PLOOI VEERTIEN
waarin een kerstauto het verleden aan komt rijden
Ik wist niet dat een kerstliedje zoveel pijn kon doen.
Rachel wist het maar al te goed — onze levens hangen van kerstliedjes aan elkaar en ze doen allemaal pijn, van De herdertjes lagen bij nachte tot 0 dennenboom, 0 dennenboom, van Hoe lijd dit Kindeken hier in de kou tot Er is een roos ontsprongen - maar desondanks, wat een zin! Dat tien simpele woorden achter elkaar je zo bang kunnen maken. Want denk je eens in: als de vreedzame boodschap en de hemelse klanken van een kerstliedje al zo op iemand in kunnen hakken, welke mogelijkheden liggen dan niet te sluimeren in de rest van de wereld om ons heen.
'Ik wist niet,' schrijft de Poolse jood Szymon Laks, Kapellmeister
van Auschwitz 11, in zijn aangrijpende en moedige memoires, 'ik
wist niet dat een kerstliedje zoveel pijn kon doen.'
Op Kerstavond 1943 moet hij op bevel van commandant Schwarzhuber een paar kerstliedjes spelen om de zieke vrouwen uit het kamp een beetje op te monteren. Ziek? Vróuwen? Als hij met zijn groepje, voornamelijk Nederlandse, muzikanten het kampziekenhuis binnenkomt, walmt de dood hem van alle kanten tegemoet. Overal liggen uitgemergelde, wegterende, rottende schimmen, je kan nauwelijks zien dat het vrouwen zijn. Maar met een onvoorstelbare realiteitszin, levensdrift of iets anders wat hem hoe dan ook op de been heeft gehouden zegt hij: 'We waren hier gekomen om te spelen, niet om over het lot van anderen te treuren.' Dus spelen ze.
Eerst Stille Nacht, Heilige Nacht omdat haast iedereen dat kent. Er wordt aandachtig naar geluisterd. Maar niet zodra klinken de tedere maten van het volgende liedje, Slaap zacht, Jesulein, of het gesnik is niet van de lucht. Ze besluiten om gewoon door te spelen. 'Genoeg! Stop! Maak dat je wegkomt! Rot op! Laat ons in vrede creperen!' begint het publiek zachtjes te kermen en als het niet te verzwakt was geweest, zou het ongetwijfeld op de vuist zijn gegaan, Jesulein ten spijt. Het geschrokken orkestje maakt zich dan ook schielijk uit de voeten.
Ik wist niet dat een kerstliedje zoveel pijn kon doen, een
opmerkelijke verzuchting die niemand gauw vergeten zal, maar
tegelijkertijd: hoe ongelooflijk naïef. Want waarom een dolk wel en
een kerstliedje niet? Omdat een kerstliedje geen lemmet heeft? Maar
soms is een kerstliedje een en al lemmet, snijdt het door je vlees
letter voor letter, alleen, je ziet het er niet aan af.
Ieder van ons draagt in zijn hersens zijn eigen, persoonlijke
tentoonstelling martelwerktuigen met zich mee en lang niet in alle
gevallen ziet die er onheilspellend uit. Probeer uw eigen
tentoonstelling maar eens in te richten, gegarandeerd dat er haast
niemand naar komt kijken, misschien word je nog bespot op de koop
toe ('Is dat nou alles?'). Neem de tentoonstelling van Rachel
Stottermaus: een bliksemschicht, een schilderijtje met een vink,
een lauriertak, een dennentak, een kreeftenschaar, een bos rozen,
een bosje leukodendron, een bosje schaamhaar, een rode muts, een
aladdin, een twijfelaar, aardbeien op sap, een jas met een vacht,
een doosje Zwaluw-lucifers, zwarte tegeltjes, zwarte wenkbrauwen,
een natte plaid, een trap, een das, een stola, een riem, een lint,
een hijshaak, een touw, een ongebeurde gebeurtenis, een paarse
bril, een kerstauto... zij ging eronder gebukt, maar dachten jullie
dat een dergelijke verzameling ook maar een fractie van het publiek
trok dat zo gretig zakken en zalen vult van de eerste de beste
pijnpinacotheek?
Overigens hoorde die kerstauto er aanvankelijk niet bij. Dat
gebeurt ook, dat een bepaald ding zich in je jeugd argeloos als
iets heel vrolijks en dierbaars komt vestigen om dan tientallen
jaren later, met terugwerkende kracht en meestal door beijvering
van derden, alsnog in een kwelling te veranderen. Daarom: als je
verleden je lief is, zwijg erover. Er hoeft slechts één mond
verkeerd open te gaan of alles wordt vernield. Herlezen, herzien,
herijken en herontmoeten, het zijn stuk voor stuk levensgevaarlijke
ondernemingen want het heden bepaalt het verleden, meer nog dan
andersom, en op de waarachtige liefdesarmen na, hoewel ik zelfs
daar niet honderd procent zeker van ben, is haast niets gevrijwaard
voor het monster van de herbeleving die er zo zelden een ten goede
is.
De goeie ouwe tijd, in no time is het een foute nieuwe! Jij genoot als kind van je paard, Rachel? Holadiola, paardrijden was nog altijd een sport voor rijke stinkerds.
Je was dol op Kuifje? Die Bobbie van hem, dat hondje, dat mormel, snuffelde in Duitse vuilnisbakken.
Sliepen ze bij Stottermaus op zilveren bedden? De ruggen van de arbeiders moesten het met ijzer doen.
Zwijmelde je onder de kerstboom? Eens te meer bewijst het de Teutoonse wortels van je bloed.
Ooit was de kerstauto Rachels dierbaarste auto. Alleen het woord
al. Een schat was het, een hondje van een auto, zij het een rood.
Nooit gedacht dat het haar verleden aan zou rijden.
'De Kerstauto', er is niks mis met dat verhaal, behalve dat het gedrukt is op houthoudend papier vol splinters. Wel valt moeilijk te begrijpen dat een bepaald meisje juist dit verhaal het allerliefste hoorde. Maar ook hier geldt waarschijnlijk hetzelfde als voor de hoogstpersoonlijke martelwerktuigen van het gemoed: wat jou treft, beroert of raakt, een ander ziet het er niet een-twee-drie aan af. En als de muis uit het voorhuis nou brulde, maar hij volstond met 'Piep' te zeggen, 'Piep! Piep!'
Rachels vader zag het er wel aan af: elk jaar rond Kerstmis las hij
'De Kerstauto' minstens drie keer voor. Tot daar door de Taxi van
het Verraad een eind aan werd gemaakt. 'Toetoet!' riep hij dan
terwijl hij op handen en voeten kwam aangekropen over het Perzische
tapijt, 'toetoet, de kerstauto staat voor!' En dan sprong Rachel
pijlsnel op zijn wiebelende rug om zich als een amazone naar de
voorleesstoel te laten rijden. Toetoet, de kerstauto is
gearriveerd, stap maar uit, ga maar lekker op de grond zitten, vlij
je hoofd tussen mijn benen, kijk naar de vlammen in de open haard
en luister:
Het was Kerstvakantie.
Gert zat naast Vader in de auto van de posterijen. Vader was besteller bij de pakketpost en kon in de drukke dagen voor Kerstmis best een hulpje gebruiken. En Gert vond het fijn in de helrode wagen.
"Lijkt wel een Kerstauto," zei Vader.
"Nee, 't is er een," vond Gert,"want wat een pakken hebt u vandaag te bezorgen! Allemaal Kerstcadeautjes natuurlijk."
"We moeten eerst de stadswijken maar nemen, jong, dan gaan we daarna naar buiten. Hou jij dat kistje maar zolang op je schoot. Dat is voor den banketbakker."
"Hmmm," deed Gert en las: "Kerstkransjes van fondant."
En nog wel voor die fijne winkel op de markt.
Vader hield precies voor de deur stil. Reuze zoals hij dat kon!
De jongen wipte er meteen uit.
"'Blijft u maar zitten. Ik laat de kaart wel even aftekenen."
Leuk was het binnen. Allemaal rode en zilveren Kerstkransen en op de glasvitrines stond een hele rij Kerstmannetjes met rode mutsen en een dennentakje in de arm.
Vlug voelde Gert in zijn blousezakje naar zijn opgespaard kwartje.
Daarvoor kon hij net zo'n mannetje kopen.
"Voor Moeder,"dacht hij meteen. "Die breng ik vanavond mee uit onze Kerstwagen.
Hoe ging het verder? Ik geloof over arme kinderen en wollen wanten
en zo, maar wat Rachel fascineerde was iets anders:
Een jongen te zijn.
Alleen met je vader in een kerstauto.
Een moeder die zoveel van je houdt dat je graag je opgespaarde kwartje voor haar uitgeeft.
De Kerstmannetjes met de dennentak in hun arm.
De rode mutsjes.
Sowieso de ontzaglijke geestdrift voor Kerstmis die uit het hele verhaal spreekt, al die Kerstwoorden met hun Kersthoofdletters: Kerstauto, Kerstvakantie, Kerstcadeautjes, Kerstkransjes, Kerstmannetjes, Kerstpapier, Kerstpakket, Kerstboom, Kerstavond, Kerstbrood, Kerstfeest, Kerstboombos. Hoe dat je honoreert in je rode Kersthart waarin het ook altijd maar sneeuwt...
Maar toen is er ineens iemand opgestaan in de sinistere bedomptheid
van zijn souterrain en die heeft gezegd:' Winnie
de Poe,Alice in Wonderland, Doctor Doolittle, kijk, als
iemand zulke dingen mooi vindt daar kan ik inkomen, maar weglopen
met een kerstauto, sorry Rachel, dat is doodenge flauwekul.
Trouwens, mag ik weten wie het geschreven heeft. Mevrouw
Pothast? Pothast, waar heb ik die naam eerder gehoord? Jij zult het me vast en zeker kunnen vertellen.'
Terwijl de ene Pothast niets met de andere te maken had! Terwijl
Rachel met alle twee niets te maken had! Wat er niet besloten ligt
in een naam. Dat een kerstauto zoveel pijn kan doen.