PLOOI DERTIG

waarin het debutantenbal wordt voorbereid



Om haar extremisme een beetje in te dammen, het extremisme dat altijd weer het fijnste, het hevigste, het mooiste en het beste najaagt en met minder geen genoegen neemt, terwijl het fijnste, het hevigste, het mooiste en het beste niet voor het oprapen liggen zodat Rachel zich al terneergeslagen voelt als er een stippeltjesrok wordt gekocht wanneer ze haar zinnen op nopjes had gezet

of: als het haardvuur even begint te flakkeren kan het 'wat haar betreft net zo goed uit'

of: als de Ranja zonder rietje wordt opgediend dan 'smaakt hij nergens naar'

of: als iemand een paar minuten te laat op een afspraak komt 'is de vriendschap over'

of: als een koningin dikke benen heeft 'noem ik dat geen koningin'

of: als zich tussen de paddestoelenoogst niet één cantharel bevindt 'kun je de rest ook beter weggooien'

of: als acrobaat en koorddanser met een vangnet werken 'is er geen kunst aan'

of: als de dieren in een dierentuin niet gevoederd of geaaid mogen worden 'is de directeur een dierenbeul'

of: als een piraat geen zwart ooglapje draagt, geen haakhand en geen houten been, 'heeft hij niets op zee te zoeken'

of: als een kerstboom geen kaarsjes draagt 'is hij voor niks omgehakt'

om dat moordzuchtige extremisme een beetje in te dammen, geenszins uit moederliefde maar uit premature jaloezie, zegt Rachels moeder om de haverklap: 'Ge kunt wel dansen al danst ge niet met de bruid.' Het zal wel, denkt Rachel dan, alleen ik kan me niet voorstellen dat je in zo'n geval niet beteuterd kijkt, zeker als bruidegom, om van de bruid maar te zwijgen, al ben ik nog lang geen bruid, maar als ik het was zou ik het alleen maar kunnen met Hem en met niemand anders.

Een dansende bruid in spe dus. Gelukkig heeft ze haar benen mee. Vader zei altijd: 'Céline is een schurk, maar dat je aan de benen van een mens kunt zien of hij van klasse is, dat ben ik gloeiend met hem eens.' 'Sstt,' siste Moeder dan onmiddellijk alsof er iets heel verkeerds werd gezegd, en dat heeft ze nooit begrepen. Maar lange benen of niet, wie dansen wil zal eerst een paar passen onder de knie moeten krijgen. Zelfs Zizi Jeanmaire kreeg het niet aangewaaid. Moeder vindt dansles evenwel te duur. 'Geen probleem,' zegt Rachel, 'dan kap ik een jaar lang met paardrijden.' Daar valt niets tegenin te brengen.

En zo frequenteert zij elke zaterdagavond van zeven tot halfnegen dansschool Martin, hoewel het in de manege leuker is en beter ruikt, met de vurige hoop dat ze op de Eindfuif de foxtrot, de tango, de wals en de rock-’n-roll ten beste zal kunnen geven... in Zijn armen.



De fleurige meisjes met hun benen in zwarte lakschoenen zitten vol verwachting op een lange, aaneengesloten rij tegen een muur waarvan zij zo vlug mogelijk willen weggeplukt, de zwetende jongens, meer belust op lijfelijk geschermutsel dan op zoiets mals als stijldansen, daar recht tegenover. Behalve de stippeltjesrok en een oud overhemd van haar vader draagt Rachel een corsage van zijden viooltjes die ze met de slappe steeltjes onder het elastiekje van haar paardenstaart heeft doorgewurmd.

Op een seintje van mijnheer Martin stormen de jongens op de meisjes af en maken een ondiep buiginkje. Dit buiginkje betekent zoveel als: jij bent gevraagd, wat een eer schijnt te zijn. Afgaande op het aantal buiginkjes concludeert Rachel dat ze vier keer tegelijk wordt gevraagd. Dat komt neer op vier keer eer plus vrijheid van keuze. Omdat het haar volstrekt om het even is met wie ze danst zolang Hij het niet is, kiest ze de eerste de beste blauwe blazer uit. Terwijl ze zwijgend aan zijn arm naar het midden van de dansvloer stevent, fluistert Karin haar zijdelings toe: 'Je bent geweldig in trek.' Op dat moment barst de dansmuziek los. 'Hoe kan ik nou in trek zijn,' gilt ze daar bovenuit, 'ze kénnen me niet eens!' 'Dat hoeft ook niet, idioot!' gilt Karin proestend terug en weg zwieren ze al. Met die trek, meent Rachel, zal het wel loslopen, want kennen zal hij haar gauw genoeg en hij zal niet de eerste zijn die tot de ontdekking komt dat men met een Stottermaus vreemd vlees in de kuip heeft.

Zoals sommige mensen zomaar wat voor zich uit prevelen zonder op of om te kijken en zonder er acht op te slaan of er wel geluisterd wordt - het lijkt dan of ze van-de-wereld zijn maar als je het mij vraagt willen ze alles wat ze werkelijk te zeggen hebben alleen maar kwijt aan een geliefd orenpaar en waar vind je dat zo gauw - zo danst en springt Rachel maar wat in het rond om zich ten langen leste, een-twee-drie, een-twee-drie, een-twee-drie, over te geven aan de Donau-wellen als een slappe ledenpop. Maar er is ook nog zoiets als een ondersteunende blauwe arm en deze arm, die thuis zorgvuldig afgeborsteld werd, pikt dat niet. Wil méér naar het schijnt. Hij begint dusdanig te manoeuvreren en te pompen dat het haar ten slotte duidelijk wordt dat hij vastzit aan een heus jeugdig, sportief en welgeschapen jongenslijf dat zij tot dusver over het hoofd had gezien. Peter heet deze verzameling spieren en vol verwachting klopt zijn hart. Maar als hij Peter heet, hoeft zij toch niet automatisch Heidi te heten? Peter en de Wolf bestaan namelijk ook. En zij heet Rachel, haar achternaam doet er nu even niet toe. Nou dan maar Rachel, al bezorgt alleen de uitspraak van die naam hem al keelpijn. Dat neemt niet weg, Rachel, dat ik jou straks, als deze stomme dansles, met die achterlijke pasjes, onder die bezopen schijnwerpers, op deze spek- nee spiegelgladde vloer eindelijk afgelopen is, wat graag een bijzondere boom zou willen laten zien in het Wilhelminapark by night. Daar is ze niet vóór. Hij moet weten: haar vader was toevallig dendrograaf en dan kan je alle bomen wel dromen, ook de bijzonderste, trouwens een boom in het donker, wat heb je daaraan. Als ze zo begint dan heeft ze zeker nog nooit in gezelschap van iemand anders tegen een boom geleund gestaan. Nee, dat heeft ze niet, ze kijkt wel uit, een groene rug jij liever dan ik. Of ze dan nog nooit ervaren heeft dat een mens behalve van achteren ook nog van voren leeft, gevoelsmatig bedoelt hij. En om haar een voorproefje te geven van deze gevoelsmatigheid drukt hij haar gestippelde onderlichaam met kracht tegen zijn geperste pantalon die nu al de hele avond van gezondheid loopt te blaken zonder dat het iets heeft uitgehaald. 'Hee!' zegt Rachel, 'ben jij er zó een?' 'Exact!' schreeuwt hij, 'zó een!' en kiepert haar vliegensvlug om. Dadelijk ebt de muziek weg. Tussen een woud van wachtende paartjes komt mijnheer Martin aangesneld en raapt haar van de grond. 'Jemig,' zegt hij, 'je had je nek wel kunnen breken. Een wals, lui, is echt geen rock and roll.' Peter grijnst laf dat het maar een grapje was. Dat is dan precies het soort grapjes waarvoor mijnheer Martin zich plaatsvervangend schaamt. Van een gymnasiast had hij eerlijk gezegd wat anders verwacht, te weten stijl. Als hij Terpsichóre was, om maar iemand te noemen, draaide hij zich ter plaatse om in zijn graf. 'Terpsichóre,' merkt Peter woedend op, 'had al in de oudheid der lier naar der kop moeten krijgen, dan zaten wij hier niet.' Maar nu zit hij hier wel en voorlopig zal hij wel blijven zitten ook, want mijnheer Martin neemt Rachel van hem over en verwijst hem terug naar de muur. Kan hij even op verhaal komen.

Opnieuw zet de walsmuziek in en hoe merkwaardig: in de armen van mijnheer Martin - 'Noem mij maar Martin, op zijn Frans' - gaat het er geen haar minder gevoelsmatig aan toe dan daarnet, zijn kin rust zelfs voortdurend op de viooltjes. Professioneler, dat wel. Na één les kan Rachel al walsen. 'De volgende week,' zegt hij, 'neem ik je graag opnieuw onder mijn hoede. Dan zul je zien: binnenkort dans jij de sterren van de hemel.' Of er trouwens, hij vraagt het maar even, geen bedankje af kan. Nee, dat kan niet, want wat kunnen haar die sterren schelen. Het gaat maar om één ster, de ster die valt. En de wens die je dan doet: het fijnste, het hevigste, het mooiste, het beste en anders niet. Oftewel: liefste ster, wees alsjeblieft de lucifer die Hem ontvlamt.

Hij zegt: 'Toch mag ik je wel en weet je dat je zo slank bent als een den?'