PLOOI ZEVENENTWINTIG
waarin alweer een kapje wordt opgezet
Wat een gotspe dat uitgerekend Rachel het rode kapje van Roodkapje
op haar hoofd kreeg gedrukt! Dat dat haar nu net moest overkomen
terwijl ze al op vijfjaar wist dat Roodkapje een lamstraal was, als
je dat tenminste van meisjes zeggen kunt. Dat het trouwens allemaal
lamstralen waren in dat sprookje, de een nog een grotere dan de
ander. Behalve de wolf uiteraard. Die liet zich niet kisten. Maar
die hebben ze dan ook een vracht stenen in zijn buik genaaid. Moest
verdwijnen met huid en haar. Zo diep mogelijk de modder in. Voor
straf. Omdat ze zijn dierlijke meerwaarde niet konden velen. Een
wolf tot zinken brengen, dat doet het altijd goed. En de
schijnheilige lummels die daar hun goede, goede hart aan ophalen,
blijven in leven. Zo gaat dat en zo zal het altijd gaan en wie het
doorheeft en hardop protesteert kan eveneens gaan modderhappen, wat
ook een vorm van kisten is.
Maar nog duizend keer liever modder dan een koude pannenkoek!
De moeder, die zulke pannenkoeken in een biezen mandje doet en er vervolgens haar dochter, uitgedost als vuurtoren, het bos mee in stuurt: een lamstraal.
De ziekelijke oma, die denkt: de lente staat zowat voor de deur, laat ik maar vast een touwtje uit de brievenbus hangen: een lamstraal.
Roodkapje zelf, die oma-oren, oma-ogen, omatanden, omahanden en een omaneus niet kan onderscheiden van wolvenoren,wolvenogen,wolventanden, wolfsklauwen en een wolfsneus: een lamstraal.
En dan ineens, zonder dat je daar zelf de hand in hebt gehad, schijn je zelf tot het lamstraal-rijk te zijn toegetreden. Alleen maar doordat er vanmorgen een rode klad in je broek zat ter grootte van een rijksdaalder. Waar kwam die vandaan? Uitje eigen spaarpot. Eerst piekerde je er niet over om het te vertellen. Toen zag je plotseling dat het bloed was - je kon wel doodgaan - en heb je het toch verteld. Nu ben je niet confuus meer, nu ben je overstuur, want 'Grote goedheid, Rachel', heeft je moeder uitgeroepen, 'als het waar is wat je me daar vertelt, dan ben je vandaag Roodkapje geworden en wat moeten we als die zomaar in verwachting raakt!'
Je zegt niet: 'Wolven krijgen toch ook niet zomaar stenen in hun buik', dat schoot je pas later te binnen. Je sloft als een lamstraal achter haar witgejaste rug de slaapkamer in. Daar bewaart zij 'de spullen'. 'Als je die niet gebruikt,' zegt ze gepikeerd, 'zitten je kleren in no time ónder. En wat dat betekent voor mijn meubels. Ik heb het één keer meegemaakt met een loopse hond.'
Er zal dus nog meer bloed gaan vloeien. Hoe kan dat en hoe weet zij dat.
Met een van de vele sleutels uit haar loodzware sleutelbos maakt ze
de linnenkast open en hult je in een zware wolk van lavendelgeur.
Van achter een stapel charmeuse directoires grist ze - dit gebeurt
vliegensvlug om jou vooral geen zicht te geven op nog meer
vrouwengeheimen — een kartonnen doos en een gordeltje weg: de
spullen.
Eerst moet je je rok laten zakken om het gordeltje te passen. Je ziet direct dat het een afgedankt gordeltje van haarzelf is. Vroeger moet het de roze kleur hebben gehad die door Talens met vleeskleur wordt aangeduid, maar nu is het van een grijs zó grauw, zó groezelig dat je er nog geen vinger naar uit zou willen steken. Je zal wel moeten. Terwijl je erin stapt, merkt je moeder op dat je benen een gat in de lucht mogen springen als ze ooit nog iets deelachtig worden van vrouwelijke rondingen en de eerlijkheid gebiedt haar te zeggen dat hetzelfde geldt voor je platte bovenkant.
Het is veel te wijd, je kunt er minstens drie keer in. 'Geeft niet,' zegt je moeder, 'dan nemen we het even voor je in.' Maar ze kan niet naaien. Geen nood, met een paar veiligheidsspelden zal het ook wel lukken. 'Maar dan heb ik straks twee bobbels onder mijn rok.' 'Wat maakt dat nou uit, het is maar voor een weekje.' Als Hij het ziet, denk je, ga ik dood.
Aan het gordeltje hangen twee tegenover elkaar liggende platte haken, ook vleeskleurig. De voorste dient zich te bevinden ter hoogte van je navel en de achterste vlak boven de bilnaad. Op die manier laat het verband zich zo vasthaken dat het elke ongerechtigheid zal opvangen van het kruis waaruitje bloedt. Blijkbaar blijft het niet bij bloeden. Het woord ongerechtigheid, het woord kruis en het woord verband maken je zieker dan ziek, terwijl je dat niet was.
En dan is het nog niet eens verband ook. Het smalle, zachte voorwerp dat ze uit de doos trekt, de witte doos waarop onder het blauwe silhouet van een vrouwenprofiel en een blauw kruis in blauwe schrijfletters Nefa staat (wat griezelig dicht in de buurt komt van nefast, maar dat woord kende je toen nog niet) lijkt eerder op een groot uitgevallen kussentje van witte en roze fondant. Zo wordt het je ook overhandigd: als een bijzondere lekkernij. Het enige wat misschien aan verband doet denken is het gaas waarin het zit verpakt, al heeft dat ook iets weg van een netje. 'Nu ben je een vrouw,' zegt je moeder en slaat devoot haar ogen neer. 'Nee,' zeg je, 'een dame, waarom noemen ze het anders damesverband.'
Met wijdbeense passen verlaat je de slaapkamer: een zieke cowboy met een rokje aan, lamstraliger kan bijna niet.
Ondertussen is zij zuchtend neergestreken voor haar kaptafel waar ze zit te murmelen met de handen in het haar. Toch zijn het niet de haren die door dit alles in de war zijn geraakt, het zijn de hersenen en hersenen die laten zich niet kappen. Ik heb tenminste nog nooit een kam of een borstel gezien, al hadden ze nog zulke mooie zilveren ruggetjes of een handvat van parelmoer, die erin geslaagd is om gedachtenkronkels glad te strijken.
Terwijl je je rechteroor zo stijf mogelijk tegen de deur drukt hoor
je haar wanhopig prevelen: 'Een goeie kapitein schijnt ook te varen
op de Rooie Zee, waarom, waarom heb ik die dan nog nooit
ontmoet...'
Je snapt niet wat die kapitein ermee te maken heeft.
Van de Rode Zee weet je alleen dat hij hele legers kan verzwelgen.
Met je oor nog steeds aan de deur neem je je heilig voor: die kapitein, ik zal hem ontmoeten. Maar dan trek ik wel iets anders als een witte jasschort aan.