld op het ritme van haar dagen: het stille uurtje aan het begin van de dag voordat de eerste klanten kwamen, het glas cider dat ze na het werk samen met de andere kraamhouders ging drinken bij de Milk Bar of bij Henry Afrika. Haar lunchpauze koesterde ze nog het meest. Die uurtjes bracht ze alleen door in de Roof Gardens, de tuinen op het dak van het oude Derry and Tom-warenhuis. Pas als je hoog boven de stad en het waas van vervuiling stond en naar beneden keek, viel het je op hoe zelden de mensen naar boven keken. Er waren drie verschillende tuinen. Het verrassend magere stroompje toeristen dat de weg naar boven wist te vinden, concentreerde zich meestal op de echte publiekstrekkers: de Spaanse tuin met zijn roze muren, rijen palmbomen en Moorse geometrische patronen, of de Engelse landschapstuin met zijn vijvers en vogels. De meeste mensen liepen alleen door de ommuurde tudortuin heen om bij het balkon te komen dat uitzicht bood over het Brompton Oratory en de treinen, die als rupsen door de ondiepe kloof van de Circle line bij station High Street Kensington kropen op weg naar Battersea Power Station in de verte. Louisa vond de tuin zelf echter ook zeer de moeite waard. Natuurlijk kon hij onmogelijk authentiek zijn – hij lag immers op het dak van een art-decogebouw – maar de gerimpelde muren waarin de geur bleef hangen van de lavendel die in de ondiepe borders groeide, en de in visgraatmotief gelegde stenen onder haar voeten, gaven haar het gevoel dat ze een ander tijdperk, een andere plek betrad. Fel als een kat verdedigde ze haar territorium; ze glipte Derry Street in zonder tegen iemand te zeggen waar ze naartoe ging. Altijd was ze bang een van de andere kraamhouders tegen te komen, of erger nog, een onenightstand die geen nee wilde horen en hele dagen op de markt rondhing. Jammer toch dat jongens op slag minder aantrekkelijk werden zodra ze geen vreemden meer voor haar waren. Dat vertelde ze hun altijd meteen aan het begin. Ze snapten het alleen nooit.

Met een soort antropologische belangstelling sloeg ze de ontluikende relatie gaande van Matty de tatoeëerder en Roberta, de Italiaanse rockabilly die in het cafeetje op de markt werkte. Louisa hield Matty’s kraam in de gaten als hij even koffie ging halen, wat bijna elk uur gebeurde, en in ruil voor haar hulp bij hun romance bood hij aan een paar piercings bij haar te zetten. Ze riepen Louisa’s rechteroor uit tot hun gezamenlijke project, en Matty hing er zoveel zilveren ringetjes in als hij er kwijt kon.

Haar ouders stonden ergerlijk toegeeflijk tegenover de vele piercings; de korsetten, het blauwe haar en de choker van zwart leer met een ondubbelzinnig, anatomisch correct, zilveren vruchtbaarheidssymbool eraan lokten ook al geen commentaar uit. Pas nadat alles was gebeurd, toen ze saaie, kleurloze kleding ging dragen, haar gezicht schoon boende en haar haar weer gewoon bruin liet worden, begonnen ze zich zorgen te maken over het uiterlijk van hun jongste dochter. Maar dat was na de liefde, na de dood, en tegen die tijd konden zij noch iemand anders nog iets voor haar doen.

De verdorde roos
titlepage.xhtml
Deverdorderoos_split_000.xhtml
Deverdorderoos_split_001.xhtml
Deverdorderoos_split_002.xhtml
Deverdorderoos_split_003.xhtml
Deverdorderoos_split_004.xhtml
Deverdorderoos_split_005.xhtml
Deverdorderoos_split_006.xhtml
Deverdorderoos_split_007.xhtml
Deverdorderoos_split_008.xhtml
Deverdorderoos_split_009.xhtml
Deverdorderoos_split_010.xhtml
Deverdorderoos_split_011.xhtml
Deverdorderoos_split_012.xhtml
Deverdorderoos_split_013.xhtml
Deverdorderoos_split_014.xhtml
Deverdorderoos_split_015.xhtml
Deverdorderoos_split_016.xhtml
Deverdorderoos_split_017.xhtml
Deverdorderoos_split_018.xhtml
Deverdorderoos_split_019.xhtml
Deverdorderoos_split_020.xhtml
Deverdorderoos_split_021.xhtml
Deverdorderoos_split_022.xhtml
Deverdorderoos_split_023.xhtml
Deverdorderoos_split_024.xhtml
Deverdorderoos_split_025.xhtml
Deverdorderoos_split_026.xhtml
Deverdorderoos_split_027.xhtml
Deverdorderoos_split_028.xhtml
Deverdorderoos_split_029.xhtml
Deverdorderoos_split_030.xhtml
Deverdorderoos_split_031.xhtml
Deverdorderoos_split_032.xhtml
Deverdorderoos_split_033.xhtml
Deverdorderoos_split_034.xhtml
Deverdorderoos_split_035.xhtml
Deverdorderoos_split_036.xhtml
Deverdorderoos_split_037.xhtml
Deverdorderoos_split_038.xhtml
Deverdorderoos_split_039.xhtml
Deverdorderoos_split_040.xhtml
Deverdorderoos_split_041.xhtml
Deverdorderoos_split_042.xhtml
Deverdorderoos_split_043.xhtml
Deverdorderoos_split_044.xhtml
Deverdorderoos_split_045.xhtml
Deverdorderoos_split_046.xhtml
Deverdorderoos_split_047.xhtml
Deverdorderoos_split_048.xhtml
Deverdorderoos_split_049.xhtml
Deverdorderoos_split_050.xhtml
Deverdorderoos_split_051.xhtml
Deverdorderoos_split_052.xhtml
Deverdorderoos_split_053.xhtml
Deverdorderoos_split_054.xhtml
Deverdorderoos_split_055.xhtml
Deverdorderoos_split_056.xhtml
Deverdorderoos_split_057.xhtml
Deverdorderoos_split_058.xhtml
Deverdorderoos_split_059.xhtml
Deverdorderoos_split_060.xhtml
Deverdorderoos_split_061.xhtml
Deverdorderoos_split_062.xhtml