PLOOI NEGENTIEN

waarin eindelijk een aanvang wordt gemaakt met de beklimming van het dal



Mensenkinderen wat een kreeft en dat in de Amsterdamse Pijp, ik zal niet zeggen dat het slaat als een tang op een varken, maar je staat er wel van te kijken. De visboer die rechts van nummer 172 woont - links bevond zich immers al II Triëste — heeft zich laten inspireren door de immense afmetingen van het trottoir en voor de gelegenheid krachtdadig uitgepakt. Hier waan je je niet langer op een verkapte ijsbaan maar op een drooggelegd stuk zee.

Rachel hoopt dat er gauw wordt opengedaan, want ze wordt werkelijk omstuwd door de kreeften, gekookt of levend. Als het dennengroen je bij wijze van spreken niet op elke hoek van de straat om de oren sloeg, dan zou je alleen al aan dit gedeeltelijk rood- gedeeltelijk zwartgepantserde leger kunnen opmaken dat Kerstmis in aantocht is. Behalve in aantocht ook nog gedemocratiseerd! De grootste en roodste kreeft van allemaal, zó weggelopen uit een tekening van Grandville, met antennes van minstens een meter, staat parmantig rechtop in zijn krat en houdt een blauw stuk karton tussen zijn scharen omhoog. Daarop is in krijt geschreven: hallo, verse kreeft! Dit hallo moet voor de gewone man wiens smaak niet alleen van kerstrollade naar haas en fazant, maar tot grote vreugde van de zeefruit-industrie ook heel voorzichtig van huzarensla naar oesters en kreeft begint over te hellen, de drempel nog een tikje lager maken. Op dezelfde manier dingt het gevelbordje van de naburige Karbouwapotheek naar de gunst van de cliënten op rijwielen ten detrimente van klanten op de fiets: rijwielen van niet-clientèle worden verwijderd. Om te duizelen. Straks word je zelf nog verwijderd.

Klanten en clientèle, drempelvrees en drempeldurf, huzarensla en kreeft, links en rechts, rood en groen, arm en rijk, broek en rok, Rokriem en Distelvink, muis en vogel, mei en december, jong en oud, Paatje en Maatje, als er een God is, dan liefhebbert hij in splijtzwammen, hoe komt het anders dat alles, maar dan ook alles doormidden is gezaagd?



Hallo Vader, weet je nog het allerlaatste kerstdiner met jou erbij? Hoe wij voor de laatste keer, want daarna is de wereld drastisch ineengeschrompeld tot Moeder en mij, met de hele familie om het damasten tafelkleed van Opa zaten, dat met de ingeweven hulsttakjes, en smulden als zwijnen. Hoe oom Daaf boven op de tafel klom en zei: 'Er zijn twee woorden die niet deugen, hygiëne en fatsoen, dus laten we er een onfatsoenlijke en onhygiënische avond van maken', wat volledig in tegenspraak was met de decente toiletten en de Japanse vingerkommen. O, de luister, de lichtzinnige overdaad van alles, het ernstige zwelgen en ten slotte de doldrieste run op de zwaarbeladen kerstboom. Al die rode sokken vol cadeautjes, de sokken die door jou waren gebreid, o Vader, en dat ik er behalve met jou met niemand over praten kan hoeveel plezier we aan dat alles hebben beleefd, omdat me de eerste de beste keer dat ik ervan repte al werd toegevoegd: 'Zo te horen zaten jullie wel aan de goeie kant van het kapitalisme, hè?'Ja dat zaten wij, inderdaad, zo is het, aan de goeie kant van het kapitalisme dat is prima uitgedrukt, knap zo, vooral met dat er achteraan, vind je ook niet, Vader? Maar dat er tegelijkertijd met het kerstdiner een maatschappelijk conflict werd opgediend doet dat ook maar iets af aan de onvergankelijke oerpracht van besuikerde arrensleetjes, sneeuwpopjes, hertjes, kerstkabouters, uitgeholde dennenappels, engeltjes met een gat in hun hoofd, vergulde rendieren en al die andere kaarsenhouders waarin zich generatie na generatie verkneukeld heeft?

En dan moeder Karbas, gedenk moeder Karbas. Moeder Karbas die zonder dat wij dat verhelpen konden overal in het rond bazuinde dat ze zo trots was dat ze 'bij de rijkdom dienen mocht'. Hoe fier ze onder de mistletoe kwam doorgeschuifeld met een schaal vol oesters en kreeft op haar dikke, blozende armen. De pientere elektrische oogjes van de kreeft - 'Waar zit de batterij, Vader?' 'In de kreeftenbuik, Schat.' 'Een Witte Kat?' 'Natuurlijk, die houden van vissige buikjes.' - en die gigantische met kiezen afgezette scharen. 'Goed uitpeuteren die scharen, dan kun je ze voor later bewaren' (nu is het later en ik heb geen idee wat ik ermee aan moet).

En Metertje, Metertje met de soldatenschouders, die kordaat haar kreeftenboor in de lucht steekt en er vervolgens zo hard mee tegen haar champagneglas tikt dat de scherven in het rond vliegen. Maar stil zijn we in elk geval wel, want we weten al wat zij gaat zingen: Zij die niet slapen. Dat doet ze eik jaar en wij zingen dan uit volle borst het refrein. Als ik er maar weer niet de hele nacht van wakker lig omdat ik bang ben, bang, bang, bang dat ze ergens niet ver hiervandaan ook voor mij al een rouwkleed hebben klaargelegd:



Zij
die niet slapen



Het rijke gezin heeft kreeft en salaad,

verorbert een kostelijk souper.

Ze zijn dol op vis en mevrouw ordonneert:

Garnalen voor het déjeuner.

En morgen trakteert ze op heerlijke tong,

ze maakt heel 't gezin reeds belust: 

ze dromen des nachts van de heerlijke vis 

Te midden van zalige rust.



refrein:



Maar zij die niet slapen is 't moedige volk,

die bonkige kerels op zee.

Die stormen trotseren terwille van brood

altijd en overal beloerd door de dood.

En wie als het stormt ook niet slaapt is de vrouw

die neerknielt en bidt vol van droefheid en rouw

voor 't lichaamsbehoud van haar man en haar zoon

haar moeilijk bestaan heeft het rouwkleed tot loon.



Soms zou men het waarachtig gaan denken, maar de wereld wordt niet louter bevolkt door dieren. Zelfs de Karbouwstraat niet, zelfs het huis van Distelvink niet. Maar beloerd word je natuurlijk wel. Hoog in het hol van de leeuw huist kapitein Haak.

Als Rachel naar boven kijkt om te zien of er eindelijk op haar belletje wordt gereageerd, ziet ze zijn kolossale prothese vlak boven de witomlijste dakkapel naar buiten steken. Om mij toe te wuiven of om mij op te hijsen aan mijn paardenstaart? Voor ze daar achter is vliegt plotseling de deur open aan een touw dat vanuit onbekende hoogten wordt aangetrokken door iemand van wie je beneden weliswaar geen glimp opvangt, maar die zich doordat al zijn bewegingen natuurgetrouw in het touw worden voortgezet, bewegingen die haar stuk voor stuk zouden kunnen verpulveren of vergulden, zigzagsgewijs in het hoekige trappenhuis kenbaar maakt. Nu of nooit. Rachel krijgt het gevoel dat er oude wonden tot leven komen, knippert met de ogen, schudt haar haar, glimlacht, sluit zachtjes de deur en begint dan druk gesticulerend maar met knikkende knieën en kloppende slapen aan een beklimming die langer duren zal dan de lengte van deze hoge, loperloze, splinterende trap. Als ze toevallig geen kniekousen aan had gehad zou ze daarbij haar nylons hebben opengehaald. Als haar rok langer was geweest de zoom van haar rok. Maar dat ze niet iets anders openhalen zal is te veel gezegd. Enfin, verman je. Kome wat komen gaat. Op naar Hem. Naar de opperste ontoegankelijkheid.