TWEEDE SESSIE
waarin Maus een ster wordt opgezet,
de rechters bang worden dat ze opgaan
in een bloedend dennenbos en
de schuld een Engels pak krijgt aangemeten
Vertelt u eens, toen u met zijn drieën de living binnenkwam
Living? Op de vloer van die zelfde kamer is hij in elkaar gestort en niet meer wakker geworden!
Dat gebeurde pas een week later, u verliest de juiste volgorde weer uit het oog. Tijdens uw bezoek was Douglas D. nog springlevend, waar of niet?
Al te waar! Hij sprong als een bezetene heen en weer van het ene raam naar het andere, er waren er drie, en wees daarbij naar buiten van kijk eens hier en kijk eens daar en hoe mooi is dit en hoe mooi is dat. En hij had gelijk, het was ronduit schitterend, al die lichtjes in de huizen en op de snelweg en al die sterren daarboven. Het is dat u me er voortdurend op aankijkt anders zou ik zeggen: net Kerstmis. 'Jammer hè,' zei Douglas, 'dat je je uitzicht aan niemand na kunt laten, anders nam ik het morgen nog op in mijn testament en ging alles naar jou.' Daarop rekte hij zich naar voren en stak zijn hand uit om alvast een ster voor mij uit de lucht te plukken: 'Voor op je hoofd.' Maar een ster is geen grijpstuiver en alle ramen zaten potdicht dus de scherven rinkelden gewoon om ons heen. 'Wat gebeurt daar?' gilde Teddy uit de keuken waar de afwas nog steeds niet af was. 'Niks bijzonders!' brulde Douglas terug, 'er reed alleen een arrenslee met belletjes voorbij.' 'In de lucht zeker,' riep Teddy. 'Zo is het!' brulde Douglas terug, 'daar zijn het arrensleden voor.' En toen Teddy weer: 'Je hoeft niet zo te brullen, ik ben niet doof.' Toen kwam er zomaar een versje bij me op, het staat in De dove dame van Leonora Carrington. Ik ging pal voor Douglas' neus staan en zei het op:
Ik beweeg niet terwijl jij draait in 't rond
Ik sta naar je te kijken en houd mijn mond
Hoed wordt ceintuur bij ver genoeg buigen
Nieuwe hoeden bloeien op
Oude vallen in duigen
Al heb je geen benen
je draait kreupel en log
Ik lijk te bewegen maar dat is bedrog
Rara wie ben ik toch
Douglas, vroeg ik, wie is dat volgens jou? Douglas begreep er geen
snars van. Er valt ook geen snars van te begrijpen maar ik had de
oplossing onthouden. 'De poolster,' zei ik, want die was het. Hij
trok een gezicht alsof ik de poolster ter plaatse van zijn punten
had beroofd, zó teleurgesteld dat ik er bang van werd.
Waarom bang?
Dat hij me iets aan zou doen, het hing als het ware in de lucht.
Deed hij dat?
Dat is maar hoe je het bekijkt. Met een wrang lachje en een bepaalde blik op mijn benen vroeg hij me de hele kamer door te lopen. Klikklak, klikklak deden mijn laarsjes op het gladde parket. Alweer die doodsklok, misschien beluisterde hij dat ook, in ieder geval hij werd razend. 'Keer je om,' zei hij. Ik zeg: 'Commandeer je hond en blaf zelf.' Hij zegt: 'Je was mijn hond toch, ben je dat vergeten?' met zo'n hele zachte stem. Toen was ik direct weer voor de bijl en keerde me vliegensvlug om. Hij zegt: 'Is jouw gedraai kreupel en log?'Ik schudde mijn hoofd. 'Allicht,' zei hij, 'je hebt een paar gezonde benen aan je lijf, al heb je geen benen is dus waanzin. Kreupel en log draaien bij uitstek degenen waar de benen vanaf zijn of bezeerd, tenzij je toevallig tot de orde der carrousels behoort en dat is niet te hopen.'
Kunt u verklaren hoe hij bij die carrousels kwam?
Hij was in april in Neurenberg geweest, heeft me nog een kaart gestuurd.
In Neurenberg? Waarom in Neurenberg? We nemen niet aan dat hij daar was om houten speelgoed in te slaan. Of Lebekuchen.
Nee, voor zijn Leica, in Neurenberg staan de Leica-fabrieken. Hij had een Leica waar een schroefje aan ontbrak. Dat kon hij nergens krijgen, dat wil zeggen hij kon wel schroefjes krijgen maar niet het originele en hij vond dat je een Leica geen lichaamsvreemd schroefje aan kon doen. Dan was het geen Leica meer. Zo was hij met alles. Om zijn Bugatti te restaureren heeft hij de hele wereld afgereisd. En geef hem eens ongelijk. Ik wil niet beweren dat een rokje een fototoestel of een auto is, maar als er gaatjes in zijden rokjes zitten ga je die ook niet stoppen met poetskatoen of Scheepjeswol.
Wat heeft dat met die carrousels te maken?
Alles maar daar was ik nog niet, u racet en dendert maar voort alsof hoofd- en bijzaken van nature vastliggen. Dat stemt niet overeen met de werkelijkheid.
Zoiets moet u nodig zeggen, u die voortdurend om de werkelijkheid heen draait als een kat om de hete brij.
Dat is niet waar, de werkelijkheid draait om mij heen, ik word erdoor omsingeld. Als dat niet zo was had ik al lang verteld wat er die avond is gebeurd, recht voor zijn raap. Geen kunst aan.
Niets let u om dat alsnog te doen.
Maar er is die avond niets gebeurd, ik zou tenminste niet weten wat.
En een carrousel, is dat een gebeurtenis?
Als hij je nekt waarschijnlijk wel.
Hoezo nekt? Wij dachten dat u een doorgewinterde kermisklant was.
Ja maar Douglas niet. In Neurenberg had hij een zogenaamde Ehe-Karussel gezien. Dat is een soort beeldhouwwerk in de rondte dat het hele huwelijksleven uitbeeldt. Eerst schijn je prachtige jonge lichamen te zien in een innige omhelzing en gaandeweg raken die dan steeds meer in verval om moederziel alleen te eindigen als gerimpeld hangbuikzwijntje, alles poedelnaakt. Hij was daar helemaal upset van al maandenlang en kwam er steeds weer op terug, 'Das Ehe-Karussel zal me nekken,' zei hij dan, 'want oud worden we allemaal.'
Maar ik was eigenlijk nog niet klaar met ons conflict. Toen hij dat gezegd had van die benen, beging ik de stommiteit om te zeggen: 'Je moet zoiets natuurlijk wel in zijn context zien.' 'Wat nou context!' schreeuwde hij uit, 'contexten bestaan niet, evenmin als medemensen of medeplichtigen, dat zijn louter words, words en nog eens words! Ieders mond loopt hier over van gelijkheid en broederschap maar niet zodra krijgen ze de kans of ze wijzen onmiddellijk een primus inter pares aan, zelfs in een tekst. Jij gaat door voor een rokjesspecialist maar heb jij het ooit over medeweefsel of medeplooi? Nee, je kijkt wel uit. Val me dan ook niet lastig met zulke malligheden. En die hoed die in een ceintuur verandert, het zal wel weer heel gedurfd zijn maar ik vind het obsceen.'
Legde hij uit wat hij er obsceen aan vond?
Nee, sommige mensen vinden elke hoed obsceen. Bovendien kwam Teddy juist met een blad vol koffie binnen, voor bij de lange vingers. Daarom gingen we zitten, ik kreeg de mooiste stoel, en toen begon hij dadelijk op mijn laarsjes te wijzen, om haar aandacht af te leiden van het gebroken raam.
Lukte dat?
Ja, hij had trouwens een dik stuk karton voor het gat gezet zodat je de kou niet meer voelde.
Merkte hij nog iets speciaals op over uw laarsjes?
Dat het precies dezelfde laarsjes waren als in Dagboek van een kamermeisje. 'Welk dagboek?' zei Teddy, 'welk kamermeisje?' Ze wist denkelijk niet dat het een film was.
Had u die film gezien? -Ja.
Wat vond u ervan?
Mooi.
Meer niet?
Nee, dat is alles. Is dat niet genoeg? Mooie film, mooie laarsjes, mooi kamermeisje. Ook dat de film zwart-wit was, dat beviel me ook. En dat het kamermeisje een zwart jurkje droeg en een wit schortje zodat ze in feite dubbelop zwart was en dubbelop wit, wat perfect strookte met het beeld dat ik van mijzelf had.
Bent u zich ervan bewust dat u het woord schortje uitsprak alsof u ervan watertandde?
Schortjes zijn ook hele smakelijke dingen, daar hoefje geen Biberkopf voor te heten om dat aan te voelen. Schortjes, onderjurken en nachtjaponnen, ik heb het altijd betreurd dat men daarmee niet in het openbaar kan optreden.
Beschouwt u het leven als optreden?
Ja. En in schort, onderjurk of pon komt een vrouw pas werkelijk tot haar recht, tenminste zo zie ik het.
Een opmerkelijk standpunt voor een rokjesspecialist.
Met standpunten heeft dat niets te maken, de zaken liggen nu een keer zo. Als ik openlijk en dus niet alleen in keuken, badkamer, slaapkamer of paskamer van Hunkemöller met schortjes, onderjurken of ponnen had mogen showen had ik me stukken zekerder gevoeld, niet zo opgesplitst en verscheurd. Dan had ik nooit rokjesspecialist hoeven worden en Rachel ook in een heel andere outfit langs de straat laten slieren, had ze misschien meer succes gehad.
En Douglas D., hoe zag die dat?
Hetzelfde. Daarom begreep ik ook niet dat Teddy zich almaar in witte jasschorten hulde. Maar mijn moeder deed dat ook, sommige vrouwen zijn zo.
Hoe?
Jaloers op slagers en doktoren. Nu heb ik veel op met puttertjes zoals u weet, maar niet met mannetjesputtertjes, vooral niet als het vrouwen zijn.
Droeg u die avond een schortje of een rokje?
Een rokje uiteraard, ik kwam toch niet voor de afwas, of als kamermeisje?
Kunt u zich nog herinneren wat voor rokje?
Een viscose rokje met bloemetjes erop, millefleurs heet dat dessin in het Frans, in het Nederlands zal er wel weer geen term voor bestaan.
Is dat voor de winter niet een tikje zomers?
Ik droeg er dikke wollen kousen bij en vanboven een wollen truitje. Luchtig en zwaar versterkt elkaar.
Zei hij iets over die zorgvuldig uitgekozen garderobe?
Geen woord.
Ook niets over de bloempjes op uw rokje?
Ook niet, misschien had ik er een loep bij moeten leveren zoals aan u.
Dat zal u ongetwijfeld hebben gegriefd.
Ach gegriefd, wat is nou gegriefd, hij had toch wat over mijn laarsjes gezegd? En het was niet nieuw voor me, meer dan eens had hij me te kennen gegeven dat hij aan mijn rokjes wennen moest. Hij had er geen afkeer van zei hij maar hij moest eraan wennen. Voor mij vormde dat een uitdaging, een van de grootste provocaties van mijn leven. Ik had zoiets van: wacht maar, voor jou zal ik een rokje maken dat zijn weerga niet kent, met een plooienval van hier tot aan de evenaar en een wervelend vermogen van minstens windkracht acht, een rokje dat je volledig mee zal zuigen, in zal wikkelen en waaraan je domweg niet ontkomen kan.
Stond u daarbij een voorbeeld voor ogen?
Ja, het moest een volwassen uitvoering worden van het rokje dat ik als kind eens van een oom gekregen had. Daarin had ik me als een vis in het water gevoeld. Die oom is al jaren dood, te veel gin gedronken en te weinig tonic, maar toen ik zes was heeft hij me een keer opgebeld. 'Hallo, Czaritza,' zei hij, 'ik ben in Oostenrijk. Ik kijk recht tegen duizend besneeuwde bergen op en er ligt ijs in de hotelkamer maar... ze hebben magnifieke rokjes te koop hier! Wil je je maat even laten opnemen en doorgeven?' Een paar maanden later kreeg ik toen een zwaar bestempeld pak thuis vol bijzondere postzegels en daarin zat een grasgroen rokje dat van onder tot boven was geborduurd en geappliqueerd met hazen, huizen, tulpen, kerstbomen, hekjes, paarden, wolken, madeliefjes, honden en lammetjes, kortom met alles wat mijn leven uitmaakte. Zó moest het worden en dan totaal anders, want ondertussen had er wel een en ander in dat leven plaatsgehad.
Was Douglas D. van uw plannen op de hoogte?
Ik had het hem verteld, ja. Drie jaar geleden heb ik sub rosa tegen hem gezegd dat ik eraan begonnen was. Al die tijd ben ik er ook mee bezig geweest, je reinste dag- en nachtklus. En ik moet zeggen: hij was er geweldig nieuwsgierig naar. Om de haverklap vroeg hij hoe het ermee stond. Had ik dat maar aan hém gevraagd. Het rokje was nauwelijks driekwart af of hij ging dood. En nog geen draadje, geen plooitje, geen glimpje had hij ervan gezien. Kunt u zich voorstellen wat dat betekent? Drie jaar lang heb je je volledig uit het leven teruggetrokken, geen post beantwoord, geen kranten gelezen, geen boeken, niks, en dan blengs! uit wraak trekt dat leven zichzelf terug en wel uit iemand die je heel graag zag, groen is gras, groen is gras onder mijne voeten enzovoort.
En de wereld had natuurlijk ook niet stilgestaan in de tussentijd. Die draait altijd maar door, ook een carrousel. Toen ik me voor het eerst weer tussen de mensen begaf wist ik echt niet wat ik zag: de hele straat één grote condoomcampagne onder de leus Kop Op, reclames voor Koffie na de Dood, vrouwen die beton vlechten, literatoren die lid zijn van een holding, autotelefoons zonder auto eromheen, knopen die digitaal in zakdoeken worden gelegd, actiegroepen tegen Zwarte Piet, actiegroepen tegen Franse kaas, barbecue-dansants, winkels voor aanstaande moeders die Cache Cache heten, oma's die een kind baren, zeskantige frieten en transgene landbouwdieren. Of dat de sfeer was waarin mijn onvoltooide rokje bijval oogsten zou...
Ik begon te bibberen. Van mezelf ben ik niet bang uitgevallen, maar ineens durfde ik niet meer met mensen om te gaan. Toen zijn de Hagedoorntjes weer eens bijgesprongen en die hebben me ijlings naar een bevriende psychiater gestuurd. Harm, heette die. Hij moest bijzonder knap en ervaren zijn, bovendien een pur sang vrouwenman. En ja hoor, de eerste keer de beste was het al raak. Ik lag nog niet op de bank of hij hamerde met zijn bootee een liedje op de vloer. Of ik wist welk liedje dat was, het was maar voor de grap. Ik herkende dadelijk Er zat een aapje op een stokje. Hij zegt: 'Zullen we het eens hebben over moeders keukendeur?' Ik hield mijn mond. 'Geen probleem,' zei hij, 'dan gooien we het over een andere boeg. Ik heb twee vragen waarmee u waarschijnlijk beter uit de voeten kunt: i Hoe beleeft u uw vrouwelijkheid. 2 Waarom geeft u niet toe dat u lijdt aan een Elektra-complex.' 'Harm,' zei ik, 'die vrouwelijkheid van mij heeft niet veel om het lijf, ik heb zelfs geen losse verkering gehad.' 'Geen probleem,' zegt hij weer. Maar aan Elektra nam ik echt aanstoot. Heb je bij het intake-gesprek een uur lang over de bliksem zitten praten, hoe het voelt als die al zo vroeg bij je is ingeslagen, hoe je daar maar moeilijk los van raakt, hoe hij als een sidderaal je verdere leven doortrekt, en dan pardaf! daar komt hij met Elektra aan. Als een vondst. Alsof ik geen enkele bliksem onder de leden had. 'Harm,' zeg ik, 'ik moet ervandoor. Tijd om mijn hond uit te laten.' Alweer 'geen probleem', maar de volgende dag ligt er wel een rekening van ƒ 180, op de mat. Die heb ik per omgaande naar de Hagedoorntjes gestuurd met bedankt voor de vriendschap eronder. Gaat midden in de nacht de telefoon: 'Met Norbert Hagedoorn'. Op de achtergrond hoor ik Lisa gnuiven in de plooien van haar nylon nachtgewaad, misschien is Norbert ook een vrouwenman. Onmiddellijk gooi ik de hoorn op de haak. Zodra vrienden hun achternaam erbij gaan noemen, berg je dan maar. Zodra een psychiater zijn achternaam er niet bij noemt, bergje dan ook. Bergje sowieso
cache cache — en hou je eigen naam geheim. Maar laat je rokje laaien. Met gaten en al. Af of niet. Frambozerood of groen. Laat laaien en laat waaien. En als ze elkaar op straat aanstoten, wat dan nog. Wie jouw rokje past die trekt het toch wel aan.
Waarom windt u zich dan zo op?
Omdat ik intussen een aanmaning beet heb van zo'n klerenadvocaat. Of ik, schrijft hij, die ƒ 180,- maar even stante pede wil voldoen, vermeerderd met ƒ275,— voor de kosten. De kosten! Dat is nou die veelgeroemde jurisprudentie van u, het paradepaardje van de rechtsstaat.
U hebt het niet zo op de jurisprudentie, nietwaar?
Voor mij is het een woord, meer niet. Wat wilt u, ze hebben Distelvink en Stottermaus nog geen seconde van hun leven in bescherming genomen terwijl ze het echt nodig hadden.
Hoe dat zo?
Hoe dat zo? Iedereen is verzot op de menselijke waardigheid. Niemand weet wat het is, menselijke waardigheid, maar ze draven er allemaal mee weg. Dat betekent dat het dier kan barsten. Als dier ben je de pineut. Heeft u ooit tribunalen voor misdrijven tegen de dierlijkheid gezien? Onmogelijk, daar is zelfs Neurenberg te klein voor. Misschien begint het u langzamerhand te dagen waarom mijn hond en ik ons nog altijd veiliger voelen in een doorgeroeste Kever of Fiat-Panda dan onder de wassen neusvleugels van die rechtsstaat van u. Dan heb je tenminste nog het gevoel: we zijn onder elkaar. Bovendien, de bliksem kan er niet komen. Nee, als ik het voor het zeggen had
Dan werd de Gelaarsde Kat tot dictator uitgeroepen.
Nu zit u me alweer laarzen in de schoenen te schuiven, ik wou enkel zeggen: als ik het voor het zeggen had dan ging als eerste het hele wetboek in de fik.
Pas op uw woorden.
Ik dacht dat er vrijheid van meningsuiting heerste, het Grote Goed.
Voor Stottermause en andere dieren geldt dat niet.
Ja, dat heb ik uit de biografie van Tsvetajeva ook begrepen. Werd de mond gesnoerd omdat ze getrouwd zou zijn met een foute man. Kon zich in het vervolg mutsen breiend in leven zien te houden. En als ze dan ten langen leste zelfmoord pleegt is het: oh oh, wat een schande, oh oh, wat een verlies voor de literatuur. Maar eerst laat iedereen haar fijntjes barsten. Terwijl ze echt tekens genoeg had gegeven, wie dicht er anders:
Rij mijn dennenboom, de rode,
druppelt hete hars weg, traag -
zo scheurt in een nacht van grootheid
door mijn hart een zaag.
Is dat nu een specimen van die zogenaamde laarzenpoëzie van u, en
de bontvoering waar zit die? In het doorgezaagde hart misschien?
Overigens, rode dennenbomen bestaan niet.
Zodra ze met bloed zijn opgeschreven wel.
Ziet u wel dat de poëzie erbuiten moet blijven. Al dat gerommel met de werkelijkheid, straks verdwijnen we gezamenlijk nog in een vuurrood dennenbos en wat dan. Waarom deelt u Tsvetajeva trouwens bij de dieren in, is dat eerbetoon op uw manier of botte toe-eigening?
Omdat zij er een was! Op haar drieëntwintigste had ze al een testament geschreven dat zo begint:
Met veel tederheid — omdat
ik straks zeggen moet: vaarwel
bedissel ik aan wie en wat
ik geven zal: mijn wolvenvel etcetera
Het spijt ons, mevrouw, dat we het zeggen moeten maar nu zijn we
voor de zoveelste maal van de plaats van handeling afgedwaald en
bij de poëzie beland, aan ons kan het niet liggen.
Welke plaats, welke handeling? U wilt maar één ding geloof ik: linea recta afkoersen op de schuld. Langs de snelweg nog wel. Af en toe even halt houden om een broodje kroket met cola te nuttigen in een wegrestaurant en voort maar weer.
Maar dat gaat zomaar niet, de Van Slingelandtroute bestaat ook en dat is toevallig de mijne. Het antwoord op de schuldvraag, heren rechters, is nog nooit kaarsrecht geweest.
Van de orde, wij stippelen hier de beleidslijn uit, niet u. U voert ons steeds van de bewuste avond af.
Dat dacht u maar, ik voer u er juist naar toe.
Vertelt u dan eens wat er toen nog meer besproken is. Er zal gerust nog wel wat anders op tafel gekomen zijn dan laarsjes en lange vingers alleen.
Ja, studentenhaver. Daar hebben we echt kilo's van verslonden, terwijl het niet eens lekker is bij wijn, geef mij maar kaas, maar dat is Douglas.
Was u na de koffie dan overgestapt op wijn?
Allicht, u dacht toch niet dat we bij elkaar gekomen waren om de hele avond te zitten koffieleuten.
Werd er veel gedronken?
Ongeveer een fles de man. Ik heb een fotografisch geheugen en ik zie drie lege flessen voor me op de grond, waarvan een met een restje.
Nu u het toch over fotografisch hebt, dat vergaten we nog: die Leica-fabrieken waar u het over had bevinden zich helemaal niet in Neurenberg, ze staan in Solms. Enig idee waarom hij u heeft voorgelogen?
Dat moet u zelf maar uitdokteren. Wat mij interesseert is dat hij in de lente in Neurenberg was, niet wat hij er deed. En dat hij er was met zij n Leica en zonder vrouw en dat hij aan me heeft gedacht.
Hoe weet u dat zo zeker?
Omdat hij me op i april een ansicht heeft gestuurd, dat zei ik al.
Wat schreef hij u, of is dat te intiem?
Wacht even, ik zal die kaart even uit de brandkast halen.
Ach nee, wat een onzin, alle woorden die erop staan ken ik uit mijn hoofd.
Ga uw gang.
'Ik geef niks om beeldende kunst, zoals je weet. Maar hier is een zgn. Ehe-Karussell naar Hans Sachs, ongelofelijk! En de mensen zitten en hangen eromheen te eten en willen dat ik hun foto maak. d.d.d.'
Dat u zulke woorden in een brandkast legt. Wat betekent d.d.d.?
Dag, Douglas Distelvink, wat zou het anders betekenen.
Kon er geen liefs af?
Kennelijk niet.
En in de aanhef, kwam daarin nog wat lieflijks voor?
Er was geen aanhef. Toch is dit het liefste wat hij me ooit geschreven heeft, of u het er nu aan afziet of niet.
Heeft hij u dan vaker geschreven?
Nee, daar is het bij gebleven.
Nou dan. Maar wie is die Hans Sachs?
Iemand van vroeger, wees maar niet bang, een zestiende-eeuwse Duitse dichter — o hemel, daar gluurt de poëzie weer om de hoek - en Wagner heeft hem nog in zijn Meesterzangers van Neurenberg verwerkt. Als held. Met van die schitterende zevenmijlslaarzen aan zijn voeten weet u wel, met van die omgeslagen kantelen aan de bovenkant, waar je je als kind zo lekker aan op kunt hijsen.
Heeft u zich in Wagner verdiept dat u daar zo goed van op de hoogte bent?
Nee, van huis uit meegekregen. Zoals anderen een wolvenvel meekrijgen, of zwart haar, of rood haar, of een platte spraak, of een gloeiendhete aardappel in de keel, of gespleten hoefjes, of een hazenlip. Of de naam natuurlijk, hoe kan ik die nou vergeten. Arme Michael Kohlhaas, die nog wel gebukt ging onder een zeer zuiver rechtsgevoel. En arme Kleist! Dat hij zich heeft gezelfmoord met zijn geliefde erbij, wat kan het ze allemaal schelen - Henriëtte Vogel had toch baarmoederkanker nietwaar, en zelfwas hij waarschijnlijk al uitgeschreven - maar dat hij het gewaagd heeft daar de oevers van de Wannsee bij te betrekken, diezelfde Wannsee... een beschaafd mens spreekt daar zijn afschuw over uit.
Dit gaat weer alle kanten op. Wie parafraseert u hier eigenlijk, spoken?
Spoken? De communis opinio! Dat wil zeggen zoals die leeft onder bepaalde cultuurdragers, de familie Hagedoorn bijvoorbeeld.
De wereld bestaat toch niet alleen uit Hagedoorns?
Nee, maar er zijn er wel een heleboel en vlak hun invloed niet uit. Daarom ben ik ook uit die leesclub gegaan, het was niet meer te harden, terwijl het soms toch best gezellig was met veel thee en verse boterkoek - als die boterkoek er niet was geweest was ik al veel eerder opgestapt - en een smaakvol muziekje op de achtergrond en een kat op elk kussentje.
Zou u wat duidelijker willen zijn?
Nou, ik zat dus in die leesclub, vap heette die, wat een afkorting is van Vincet Amor Patriae, dat sloeg nergens op voor een leesclub maar zo'n naam geeft al duidelijk aan dat de bedenkers ervan, twee keer raden wie dat waren, met hun kop nog in de oorlogswolken liepen. En ik ben erin gegaan, in die club, omdat ze me vroegen. Ik zag erg weinig mensen in die tijd en hoopte dat ik daar een paar contacten op zou doen. Twee keer per maand kwamen we bij de Hagedoorns bijeen om gedichten te lezen — voor proza voelden ze zich veel te goed, ze begrepen niet dat daar ook weleens poëzie in steekt, maar dat heb ik geloof ik al verteld — en om de beurt moesten we dan iets uitzoeken. Toen ik aan de beurt was heb ik zonder aarzelen Penthesilea van Kleist voorgesteld, die diamanten gordel met die dolk erin dat had me altijd gefascineerd. 'In het Duits?' roept Norbert verschrikt uit. 'Waarom niet,' zeg ik, 'we hebben toch allemaal middelbare school gehad en Kleist schrijft prachtig Duits.' Toen moest hij een andere smoes verzinnen. Hij zegt: 'Sorry, maar Penthesilea kun je echt niet tot de poëzie rekenen, ik denk dat iedereen dat met mij eens zal zijn.' Heel die leesclub beamend knikken, want u moet weten: veel mensen kijken huizenhoog tegen Norbert op omdat hij een paar erekruizen op zijn borst draagt. 'Ook toevallig,' zeg ik, 'dat iedereen dat boek gelezen heeft, Kleist is anders niet zo populair. Maar zou het kwaad kunnen om het nog eens over te lezen? Want,' zeg ik, 'het is niet uitgesloten dat jullie je in het poëtische gehalte hebben vergist en dat zou jammer zijn.' En om mijn stelling kracht bij te zetten heb ik ze toen een stukje uit de slotscène voorgelezen, in vertaling, om ze niet voortijdig af te stoten:
Hoe menigeen zegt, als ze haar vriend omhelst,
De woorden niet: ze houdt van hem, zoveel,
Dat ze van liefde hem wel kan verslinden;
Maar neemt ze dit, de dwaas, eens letterlijk,
Dan blijkt ze al vol van hem, tot walgens toe.
Wel, lieveling, zo ging ik niet te werk.
Want zie, toen ik mijn armen om je sloeg,
Heb ik dat waarlijk woord voor woord gedaan;
Ik was niet zo krankzinnig als het leek.
Woord voor woord, dat is het hem nu net, de krankzinnige
inspanning die dat kost en de uitputting daarna en dat zo'n
slijtageslag dan voor niets is geweest, dat het er niet aan af
wordt gezien wat het jou kostte.
Daar hoeft u toch niet om te huilen?
Huilde ik? Maar Penthesileia zegt dat ook vlak voor haar dood en Kleist schreef het vier jaar voor de zijne. Moet ik dan met deuren gaan slaan, ziet u dat liever?
Rustig, rustig, wij zijn allang blij dat wij eindelijk eens een van die 'diverse tronies van uw zachtheid' te zien krijgen, beter laat dan nooit. Maar dat Penthesileia medeplichtig was aan Kleists dood, dat wilt u hopelijk niet zeggen. Als men met dergelijke hocus-pocus rekening gaat houden is het eind zoek.
Nee, wie zegt dat ik dat zeggen wil, ik moet niets hebben van spokerijen net als u, ik sta gelukkig met beide benen op de grond, als u eens wist hoeveel pluimpjes ik alleen al kreeg van mijn belastingconsulent, maar nu u het er toch over hebt: het eind is altijd zoek geweest, daar zou ik me geen zorgen over maken. Niets eindigt, alles loopt dood.
We zijn bang dat er nu een paar zaken door elkaar gaan lopen. Laten we verder gaan. Hoe liep het af, vonden ze Penthesilea poëtisch ja of nee?
Ja. Ze konden ook moeilijk anders, ze gingen erg prat op hun gevoel voor poëzie en de geloofwaardigheid van dat gevoel stond op de tocht. Waarschijnlijk waren ze als de dood dat ik het zou doorvertellen.
Hebben ze toen een andere smoes bedacht, of is dat weer een heel verhaal, want we moeten aan de tijd denken en naar die avond terug.
Nee, dat is zo verteld. De aap schóót gewoonweg uit de mouw. Norbert schraapte langzaam zijn keel en zei toen met zo'n bepaald air: 'Poëtisch of niet, Kleist hoeft niet voor ons. Dan had hij maar bij de Wannsee vandaan moeten blijven met zijn mandje vol pistolen. Hij heeft de Wannsee met de dood besmet en daar hebben we moeite mee.' En weer de voltallige vap, Lisa voorop, die als een gek mee zit te knikken. Behalve ik dan. Ik kon er niet over uit. 'Die conferentie,' zei ik, want ik wist heel goed waarop ze doelden, 'had plaats in 1942. Dat is godbetert honderdeenendertig jaar later. Hoe kan Kleist daar nou schuld aan hebben?' 'Jij begrijpt het ook nooit,' zei Lisa, 'Dat hebben we al vaker gemerkt. Je verdomt het ten enen male om zoiets te erkennen als guilt by association. Dat kan alleen maar betekenen dat je zelf ook niet vlekkeloos bent. Was jij trouwens niet in 1942 geboren?' Ik: 'Dragen baby's dan ook al guilt by association?' 'Dat,' zegt ze met een veelbetekenende blik op de hemel, 'hangt van de kwaliteit van de vader af.' Op dat moment ben ik opgestaan en heb gezegd: 'Zoek het maar uit, jongens, ik ben weg. Penthesilea lees ik wel zonder jullie inmenging.' En nog diezelfde nacht heb ik een uitstapje naar de Wannsee gemaakt, Henriëtte Vogel achterna. Maar met zulke mensen als de Hagedoorntjes weet je het nooit. Ze blijven bellen en contact zoeken.
Maakt u geen karikatuur van hun gedachtegoed?
Wat is dat nu weer voor moois, gedachtegoed. Hebben dieren dat ook? Ik val van eerbied bijna op mijn knieën. En wat die karikatuur betreft, ik heb het toch niet verzonnen?
Terzake, de tijd dringt. We moeten nu echt terug naar het kraaiennest.