PLOOI ACHTENTWINTIG
waarin Rokriems geheugen verder wordt opgefrist
en de kalverliefde aan een kinderkapstokje wordt opgehangen
Nadat hij haar jas op een kapstokje had gehangen dat geheel met
autoplaatjes was beplakt en zo klein was en zo laag geplaatst dat
hij moest buigen als een knipmes om erbij te kunnen, wat elke
volwassene ongetwijfeld de vraag zou hebben ontlokt waarom hij, een
man van tegen de twee meter, zich vrijwillig met zo'n dwaas
kinderkapstokje inliet waaraan zijn eigen jas voor driekwart over
de grond sleepte zodat je de aanvechting voelde om er eens een
flink stuk af te knippen, maar wat Rachel juist nu, nu zij bepaalde
aanspraken op haar vrouwelijkheid kwam maken, op een hardvochtige
manier tot kleuter leek te reduceren, loodste hij haar door een
deur die om onverklaarbare redenen niet helemaal open kon zijn
kamer in. Dit was nog een tamelijk ingewikkelde manoeuvre omdat
Rachels rokje in de liftauto die haar hierheen had gebracht,
weliswaar een dikke Chevrolet maar desondanks met een lekkend blik
motorolie op de achterbank, een grote vetvlek aan de achterkant had
opgelopen. En daar ze in geen geval wou dat hij die zag begon ze
bij de drempel net zolang te draaien en te keren totdat hij er ten
langen leste zelf maar als eerste overheen stapte met de woorden:
'Je lijkt wel een draaitol, jij-'
Ze bevonden zich in een ijskoud, donker vertrek.
'Wat is het hier donker,' zei ze, 'en wat koud.'
Waarop hij antwoordde: 'U vraagt, mevrouw, wij draaien.'
Hier stond haar verstand bij stil: ten eerste had ze niets gevraagd en ten tweede viel het verwijt van draaitol nauwelijks te rijmen met wij, ja wij, draaien. Maar de grappige manier waarop hij haar met 'mevrouw' en 'u' had aangesproken met een galant buiginkje waarbij zijn zwarte haar over zijn voorhoofd viel, verleende haar meisjesbenen nylons, haar voeten pumps, haar handen gelakte nagels en haar wangen een blos.
Alsof ze kind aan huis was plofte ze op de divan neer. Nu nog vleugeltjes voor haar woorden en alles zou op zijn plaats vallen.
Hij beende weer weg door de deur en kwam even later met een
brandende aladdin terug die hij voor zich uit droeg aan het
hengsel. 'Geen betere warmte dan draagbare warmte,' zei hij en
zette het kacheltje voor haar voeten. Weg was hij weer.
Deze keer kwam hij met een groot pak kaarsen terug. Hij drukte het als iets dierbaars tegen zijn borst. - Ik weet niet wat jij ervan denkt, Stottermaus, maar ik heb geen zin om tegen drie uur 's middags al met het licht op te zitten. Bovendien, over een paar dagen is het Kerstmis. Dan zijn we vast in de sfeer. Het vervelende is alleen, ik kom net tot de akelige ontdekking dat ze nu ook al alle Chanoekakandelaars heeft meegenomen. Mij verwijten dat ik kampioen karretjespannen ben en zelf het hele huis leegsnaaien. Maar goed, in een lege wijnfles komt een kaars ook wel tot zijn recht. Wijnflessen genoeg hier, zelfs met zielen erin. Als ze straks allemaal aan zijn moet je voor de grap eens om je heen kijken. Hoe leeg het hier is, hoe kaal. Eigenlijk had je best een kerststukje voor je oude leraar mee mogen brengen. Om hem op te vrolijken. Ach, wat zit ik nou te bazelen, ik houd niet eens van groen binnenshuis en een kerststuk, wat is nou een kerststuk. Om je te bescheuren, vind je niet? Vooral met Spaanse pepertjes erin. Maar het gebaar, het gebaar had me misschien goed gedaan, vooral van zo'n jong ding als jij.
- Jong ding!
- Dat ben je toch? Je zou het misschien niet zeggen maar ik ben nog altijd tweemaal zo oud als jij. Maar kijk nu eens even om je heen hoe leeg het hier is. Doe ik dat om modern te zijn? Nee, ik doe helemaal niks. Ik zou nog niet weten hoe je een lucifersdoosje in moest richten. De enige die hier wat doet, wat hééft gedaan, is zij. En je moet weten, ik ging die dag gewoon naar mijn werk. We nemen vrolijk afscheid. Als ik de trap afdaal waarlangs jij daarnet naar boven bent geklommen zing ik een liedje en dat was nog wel Johnnie wenn du Geburtstag hast. Ik had beter de Johannespassie kunnen zingen. Buiten schijnt de zon, het is heel mooi weer. Ze hangt in haar roze ochtendjas uit het raam om me na te wuiven en werpt me nog gauw een pakje brood na dat ik op tafel had laten liggen, dezelfde tafel die ik nooit meer terug zou zien.
En dan kom je 's avonds thuis, Rachel, en alles is weg. Tot de radio en de wekker toe. Je wilt tegen de zenuwen een plaat op de pick-up leggen: weg plaat en pick-up. Nee, de aladdin gelukkig niet. Die heeft ze laten staan, stonk haar te veel. Maar verder zo goed als alles. Ze moet erbij geholpen zijn, dat kan niet anders. Trouwens, haar vader was beroepsverhuizer. Liefst had hij het hele huis op zijn auto geladen. En hier op dit krukje van mij lag een vodje papier met daarop in potloodletters: zoek het maar uit, Lammy. Geen verdere uitleg, niks. Ook later geen enkele brief, geen enkel telefoontje, geen familielid dat zich even komt melden. Niets. Alleen de onbeleefdheid al dat je de stukken niet per aangetekende krijgt thuisgestuurd. Ik ben nu al maanden aan het procederen, ook over het huis. Ik heb drie advocaten in de arm genomen en eigenlijk is dat nog niet eens genoeg, want niemand schijnt tegenwoordig het wetboek nog te kennen. Mijn dossier bedraagt al zo'n tachtig pagina's en dan heb ik daarnaast mijn schoolwerk nog: jullie! Maar ik moet hier hoe dan ook weg. Met zo'n huis kan ik niet meer onder één dak leven. Uitgesloten. Het heeft mij zijn leegte aangedaan.
- Zei u daarnet 'Lammy'?
- Ja, Lammy. Zo heette ze, Lammy Lovecraft. Misschien ben ik veel te veel afgegaan op die naam. Dat komt voor dat alleen de naam al... hoe moet ik het zeggen... dat je daarvan compleet ondersteboven raakt. Ik mag wel uitkijken voor Rachel Stottermaus.
- Het klinkt misschien gek maar ik ken het woord lammy eigenlijk alleen als jas, dus met een lidwoord ervoor: een lammy. Mijn moeder heeft er zo een. Het is zo'n dikke winterjas van schapenvacht, maar dan met de vacht aan de binnenkant. Niet mooi, want hij maakt dik, maar wel lekker warm.
- Maar dat is haar ten voeten uit: een opgewarmd Michelinmannetje. Wie had ooit gedacht dat ik van jou nog eens een nieuw woord zou leren! Nee, mooi was ze niet, dat ze mooi was kun je moeilijk volhouden, al was ze ook niet lelijk. Maar vooral warm. Althans, dat dacht ik, in die waan heb ik acht jaar verkeerd. Ik trok haar aan als een jas. In bed heeft ze zelfs een keer in mijn oor gefluisterd, ze vouwde daarbij haar handen als een kokertje om haar mond opdat mij van die zachte woorden niet eentje zou ontgaan: 'Je bent een echte wolf in schaapskleren.' Ze had eens moeten weten... Overigens heeft dat ook een grote rol gespeeld, die opmerking. Men kan maar niet alles zeggen, ook niet in bed, dat is een verkeerde opvatting van intimiteit. Hij zinde me gewoon niet die opmerking, maar ik had haar toch ook niet van tevoren de mond kunnen snoeren. Ze had dus nooit iets van me begrepen. Aan de ene kant wou ik namelijk een moeder, dat klopte want zij was acht jaar ouder dan ik, maar aan de andere kant wou ik juist dat zij de wolf was en dat ik de enige op de hele wereld zou zijn die haar kon onderwerpen. Op zijn hondjes! Ik weet niet of je dit nog volgen kan, Rachel, je kijkt me aan alsof je op sterven na dood bent. Heb ik iets miszegd? Je vat alles weer veel te ernstig op, net als in de klas. Je bent veel te zwaartillend. Was ik ook, maar dan kun je beter gaan zwemmen of hardlopen. Die lange benen heb je niet voor niets.
- Ik rijd paard.
- Dan wordt het tijd dat je je eens in Penthesileia verdiept. Vraagje Griekse leraar. Maar wat ik zeggen wou: als jij mijn dochter was zou ik vurig wensen dat je voor je ging trouwen wat ervaring opdeed, ervaring hoor je, ervaring! Dat zouden ze wat mij betreft van hogerhand mogen bevelen dat meisjes als jij voor ze gaan trouwen ervaring opdoen. Zodat ze er als ze trouwen tenminste enige notie van hebben wat dat is: viriliteit, wat dat is: vrouwelijkheid. Waarom de ene man van benen houdt en de andere van borsten, en weer een andere van hele kleine jongetjes. Of grootmoeders. Daarom heb ik je dat verteld van die wolf. Dat is óók ervaring en die doe je hier op, voor niks, bij mij, terwijl je behaaglijk voor mijn aladdin zit en niet blootgesteld wordt aan auto's, weer of wind. Misschien dat je er later nog eens aan zult denken, als je straks zelf op je buik ligt en als er in jouw oor gefluisterd wordt. Maar heb het vooral niet over die wolf... ze zouden nog schrikken, zeker als ze hoorden van wie je het hebt. Als je in bed ligt kan je niet genoeg uitkijken. Als je niet in bed ligt trouwens ook, laten we dat vooral niet uit het oog verliezen.
Maar zie ons hier nou zitten te midden van al die kaarsen, het lijkt wel oorlog. En ik maar roken als een schoorsteen, terwijl ik jou nog niks heb aangeboden.
Wilt u soms iets van mij drinken, mevrouw?
- Graag, mijnheer.
- Dan moet u me even excuseren. Eén ogenblik.
Omdat de deur van de kamer niet helemaal open kon had Distelvink
zich uit rechtvaardigheidsgevoel de gewoonte aangewend om hem ook
niet helemaal te sluiten. Daardoor waren de geluiden uit het
belendende keukentje goed te horen. Er viel iets, er werd driftig
heen en weer gelopen, kastjes klapten open en dicht, de ijskast
werd geïnspecteerd en er klonk gevloek. Vervolgens was het even
stil alsof er werd nagedacht en toen klonk het ineens:
'Hebbes!'
Na een kleine tien minuten droeg hij met triomf een grote vleesplank naar binnen waarop een dampend steelpannetje, een soeplepel en twee hoge glazen. Voor hij alles op een gedekte hutkoffer zette die kennelijk als tafel dienstdeed, hield hij het onder haar neus en zei: 'Alsjeblieft, aardbeien op sap, omdat ik toevallig niks anders in huis had en dacht: kinderen als jij zullen dat wel lekker vinden. Maar het is natuurlijk wel uit blik, wat wil je het is winter, daarom heb ik ze ook opgewarmd, al geloof ik bepaald niet dat je het nog koud hebt als ik naar de kleur van je wangen kijk.'
Het viel niet mee om de aardbeien zonder morsen in de glazen te scheppen. Daar was een soeplepel ook eigenlijk veel te plomp voor. Maar met wat moeite lukte het. En nadat hij een ogenblik was neergehurkt om met scheef hoofd te controleren of beide glazen even vol waren, wat niet het geval was, sprong hij op en offreerde haar het volste van de twee met de woorden: 'Brandje handen en je mond niet, want dat zou ik niet graag op mijn geweten hebben', waaruit weer blijkt dat bliksems geen flauw benul hebben van hun eigen kracht.
Toen begonnen ze voorzichtig van het gloeiende goedje te lepelen en was het afgezien van het zachte lepelgetik een tijdlang stil. Het was de eerste keer dat Rachel aardbeien op sap kreeg voorgezet, een primeur uit blik, en het verbaasde haar dat ze er ondanks de bleekbruine kleur, ondanks de onappetijtelijke weekheid van de substantie, ondanks de laffe weezoete smaak van smulde. Omdat hij ze had uitgekozen, hij ze had opgewarmd en hij ze had aangeboden. Ervaring!
Maar de tijd drong en als ze nu niet op de proppen kwam met de
reden van haar bezoek zou het er misschien nooit meer van komen.
Hij maakte het haar ook niet makkelijk: een ander had allang
gevraagd wat haar zoal hierheen had gevoerd, wat ze hier zoeken
kwam, hoe ze hier gekomen was, of ze een goeie reis had gehad, op
welke manier ze terug dacht te gaan en wanneer. Het moest toch
duidelijk zijn dat een meisje van nog geen vijftien jaar op tijd
thuis werd verwacht en geen geld voor de trein op zak had. Zou hij
daar dan geen seconde bij stilstaan? Waarschijnlijk niet, anders
was hij ook niet over dat kerststuk begonnen. Maar was dat niet een
van de redenen waarom ze zo gek op hem was, dat hij zelden van iets
de reden vroeg? Gelukkig dat ze zich thuis zo goed had voorbereid,
iets had bedacht. Ze zou hem uithoren over de kleurkeuze van zijn
ballpoint en dan via het groen heel natuurlijk, het was immers een
complementaire kleur, bij het rood van de liefde belanden. In het
verhaal van de wolf had misschien ook wel een opening gezeten maar
daar wou ze voorlopig niet aan terugdenken, het had haar van alle
kanten beangstigd, ingesloten en zelfs pijn gedaan. Vooral Lammy,
vertrokken of niet, had beter nooit kunnen bestaan, te meer niet
omdat ze nog steeds bestond. Met al haar gefluister, hoe brutaal
ook, had ze toch maar bij hem in bed gelegen, misschien was ze
zelfs door hem ontmaagd. En wat Distelvink daar zelf dan ook van
mocht denken, vergeleken met de naam Stottermaus kon de naam
Lovecraft een genade worden genoemd, een
genade die verkeerd was uitgepakt maar een genade. Daar kwam bij,
zolang zij niet dood was maar springlevend, met benen om te lopen
en een willetje om te gaan en ervaring! kon niemand haar
verhinderen dat ze hier op een onzalige dag aanbelde en langs de
trap naar boven sloop om met dat lichaam van haar dat dan wel niet
heel mooi was maar helaas ook niet heel lelijk, opnieuw tussen zijn
lakens te glijden, opnieuw haar handen als een kokertje om haar
mond te vouwen en woorden in zijn oor te fluisteren waarvan de
strekking ditmaal... raak was. Rake woorden, waarmee je dus iemand
raken kunt, daar gaat het om, zeker als niemand je heeft voorgedaan
hoe je het met je lichaam of je ogen moet doen en als je je op je
rokje, niet bestand als het is tegen vetvlekken, scheuren of vuur,
ook niet geheel verlaten kan. Rake woorden, maar waar haal je ze zo
gauw vandaan op een donkere middag in december, in deze warme
rokerige mist en met een man tegenover je van een schoonheid
waarnaast de jouwe vaal verbleekt. En jij bent nog wel de vrouw!
Nee, zelfs dat niet eens. Hij heeft je hardop tot de kinderen
gerekend. Alleen je naam, die scheen hij wel aardig te vinden, een
klein lichtpuntje.
- Meneer. Ik wou u iets vragen. Onder vier ogen.
- Dat lijkt me niet al te moeilijk als je het oog van de naald buiten beschouwing laat.
- Get, wat flauw, ik weet nooit of u iets serieus bedoelt, ik bedoel hoe je serieus met u praten kan.
- Hébben we dan niet serieus gepraat? En de wolf dan?
- Dat was een verhaal, dat is heel iets anders dan een echt gesprek.
- Daar heb je gelijk in. Maar let nooit op bedoelingen van mensen. Je komt altijd bedrogen uit. Je hebt er niks aan, je wordt er alleen maar ongelukkig van. Toen ik een jongetje was en nog buiten speelde, hing mijn moeder om het kwartier een ceintuur uit het raam. Dat was een ceintuur van een ouwe bloemetjesjurk die ik verafgoodde, ik zie hem nog voor me. Die hing dan uit het raam aan de raamkruk en zodra ik dat zag moest ik me vliegensvlug melden door twee keer op de bel te drukken. Dan haalde ze hem naar binnen en was de komende vijftien minuten weer gerust. Maar als kind heb je er geen flauw idee van hoe lang dat duurt, een kwartier. Dus ik kon me nooit eens lekker laten gaan in het spel, me nooit eens uitleven, steeds maar dat snertraam in de gaten houden om te kijken of de bloemetjes weer buiten hingen, anders werd ze bezorgd. En als ik eens een keer niet gekeken had of te laat en dus ook niet belde, dan zwaaide er wat. Dan werd ogenblikkelijk de hele straat erbij gehaald. Of ik verongelukt was of zo. En hoe ik protesteerde, altijd zei ze weer: 'Mijn bedoelingen zijn goed, Douglas, wees maar blij dat je zo'n lieve moeder hebt, want mijn bedoelingen zijn goed.'
Maar nu zit ik alweer verhaaltjes te vertellen. Wat wou je me vragen?
- Dat ik de kleur van deze aardbeien zo gek vind, ze smaken heel erg lekker dat is het niet, maar dat er van de kleur haast niets meer over is, dat het meeste rood in het water is gestroomd, terwijl spinazie bijvoorbeeld ook wel van kleur verandert als je hem kookt, maar daar gaat de kleur toch niet helemaal uit want ik heb nog nooit knalgroen kookwater gezien, u wel? En hoe dat dan zit, of groen misschien een sterkere kleur is dan rood en of u misschien daarom liever met een groene ballpoint corrigeert dan met een rode, want u bent de enige en de Franse leraar zei laatst dat groen de kleur der dwazen is. Of heeft het te maken met wat u zoëven zei, dat u niet houdt van groen binnenshuis, dat u daarom alle fouten...
- Rachel, hou op! Ik kan het niet meer bijbenen. Wou je dat vragen? Waar zijn dan die vier ogen voor nodig.
Iets dergelijks.
- Iets dérgelijks? Maar je trilt als een espenblad, kind, heb je dat zelf in de gaten? Wou je misschien dat ik zei: 'Voor espenblaadjes maak ik een uitzondering, die zijn zo kwetsbaar, die heb ik wat graag bij me thuis.' En waar is het rood van je wangen gebleven, je bent lijkbleek. Ook in het kookwater? Dat noem ik nog eens kleur bekennen!
Maar hoor eens hier, toen ik twaalf was, drie jaar jonger dan jij nu, jij moest nog geboren worden, toen ging mijn vader dood. Hoe dat nou allemaal zit daar heb je niks mee te maken. Lange tijd zat ik niet in het hoofdhuis, altijd in aangrenzende percelen. Ik wou zeggen: het ouderlijk huis bestond niet meer voor mij, ik was gehavend. Dan houd je niet van rood, je haat het. Jij weet niet eens wat fouten zijn, anders was je me hier niet komen opzoeken. Dus waar heb je het over. Een Distelvink hoort te zingen: 'Dynamiet! Dynamiet! Dynamiet!' Maar bij mij komt er geen liedje meer uit. Behalve dan op die dag dat ik zonder jas naar mijn werk ging, maar dat heb ik je al verteld.
Mijn vader had geen enkele verzekering afgesloten en mijn moeder kon onmogelijk vader en moeder zijn tegelijk: ze moest uit werken. Dus Douglas moest naar kostschool. Dus ik zat nooit meer met haar onder één dak. Dus ik werd ziek. Toen hebben ze het gepresteerd om mij vijf dagen achtereen ziek op mijn kamertje te laten liggen, als je ziek was moest je namelijk naar een kamertje, zonder een keer naar me om te kijken. Ik schreeuwde uit het raam. Niemand, alleen boomgeruis. Ik bleef uit het raam schreeuwen, de bomen bleven ruisen. Toen heb ik mijn broekriem uit het raam gehangen met een wit hemdje eraan. Dat zag de tuinman. Die vond dat een typische vlag aan de gevel. Meteen werd er op mijn deur gebonkt: 'Douglas,' zeiden ze, 'ben je gek geworden?' 'Ja,' zei ik. 'Dat is dan niet zo mooi,' zeiden ze, 'ziek en nog gek bovendien.'
Maar weet je waar ik nu zin in heb?
- Nee.
- Om jou het huis te laten zien. Misschien kom jij hier nooit meer terug en dan heb je niet eens kennis gemaakt met het hele huis en het huis, ook al wil ik er dan vanaf, c'est moi.
Ze stonden op en voordat ze de kamer verlieten blies Distelvink,
niet alleen omdat de verzekering dat vergde maar ook omdat
brandende kaarsen die je aan hun lot overlaat altijd wraak nemen,
zorgvuldig alle zestien kaarsen uit. Hij bepaalde daarbij de
volgorde volgens een zeer ingewikkeld systeem van optellen en
aftrekken zodat hij nu eens hardop rekenend dan weer met getuite
lippen kriskras door de kamer rende. Daarna draaide hij de aladdin
laag, pakte de vleesplank, zette er de glazen, het pannetje met de
soeplepel en de volle asbak op, duwde met zijn voet de deur open en
zei: 'Ziezo, twee personen gaan de stallen bezichtigen. De een kent
ze al, dat is de eigenaar, die mag derhalve voorop.' Dat kwam
Rachel goed uit, daar ze het nu niet opnieuw aan zijn manlijke
hoffelijkheid verplicht was om de draaitol uit te hangen. Ze deed
er zelfs nog een schepje bovenop door 'Na u' te giechelen en wel
met zo'n gek stemmetje en zo'n koddig gezicht dat geen
buitenstaander, ook Distelvink niet, want zoals wel wordt gezegd:
elkaars buitenstaander zijn we allemaal, op het idee zou zijn
gekomen om daar de moed der wanhoop achter te zoeken.
Eerst betraden ze het kleine keukentje. Wat servies en pannen betreft moest Lammy niet al te inhalig zijn geweest: op het aanrecht bevond zich een buitensporig grote afwas. Een rotzooi was het overigens niet. Integendeel, nog nooit had Rachel zo'n ordelijke verzameling vuile borden, kopjes, glazen, pannen en bestek bij elkaar gezien. Alles was keurig afgespoeld. Niets lag scheef en de vorken, messen en lepels waren zelfs gesorteerd alsof ze al in de la lagen.
- Wat is dit? vroeg ze, wijzend op een zonvormige figuur die het hele bovenblad van de ijskast in beslag nam.
Mijn zoekwijzer, zei hij, van Mammie geleerd.
Het middelpunt van deze zoekwijzer werd gevormd door een bierviltje met een Zwaluw-lucifersdoosje in het midden. De 'stralen' bestonden uit de meest uiteenlopende voorwerpen die, zo legde hij uit, gerangschikt waren volgens de vier windstreken, met dien verstande dat hun beginletter overeenkwam met de beginletter van de windstreek waarop ze waren neergelegd. Zo lag de nageltang op het Noorden, de opener op het Oosten, de zoutschep op het Zuiden en de waterpomptang op het Westen waar zich niet geheel toevallig ook de zee bevindt. Als je er nu maar goed zorg voor droeg alles altijd op zijn plaats terug te leggen hoefde je nooit bang te zijn dat je iets kwijtraakte. Over de wijze waarop de tussenliggende voorwerpen zoals kurketrekker, notenkraker, dunschiller, appelboor en knoflookpers waren gerangschikt liet hij zich niet uit. Over wat nagel- en waterpomptang in dit gezelschap deden evenmin. Rachel vond dat zijn goed recht, keukengeheimen zijn tenslotte keukengeheimen, maar één ding zat haar danig dwars. Het was echter zo voor de hand liggend dat dat wel het allerlaatste was wat zij zou durven vragen: als hij de nageltang of om het even welk voorwerp dat hij had gebruikt nu eens gewoon, dat wil zeggen zonder zich iets aan te trekken van windstreken of zonnepatronen, neerlegde, dan zou hij hem toch óók direct terug kunnen vinden, dan zag hij hem toch doodleuk liggen tussen de rest? Het formicablad van de ijskast was toch geen vlakte en er lagen toch geen duizend dingen op?
En hij wist het ene ding toch wel van het andere te onderscheiden? Als hij nu blind was...
- Wat gaat er door je hoofd?
- Ik dacht: het allermooiste van deze keuken zijn de zwarte tegeltjes. Kijk, ze vangen net de laatste stralen op van de zon die uit de wolken zakt en de kleur van die zon
- Maar die tegeltjes zijn van board en de cementgroefjes ertussen ook!
- Dat is het mooie juist.
- Je bent de eerste die het opmerkt. De tegeltjes zullen je eeuwig gedenken. Wat vind je nog meer mooi?
- De drie witte raampjes en het uitzicht erachter met al die balkonnetjes.
- Ja en het is nog leuker als ze open kunnen, met mooi weer. Dan hoor je het geratel van de drukkerij beneden en de vrolijke stemmen van de jongens die er werken. Hoe dat opklimt tegen de muren, via deze raampjes naar binnen dringt en zich dan op een heel speciale wijze vermengt met de salade van je eigen keukengeluiden, daar kan ik geen genoeg van krijgen. Je deelt in een soort gezelligheid en zij daar beneden delen in geen enkel opzicht in de jouwe, het is zelfs nog maar de vraag of ze het daar gezellig hebben. Misschien is het dat wel: dat je daardoor ontdekt dat niet alles wederkerig hoeft te zijn om ervan te genieten. Denk je eens in, Rachel, hier op dit fornuis sta je een biefstuk te bakken en dwars door het gesis en gespetter van je boter slingert zich ineens een glasheldere jongenssopraan, ik moet je zeggen, mij smaakt die biefstuk dan beter. En die jongen die daar zo hartstochtelijk zingt of lacht of schreeuwt is daar volstrekt onkundig van, de schat.
Maar nu óp naar de slaapkamer, want die is ook riant en het bijzondere is, je bereikt hem via de keuken. Een nadeel is dat etensgeuren die weg ook kennen, een voordeel dat niemand je daar gauw zoeken zal.
Hij ging haar voor, opende een witte deur die omdat hij met hetzelfde behang behangen was als de muur waarin hij zich bevond zo goed als onzichtbaar was, en leidde haar door een smal gangetje naar een kleine kamer zonder ramen. Het rook er niet naar eten, eerder naar mottenballen. Nagenoeg de hele ruimte werd in beslag genomen door een antiek wortelnoten bed met een witgehaakt sprei. Eronder stond een paar suède pantoffels, ervoor, ernaast was namelijk geen plaats meer, een nachtkastje met daarop een zaklantaarn, een boek van Erich Mühsam, een buisje aspirines en een potlood. Rachel wist niet wat ze intiemer vond: deze vier voorwerpen, de pantoffels of het bed. En ze beschouwde het als een buitengewoon voorrecht en een blijk van vertrouwen dat haar op dit alles een blik werd gegund. Wel hoopte ze vurig dat Lammy had liggen fluisteren in een groter bed dan het onderhavige. Dit uit zijn krachten gegroeide ledikant kon je immers met de beste wil van de wereld niet tot de tweepersoonsbedden rekenen en als twee mensen er dan zo nodig samen in wilden liggen, dan waren ze op het gevaar af anders buiten boord te vallen gedwongen om elkaar de hele nacht, die ganze Nacht, Geburtstag of niet, te omarmen, wat inhield dat Lammy wellicht achtmaal driehonderd vijfenzestig is bijna drieduizend nachten... de vraag was of dat nog ooit zou kunnen worden teruggedraaid, ingelopen, overtroffen.
Dat alleen al de geringe afmetingen van de slaapkamer deze hoop nog geen duimbreed tegemoetkwamen, daarvoor had zij geen oog, niet omdat liefde blind maakt maar omdat hoop dat doet.
Distelvink, die van nature een aartscalculator was, merkte tot zijn vreugde dat Rachel met dichte ogen getallen voor zich uit prevelde en verkeerde in de veronderstelling dat die betrekking hadden op de afmetingen van het bed.
- Inderdaad, zei hij, het is een gek formaat. Weet je hoe zo'n bed heet? Een twijfelaar. En weet je hoe de man heet die erin ligt?
- Er ligt geen man in, zei Rachel die allang blij was dat er van geen vrouw werd gerept.
- Goed, weet je dan hoe de man heet die erin ligt als hij erin ligt? Een twijfelaar. En weet je waaraan hij twijfelt? Nee, dat kun je niet weten en dat is maar goed ook. Zo, dit was het dan, we hebben het hele huis gehad. Had je nog iets te vragen, iets onder vier ogen misschien? Hier kan niemand ons horen.
- Nee, zei Rachel, ik geloof van niet.
En terug ging het weer naar de huiskamer. Daar hing nog steeds een
blauwe sigarettendamp en een kaarsenwalm en het was er nog
duisterder dan eerst. Distelvink stelde niet voor om weer te gaan
zitten, draaide ook de aladdin niet hoger. Hij wipte van de ene
voet op de andere en zei ten slotte dat ze maar eens op moest
krassen.
- Ik moet hoognodig mijn advocaten bellen en heb nog wat kwesties af te handelen met mijn makelaar. Als ik niet zorg dat ik hier zo vlug mogelijk wegkom verklaart dit huis me de oorlog en ben ik er geweest. Denk daar vooral niet te licht over, huizen dóen dat, de oorlog verklaren. Dat zal iedereen die zijn huis verwaarloosd heeft je kunnen bevestigen. Als jij ze niet meer onderhoudt, onderhouden ze jou ook niet meer en dat is dan zacht uitgedrukt. De voorafschaduwingen hebben zich al voorgedaan. Je zou de vloeren 's nachts eens moeten horen. Lammy heeft ze destijds prachtig gebeitst, maar sindsdien heb ik er niks meer aan gedaan en nu liggen ze 's nachts te kraken en steunen als oude wijven. Niet dat ik iets tegen oude wijven heb, maar ze moeten me niet uit de slaap houden. De keukenkastjes sluiten niet meer, je doet ze dicht en pieeeep!
daar gaan ze weer open. In de huiskamer bladdert de kalk van het plafond, kijk straks maar in je haar. Op de muur van het overloopje is een vochtplek verschenen in de vorm van een doodshoofd. De lamp in mijn slaapkamer springt om de haverklap kapot. De afvoer van de gootsteen is verstopt. De kamerdeur vertikt het om nog helemaal open te gaan. Het dak lekt. De schoorstenen trekken niet meer, vandaar dat ik met Aladdin rond moet rennen. De wastafel is gebarsten. Het gasfornuis bemoeit zich met mijn gekokkerel en maakt allerlei rare plofjes. Eigenlijk zijn alleen jouw zwarte boardtegeltjes nog intact. Maar toch is het mijn huis. Ik ben er vaak voor op de loop, maar toch is het mijn huis, ik houd ervan. En nu ben jij vanmiddag ineens langs de trap omhoog gekomen en je zult moeten toegeven: het heeft je misschien niet met open armen ontvangen, maar het heeft je toch ook niet de deur gewezen. Maar nu moet je werkelijk weg. Kom hier, ik zal je in je jasje helpen.
- Dat doe ik zelf wel.
- Een geëmancipeerd meisje.
- Daarom zeg ik het niet.
- Staat u me dan toe uw knopen vast te maken?
- Natuurlijk.
- Grote goedheid, wat zijn die weerbarstig! Ik kan er haast niet mee overweg, je breekt er je vingers op. Maar wacht eens even, dit lijkt me kwaadwilligheid, iemand heeft ze er faliekant verkeerd aangezet. Als je knopen aanzet, Rachel, dan moet je met je draad eerst een steeltje maken, alsof de knoop een bloem is. Knopen moeten als bloemen uit jassen groeien, helemaal uit jasjes van jonge meisjes. Die van jou liggen veel te plat op de stof, er zit geen ruimte meer tussen. Zelfs de vingers van de wind zouden er geen raad mee weten. Zeg eens eerlijk, was het een vrouw die ze eraan heeft gezet?
- Mijn moeder.
- Je móeder? Zeg haar dat ze het overdoet. Hoe ze het ook bedoeld mag hebben. Dat zelfs je schoolmeester er niet in slaagde om ze dicht te krijgen.
- Dat doet ze niet.
- Dan vraag je het met je allerzoetsappigste stemmetje.
- Dan doet ze het nog niet.
- Och arme! Maar vergeet je das niet en draai ze stevig om je hals, al die patentsteken, want je hals is het kwetsbaarste wat er is.
- Niet waar, je hart.
- Dat scheelt maar twee letters.
- Dat is precies genoeg.
- Goed, draai die das dan om je hart, stijfkop.
Rachel trok de das zo stijf om haar hals dat ze zichzelf bijkans
onthoofdde. Toen gaven zij elkaar een afscheidshand en terwijl zij
zei: 'Dag meneer' en hij: 'Dag Racheloesjka', gaf hij met zijn
andere hand een kort rukje aan haar paardenstaart. Zowel dit rukje
als het zangerig uitgesproken Racheloesjka en de zachtheid van zijn blik gaven haar
de kracht om voor ze de trap afging nog éénmaal een kans te wagen,
wat, aangezien ze toch beseffen moest dat ze niet alleen geen
ja zou krijgen maar zelfs een
nee riskeerde, neerkwam op een tweede
poging tot onthoofding.
Met haar rug gekeerd naar het trapgat zei ze: 'Mag ik nog wat vragen, er schiet me op het nippertje iets te binnen.' 'Op het nippertje?' zei Distelvink, 'zeg maar liever op de valreep, als je nog een centimeter naar achteren stapt ben je dood. Maar vraag maar, bedenk alleen dat we niet meer onder vier ogen zijn, het hele trappenhuis luistert mee.' Hierdoor liet Rachel zich niet afschrikken, niet voor niets had ze op deze middag ervaring opgedaan. Ze deed een paar stapjes naar voren, legde haar handen als een kokertje om haar mond, richtte dat kokertje schuin omhoog, ging op haar tenen staan en fluisterde: 'Als ik zo'n hekel aan rood had als u, dan zou ik er niet over piekeren om een rood-wit-zwart geblokte plaid in mijn auto te voeren.' Ze zei met opzet voeren om hem te herinneren aan de dag dat die plaid gevlagd had, voor haar. Conform zijn aard sloeg Distelvink hier geen acht op, zoals hij eveneens conform zijn aard niet vroeg hoe zij wist dat hij een dergelijke plaid in zijn auto had. Hij riep slechts uit: 'Niets, niets heb je ervan begrepen, zo gaat het nu altijd. Betrekkingswaan, onzinnige vrouwenredenaties. Samen met wit en zwart is rood een schitterende kleur! Ik heb nooit anders beweerd. Wat is anders de kracht van Sneeuwwitje of van een spel kaarten? Waarom zou ik zelf rooie overhemden dragen? Waarom wordt een boek dat Le rouge et le noir heet op witte bladzijden geschreven? Nee, dat moet ik omkeren: Waarom noemt een schrijver zijn boek dat hij op wit papier geschreven heeft Le rouge et le noir} Waarom dwing jij mij tot het vreselijke woord waarom ? Ga nu toch. Dag.' 'Dag,' zei Rachel en begon voetje voor voetje aan haar achterwaartse trapafdaling. 'Ook nog een kreeftengang,' mopperde hij, maar hij keek haar wel na tot ze bij de kromming van de trap uit het zicht verdween.
Hals over kop stortte Rachel zich van de rest van de treden. Hals over kop wou ze weer naar boven stormen toen ze eenmaal beneden was. Maar ze deed het niet, bang dat ze het voor eeuwig bij hem verkorven had. Ze ging de straat op. De lantaarns brandden, de stoep was leeg, er stond niet één krat meer. Het enige wat restte van de maritieme kerstnering was een kolossale kreeftenschaar die met het elastiek er nog omheen in een plasje water lag. Ongetwijfeld moest hij losgeraakt zijn van een levende kreeft, want hij was niet rood maar zwart met oranje stippen, dessin pimpampoentje maar dan omgekeerd, zodat er binnenkort een kerstdiner in het ongerede zou raken vanwege een geschonden voorgerecht. Als het een kinderarmpje was geweest, dacht Rachel, liep hier de hele stad te hoop en kwam het morgen in de krant.
Ze keek omhoog. Het raam bleef dicht. Uitgewuifd door kapitein Haak
zoals hij eertijds door lelijke Lammy liep ze schokschouderend en
schoorvoetend in de richting van II Triëste, bekeek zichzelf in de
grote zwarte spiegelruit, mompelde: 'Hallo, verse kreeft', drukte
de deur open, nam plaats boven op de vetvlek in haar rok en
bestelde met rode ogen een espresso, die haar op zijn Italiaans
werd aangereikt.