PLOOI TWEEËNDERTIG
waarin het debuut uitblijft
Omdat de oude Tivoli ten gevolge van een blikseminslag tot de grond
is afgebrand zal de eindfuif plaatsvinden in een nood- Tivoli die
midden in het Klepelenburg is neergezet. Het Klepelenburg is het
oudste park van de stad. Om de stokoude bomen niet te bruuskeren
hebben ze het hele gebouw opgetrokken uit andermans hout en
vervolgens van onder tot boven groen geschilderd. Niet één boom ter
plaatse heeft daarbij het loodje hoeven leggen, want er is
zorgvuldig om de kastanjes, iepen en beuken heen gebouwd zodat hun
kruinen als gepermanente schoorstenen uit het dak omhoogsteken
terwijl hun stammen beneden in de foyer de levendige aanzet vormen
tot een ongebruikelijke zuilengalerij, die de stomverbaasde
theaterbezoeker de sensatie verschaft dat hij zich tegelijkertijd
binnen en buiten bevindt, een gevoel dat nog wordt versterkt door
het paniekerige getjilp van afgedwaalde vogeltjes die zich radeloos
afvragen waar de takken van al die veelbelovende stammen toch
gebleven zijn.
Met haar blote rug geleund tegen een van deze bomen staat Rachel Stottermaus. Ze draagt een wijd rokje van champagnekleurige taftzij, een zwart tricot hemdje met spaghettibandjes, en wacht. Ze wacht al bijna een kwartier. Daarbij houdt ze de blik zo strak op de ingang gevestigd dat allebei haar ogen tranen. Die tranen worden snel bewaarheid: als zijn lange donkere gestalte eindelijk opduikt tussen het saaie gymnasiumpubliek is Hij... niet alleen! Aan zijn arm bungelt een kleine bebrilde vrouw die net doet of die arm van haar hoort en de eigenaar erbij. Ze is noch mooi noch lelijk en steekt dus af naast deze man die alleen maar mooi is. Uit niets valt overigens op te maken dat zij zich daar zorgen over maakt, ze kletst en gebaart tenminste voor tien. Dat, denkt Rachel, kan er alleen maar op wijzen dat zij haar eigen schoonheid over- en de zijne onderschat. Hoe hij daar zelf over denkt is voorlopig een raadsel. Als er maar geen liefdesverklaring is uitgesproken. Zeker niet door haar. Nee, door hem is nog erger. Dan heb ik het niet meer, dan loop ik me net zo lief te pletter tegen deze boom. O, nu staan ze bij de garderobe. O, nu bukt hij zich naar haar over en pelt haar lachend uit haar jas. Wat valt er nu eigenlijk te lachen of wil hij alleen maar zijn witte tanden laten zien? Zitten jammer genoeg geen knopen aan, aan die jas. Dus dat gaat vlot. Een-twee in de maat langs de weg van de allerminste weerstand. Niks aan, zo kan ik het ook. Wat? Het mannen gemakkelijk maken. Ze hebben het weleens over presenteerblaadjes, dat vatte ik nooit. Nu wel: deze jas is zo'n presenteerblaadje. Help, wat krijgen we daar, een straplessjurk! Een kersenrode straplessjurk met een kersenrode stola! Weet je wat: een wit bontje plus een rode muts en dan vort, wegwezen jij in de arrenslee! Maar hém hier laten svp want ik weet niet of u het wist maar wij horen van nature bij elkaar. Niks aan te doen. Wie draagt er nou strapless. Zelfs bij dunne mensen piept het vlees er nog aan alle kanten bovenuit. En zij is niet eens dun. Stola's houd ik ook niet van. Kunnen me gestolen worden stola's. Gek, daar heb je het weer, dat er allerlei grapjes in je opkomen terwijl je vanbinnen in elkaar krimpt. Zo gaat het nu altijd. Maar stola's nee. Sjaals en dassen altijd dol op geweest, maar stola's nee. En kersen horen in een schaal. Of aan de boom. Zei ik kers} Kerstbal is beter. Als dit Lammy is heeft hij jarenlang met een kerstbal in zijn twijfelaar gelegen. Lukt beter met een bezemsteel. Zoals ik. Hoort ook aan een boom, een bezemsteel. Kan een man zowel van een bezemsteel als van een kerstbal houden? Als hij Distelvink heet misschien wel. Is hij in alle bomen thuis.
Toch snap je niet hoe een mens het voor elkaar krijgt, werkelijk alles aan haar is rond: rond hoofd, rond kapsel, rond neusje, ronde wangen, ronde borsten, ronde armen, ronde ellebogen, ronde polsen, ronde kuiten. Ga er maar van uit dat billen en dijen ook niet vierkant zijn. En haar hart! Zelfs haar nylonwreven puilen uit haar queenies als twee kogelronde ruggetjes. Dat gaat straks leuk worden met dansen. Zelf heb ik toch ook ballerina's aangedaan? En moet je dat tasje van goudlamé zien: net een ballonnetje. Zou weleens een rond portemonneetje in kunnen zitten met vierkant geld. Of een rond zakdoekje. Met ronde ruitjes. Om ronde tranen mee op te vangen. Onzin, de huilebalk dat was ik. Zij niet, dat zie je zo. Die heeft niks te huilen en zeker geen pareltjes. Trouwens, waar zouden ze naar toe moeten die pareltjes. Kunnen geen kant uit, want ze draagt een bril. En wat voor eentje. Eentje van Kijk Mij Nou. Zo kan ik ook opvallen: alles zuiver rond en het enige wat rond zou moeten zijn is het nu net niet. Een bril met vierkante glazen! Vierkante glazen in een paars montuur. Waar haal je het vandaan. Elke keer dat hij haar aankijkt ziet hij een paar ingelijste ogen. Dat zijn geen schilderijtjes. Dat hoeft ook niet, maar dan moet je ze niet inkaderen. Bovendien al paars van zichzelf. Dubbelop dus. Een vlindermontuur is ook een ramp, alleen daar kun je altijd nog van hopen dat het wegvliegt. Dit niet, dit blijft. In ieder geval in mijn hoofd. Intuïtie. Als ik later nog eens mijn leven vertel komt die bril erin voor, vast en zeker. Ik weet niet, net of die bril mij de bons heeft gegeven. Zoiets als toen ik in bad zat - ik had juist de douchestraal tussen mijn benen gericht - en Moeder kwam binnen om het woord schaamstreek uit te spreken. Je hebt nergens om gevraagd, ze doet het gewoon. En daarna blijf je alleen achter en niemand vangt je op. Goddank heb ik nu een boom om me aan vast te pakken. Een boom als dat alles is... Ja maar, kan ik het helpen dat ik me niet aan hém vast mag klampen? Dat hij nog geen ogenblik naar me gekeken heeft, ondanks de aardbeien op sap? Maar wacht even, nu staat hij zichzelf uit zijn jas te pellen. En wat ik nu zie, ik heb geen idee, de schoonheid, hoe ik die beschrijven moet.
Lopen heden en verleden dan door elkaar? Natuurlijk. Zo stoer was zij op vijftien niet. Ze stond daar tegen die boom. Het was haar eerste bal. Haar moeder had gezegd debutantenbal. Zij had gevraagd: 'Waarin wordt er dan gedebuteerd?' 'Dat zul je wel zien,' had haar moeder gezegd. Ze zag het: hij was met iemand anders. Ze was verraden waar ze bij stond! En dat terwijl hij mooier was dan ooit, oogverblindend: galaraaf in rok. Dat kom je nauwelijks te boven zonder je zachtheid geweld aan te doen. De rest is eigenlijk gauw verteld: gedebuteerd werd er niet. Hals- und Beinbruch!
Hij gaf zijn kogelronde vriendin een arm en toen stevenden ze als
een volwaardig lerarenechtpaar op de ingang van de zaal af.
Voorafgaand aan het bal zou de gymnasiale gymnastiekvereniging
namelijk haar jaarlijkse uitvoering geven. Omdat ze Rachel moesten
passeren verborg die zich vliegensvlug achter haar boom en keek
toe.
Als ik eerlijk ben moet ik zeggen dat ik de dikte van de vriendin
wat overdreven heb. Ze was eerder gevuld en soms kan dat ook heel
edel zijn, ik denk nu aan de paarden van circus Strassbourg (maar
ja die waren zwart. En het waren paarden). Het was meer dat Rachel
zelf een jongenslichaam bezat en dat ze een diep wantrouwen tegen
ronde vrouwen koesterde doordat haar moeder haar veel te vaak in
negligé verschenen was. Daar kwam bij dat een jongenslichaam op de
een of andere manier beter bij Distelvink scheen te passen, beter
bij hem stond. Verder dat die vrouw geen rugvleugeltjes had, dat
speelde ook mee. Rachel kon zich gewoon niet indenken dat een
Distelvink van een lichaam zonder vleugeltjes houden kon, en zij
had ze wel. Daar ging ze prat op, op haar vleugeltjes. Maar de
kersenrode stola had een roze stuk rug bloot gelaten dat verre van
benig was en de gleuf in die rug was bijna zo diep als de gleuf van
voren. In gedachten zag ze keer op keer zijn grote handen erlangs
glijden. Afschuwelijk hoe gedachtebeelden je kunnen pijnigen. Als
je ogen iets onaangenaams zien sla je gauw je handen ervoor of doe
je ze dicht. Maar sla jij je handen maar eens voor je gedachten,
doe jij je gedachten maar eens dicht.
Hoe het ook zij, op een gegeven moment waren ze haar echt
gevaarlijk dicht genaderd. Met de dood in haar hart gluurde ze zo
frivool mogelijk achter haar boom vandaan. Hij zag haar niet.
Waarschijnlijk was dat puur toeval maar zij dacht dat hij het erom
deed en ging bijna van haar stokje. Op dat moment kwam het
vlijmscherp in haar op dat de aladdin, de zwarte tegeltjes en de
aardbeien op sap haar misschien op een dwaalspoor hadden gezet.
Maar dat duurde slechts heel even, het was ten slotte erop of
eronder. Haar hele bestaansreden stond op het spel. Dan kun je je
eenvoudig niet bij het schrikbewind van je hersens neerleggen. En
door de druk van de situatie voor de zoveelste keer van haar leven
in de rol van grapjas gemanoeuvreerd sprong ze, hoewel ze veel
liever schroomvallig zou zijn neergeknield, kloek en moedig naar
voren. Zo bruisend mogelijk, haar kleding waardig: het vrolijke
weeuwtje, Veuve Clicquot! Ditmaal zou zij de flitsende lichtstraal
zijn, tranende ogen of niet.
Helaas, de lichtstraal kon zijn aandacht er niet bij houden, miste doel en botste in vliegende vaart tegen een bolle massa op om vervolgens als een vonkje uit te doven in de bevroren plooien van een kersenrode rok. Zo lag ze toch nog op haar knieën. Boven haar klonk een honende altstem: 'Hé zus, kun je niet uitkijken!' Snel krabbelde ze overeind en toen bevond ze zich oog in oog met de vierkante bril van een vrouw die er niet het flauwste vermoeden van had dat deze hippische spring in het veld, deze bakvis, dit kalf zonder kop, deze zus, de grootste rivale was die zij in haar leven ontmoeten zou. Rachel zei direct: 'Pardon, neemt u mij niet kwalijk!' Bij wijze van antwoord trok zij haar ronde neusje op en zei: 'Pff!'
Ondertussen had Distelvink zelf nog niets gezegd. Ook geen enkele blik van verstandhouding. Alsof hij haar niet eigenhandig had opengetrokken, alsof ze nooit langs zijn trap omhoog was geklommen, alsof hij haar nooit zijn slaapkamer had laten zien. Voordat ze hierdoor finaal van de kaart zou raken besloot ze om hem een hand te geven en zei: 'Dag meneer.' Hij sloeg die hand in de wind, trok een rare grimas en ging een liedje zingen waarbij hij gebaarde met de motoriek van een windmolen:
Zeg Roodkapje, waar ga je henen, in het bos, in het bos
Ik herhaal: Zeg Roodkapje, waar ga je henen in het bos...
'Stel je niet aan,' zei zijn vriendin en trok hem driftig mee aan
zijn onberispelijke zwarte arm. 'Laat los, Teddy,' zei hij, 'eerst
moet ik je nog aan Rachel voorstellen. Dit is Rachel Stottermaus
uit de tweede klas en wij hebben een verrukkelijke verhouding.'
Teddy stak gedwee haar hand uit en zei krachtig: 'Teddy Trabant.'
Rachel kon niks anders uitbrengen dan 'aangenaam', ze snakte naar
frisse lucht.
Teddy? Maar dan was het Lammy helemaal niet! Teddy! Alweer een warme jas die eindigde op i-grec en hij had daar niks van verteld.
Maar Roodkapje stak haar nog meer: wolf afgewezen waar ie bijstond. Met huid en haar. Bespot tot in zijn diepste vezels. Haar stem sloeg over: 'Ik Roodkapje, waarom dan wel, ga ik soms in het rood gekleed, dan moet u toch eens om u heen kijken meneer, u draait weer alles om.'
Distelvink, die een afschuw had van waarom-vragen, nam haar van top tot teen op, zei: 'Fraai, fraai', boog zich naar haar over en begon toen zachtjes op haar in te praten. Dat haar haar rood was, kon ze toch niet ontkennen en dat ze een meisje was toch ook niet, en liep ze nu in een bos ja of nee, en was ze moederziel alleen of niet, enzovoort. Roodkapje, punt uit. Voor de rest moest ze niet zo zwaar aan de dingen tillen. De werkelijkheid ligt al sinds de oorlog aan diggelen, Rachel. Met gevoelens kom je nergens, Rachel. Het leven is geen Freedikeetje, Rachel. Rachel zei: 'Ik heb het benauwd, ik moet even een luchtje happen.' En zonder op of om te kijken liep zij ze straalvoorbij - in de gauwigheid zag ze nog dat Teddy met een bepaald gezicht denkbeeldig stof en denkbeeldige roos van zijn schouders sloeg - en baande zich een weg door het gecoiffeerde society-publiek dat nog steeds toestroomde. Onmiddellijk riep hij haar terug: 'Hé, Rachel, kom eens dichterbij, je hebt toch niet tegen een boom gestaan, je hele rug is groen!' 'Dat went wel!' riep ze, liet haar handen vluchtig langs haar schouderbladen wapperen, wuifde, gooide haar toegangskaartje in een propje hun richting uit en ging er als een haas vandoor.
Buiten zette ze het nog veel harder op een lopen. Ze wou nog maar één ding: thuis zijn. Thuis! Thuis! Ze was er al om halfnegen. Ademloos viel ze binnen en op de drempel van de hal ging ze nogmaals door haar knieën. Moeder, die de godganse middag had zitten klagen dat ze zich niet zo vreselijk op moest doffen, dat het nergens goed voor was al dat nerveuze gedoe, dat je er op geen enkele manier voor werd bezoldigd en - ze sprak hier uit ervaring - dat jongens veel eerder afkomen op een vriendelijk snoetje dan op een bb-kapsel of een rok met allerlei ingewikkelde toestanden, had direct in de gaten dat de avond een fiasco was geworden en kon haar vreugde niet op. Stralend zat ze op haar hurken boven aan de trap. Haar Gorray-rok spande daarbij zo strak om haar dijen dat hij zowat knapte. Terwijl Rachel met hangende pootjes naar boven kwam gekropen keek ze regelrecht in de charmeuse onderbroek. O, die eenzame bosjes roestig kroeshaar die aan weerszijden van de pijpjes naar buiten puilden! Al het verdriet van de avond leek zich daar samen te ballen, in die roestige klittenkluwen tussen die benen, waaruit ooit haar rozerode hoofdje was opgedoemd. Ineens werd ze overmand door heftig medelijden en strekte haar dunne armen uit. 'Poesje,' zei haar moeder, 'Poesje, laat me met rust. Je bent bekaf. Kom op verhaal, snuit je neus en vertel dan van A tot z wat er gebeurd is.' 'Niks,' zei ze, 'niks gebeurd. Echt niet. Ik zou niet weten wat. Het is gewoon dat ik niet houd van dixielandmuziek.'
'Jij,' zei ze, 'houdt ook nergens van.'
Toen durfde ze niet meer te vragen wat dat betekent: een verrukkelijke verhouding. En ze had niet eens hun initialen in de bast gekerfd, nog geen lettertje.