Raak!
Geen coup de foudre zo origineel of hij kan zich herhalen. Weten jullie nog?
Boom, meisje, man of boek, nergens deinst hij voor terug.
Zodat de lezer misschien de enige is die nog niet doormidden
werd gekliefd. Want hoe gaat dat. Het was december.
Van het ene op het andere moment viel Distelvink dood.
Weg Rokriem.
Het rokje bleef achter.
Kapot en onvoltooid.
Een kapot rokje is ook een rokje maar toch.
Men kan er beter uitstappen.
Wat ik dus deed.
Weg Rachel Stottermaus.
De dwaalleer dat het leven cyclisch is.
Als het leven ophoudt draait het niet meer door.
Nooit.
Ook niet in de bruidssluiers van de Melkweg.
Of ergens anders ver weg in het heelal.
Dat is louter theorie.
Tenzij de verbeelding te hulp schiet.
Als reddingsbrigade.
Kost niets en geen bootje hoeft eraan te pas te komen.
Want als fiets zul je in me voortleven, vogeltje dat zo mooi zingen kon, als fonkelende herenfiets met alles erop en eraan,
vooral een paar stevige banden, minstens Michelin, hoe mooi die zingen op een weg die drijft van de tranen, doen niet onder voor een vogelkeel eigenlijk of Bugatti's hoera-a-a-a-geroep, daarom onherroepelijk verloren zijn jullie niet, wel verloren natuurlijk maar niet onherroepelijk, roep ik dan komt het stalen ros subiet de hoek omjagen, tring, tring, vluchtheuvel op vluchtheuvel af, val maar sneeuw, raas maar auto's, waai maar wind, wijs maar wijsvingers, maai maar zeis, als ik hem oproep komt hij eraan, tring tring, en Rachel zit voorop, met een broek aan deze keer, wat willen jullie op een herenfiets, trouwens het rokje was gebroken en geen ene timmerman, maar nu opzij, eerst moet de boom der kennis van goed en kwaad van zijn sokken worden gereden, en tegen ieder die het maar horen wil evengoed als tegen ieder die het helemaal niet horen wil, brul ik het uit, mensen, brul ik, haal even je kop uit het asfalt, sta een ogenblikje stil, er is een wonder gebeurd, hierboven in mijn hoofd rijdt een Raleigh rond, bestaat niet zeggen ze, uitgesloten, dat vogeltje is de pijp uit, heeft zijn vleugeltjes toegevouwen en voor eeuwig zijn oogjes dicht gedaan, laat je bravoure maar varen, we geven je op een briefje dat het niet kan, dan staat het zwart op wit, laat anders je schedel maar eens opmeten, moet niet al te moeilijk zijn als dolichocefaal, dan zul je het zelf zien, nog geen autoped past erin, laat staan een volwassen herenfiets, hoe zou die fiets ook uit rijden kunnen gaan met geen pedaalridder aan het stuur, want we weten niet of het al is doorgedrongen maar Douglas is dood, zo evergreen was hij blijkbaar niet, Teddy heeft het zelf gezegd door de telefoon, als door de bliksem getroffen zei ze, alweer die bliksem, sommige mensen laat hij ook nooit met rust, dood dus, dood met vier letters en die o's zijn geen rondjes op luchtbanden, je komt er geen spat op vooruit, zelfs niet met wind in de rug, maar jij schijnt daar niet aan te willen, geeft niet daar zijn medicijnen voor, schijn je ook al niet aan te willen, wat nu, wij waarschuwen je, voor je bestwil, onkruid kun je er maar niet op los laten woekeren, ook niet op dodenakkers, slechte plantjes daar moet pesticide overheen, hersens die vol onzin groeien gaan bankroet, zondermeer, geven we ook op een briefje, zulke hersens daar plukt niemand vruchten van, wij zouden tenminste niet weten wat voor vruchten als j e de gebakken peren niet meerekent, dus doe er iets aan, maak schoon schip, zwarigheid genoeg in de wereld, waarom zou jij je eigen steentje daar nog aan bijdragen of toestaan dat hij dat doet met die zerk van hem, die jij zo nodig onder een krans van dennentakken moest bedelven, terwijl je op bevrijdingsdag nog nooit met een bloemetje bent gezien, de werkelijkheid laat zich toch niet omverrijden ook niet door een stalen ros, zelfs een Dikke Bertha loopt erop te pletter, en denk niet dat de werkelijkheid ooit sorry zegt, maar ik wel zeg ik, ik wel, sorry mensen, zijn jullie soms van de Morele Herbewapening, maak dan rechtsomkeert svp en blijf af van deze fiets, want die trek ik hoogstpersoonlijk in bloei, Nach Winter kommt immer ein Mai of waren jullie dat vergeten, en meteen beginnen al mijn aderen als gekken te pulseren, al mijn knopjes te zwellen ook het kleinste, en hopla daar breekt hij los uit zijn voegen de Raleigh, vertakt zich, krijgt groene blaadjes, steigert en spuit achterwaarts de lucht in, de dennentoppen tegemoet, en hopla daar gaat het langs de rooie draad naar Rokriem terug, en hopla langs dezelfde rooie draad die ik altijd heb verfoeid naar Rachel terug, die ook al zo ver weg is sinds haar rokje in duigen, daarom zal ik het van je over moeten nemen zusje van me, bliksemgekoosde, pasten onze rokjes niet als tweelingrokjes op elkaar, ik beloof je, ik zal zoeken, letter voor letter, lettergreep voor lettergreep, woord voor woord, zin voor zin, net zolang totdat je rokje opruist uit het alfabet, zo gaaf als Lazarus, en dan is het Rokriems beurt, spring maar achterop Rokriem, a tergo, daar was het gaatje in het apenrokje voor bedoeld, op zijn hondjes dat zou ik liever zeggen maar dat klinkt zo raar voor een Vestaalse maagd, en zover waren we nog niet, voorlopig zullen we genoegen moeten nemen met het ruisen van de banden, ftss, ftss, precies zoals zij het heeft voorgedaan in Maison Montaigne, Rokriems laatste avond en de hare, en allebei geen notie van, of toch, o zei hij mocht ik maar als fiets in je voort blijven leven straks als ik er niet meer ben, ze schaterde, hoezo straks, wat krijgen we nou, blaas je banden maar vast op idioot, wat zit je weer te kletsen, alsof je op je laatste benen loopt, je vergist je zei hij, kijk maar naar mijn wenkbrauwen, vannacht zijn er veertien witte haren in gegroeid, laat kijken zei zij en trok er zo twee uit, au, hij maakte een bokkensprong in de lucht tot ergernis van de andere gasten, groen van nijd, wat smakeloos zeiden ze, wat shocking, staan wij een sfeervol glas te heffen op Gustaaf Flaubert en hangen zij gewoon de pias uit, twee volwassen mensen als je het zo kunt noemen, en toen kwam Teddy goddank met koffie aan, waar hebben jullie het over vroeg ze, laat maar zei hij, iedereen hier heeft het bij het verkeerde eind en de enige die het bij het rechte eind heeft wordt weggekeken, wie laat zich nou wegkijken zei ze, dat was nog geen vierentwintig uur voor Douglas' dood, toen Gogol stierf legden ze lekkere warme broden in zijn zij, toen Anton Hunink stierf lekkere warme worst, maar waar had ik zo gauw warm brood en warme worst vandaan moeten halen midden in de nacht, bovendien ik kwam te laat, hij was al koud en in plaats van hot dog en warme stok een manshoge koelaggregator naast zijn bed, ga maar kijken zei Teddy maar sla een das om en doe de deur dicht alsjeblieft, anders glipt de warmte de kamer in, daar kunnen doden niet tegen, en zomaar ineens schiet me nu Nadja te binnen, alweer een zusje, ik loop niet weg met Breton, omdat hij haar niet goed behandeld heeft en omdat ik het sur van het surrealisme nooit begrepen heb, maar wat hij aan het begin van Nadja zegt is me op het lijf geschreven, hij blijft zich alleen interesseren, zegt hij, voor boeken die men heeft laten openstaan als deuren, dat heb ik ook, het zal wel weer levensgevaarlijk zijn zulke deuren maar stoppen andere schrijvers soms geen stierenhorens in hun boek of dennennaalden, dat is ook gevaarlijk, en was het niet haar deur, nou dan, gooi open die deur en kom binnen heren rechters, leg het rokje onder de loep en trek uw conclusies, er moet toch één schuldige zijn, waarom ruist het anders: ben ik het heren?