Hoofdstuk 10

Op het Port Authority-busstation krioelde het van de zilverkleurige bussen, die als eb en vloed af en aan reden.

Op een dag zou Lynsey terugkomen in New York, dat wist ze zeker. Haar torenhoge verwachtingen waren terecht geweest. Het echte New York leek precies op dat van haar dromen, maar ze moest verder. Het voelde alsof ze afscheid moest nemen van een nieuwe vriendin na een veel te korte lunch. Maar ze wist dat ze contact zouden houden. Nu wilde ze haar Greyhound-bus vinden en instappen voordat ze in de verleiding zou komen om te blijven. Ze had niet veel tijd meer.

Haar zilveren rijtuig wachtte.

Lynsey klopte op haar zakken toen ze door het middenpad van de bus liep, om te controleren of ze alles bij zich had. De kans was klein dat haar paspoort kunstleren pootjes had gekregen en uit haar tas was ontsnapt, de vrijheid tegemoet, maar ze moest zich ervan verzekeren dat ze hem nog had voordat ze de stad uitging. Haar tas was zo diep als haar arm lang was, en de belangrijke spullen leken de gewoonte te hebben om in hoeken en gaten te kruipen en te doen alsof ze zoek waren. Toen ze alles had teruggevonden, bekeek ze de bus die de komende paar dagen haar thuis zou zijn.

Ze zag het mooiste meisje van de hele wereld dat op de vierde rij zat niet, omdat ze pas bij de vijfde rij opkeek. Serena zag Lynsey ook niet. Ze sliep als een roos onder de omlaag getrokken klep van haar honkbalpet, ondanks het lawaai en de chaos om haar heen.

Er waren geen tweezitters meer vrij. Zodra de chauffeur een stuk karton op het dashboard had gelegd waarop met rode viltstift LOS ANGELES was gekrabbeld, waren de ervaren reizigers de bus in gestormd. Terwijl Lynsey nog in 42nd Street de weg stond te vragen. Ze wist dat ze een besluit moest nemen voordat ze achteraan kwam. Achter in de bus was het toilet, en dat riep een zekere wanhoop op. Naast wie wilde ze in de komende fase van haar leven zitten, slapen en eten? Het was bijna niet te overzien. Deze vreemden konden stuk voor stuk haar reis in positieve óf negatieve zin beïnvloeden. De jongen links, in een pak met stropdas, leek hier volkomen misplaatst. Alsof hij op het vliegveld de verkeerde afslag had genomen en straks verbaasd zou opkijken wanneer deze zilveren sigaar niet opsteeg. Een vrouw die een hamburger zat te eten, ontweek haar blik en deed geen enkele poging om de tas met boodschappen die op de stoel naast haar stond weg te halen. Achterin zat een man met een kastanjebruin gezicht en sprankelende blauwe ogen onder een vale honkbalpet. Misschien. Te veel keuze en te weinig tijd. Lynsey voelde een bezorgdheid opkomen die ze niet van zichzelf kende. Dit was de moeilijkste beslissing die ze in maanden had moeten nemen. Ze maakte haar hoofd helder en probeerde praktisch te denken. Uiteindelijk koos ze voor ruimte en nam ze plaats naast een oud vrouwtje met suikerzoete roze lippenstift en het postuur van een kind van negen. Meer beenruimte.

Een jonge student die vlak na Lynsey was ingestapt, zag Serena onmiddellijk. Hij bedankte God voor het uitvinden van de vrouw en tegelijkertijd voor de mazzel dat hij de kans kreeg om naast deze blonde schoonheid te gaan zitten. En hij vroeg Hem om genoeg moed om met haar te praten. Tegen de tijd dat hij de bus uit moest, in Philadelphia, was hij niet verder gekomen dan 'dag'. Serena strekte haar lange, bruine benen en ging wat gemakkelijker zitten. En al zou de student zelfs thuis in Philadelphia de rest van zijn leven nog wel eens terugdenken aan Serena, aan die keer dat hij in de bus naast het mooiste meisje van de hele wereld had gezeten, Serena zou nooit meer aan hém denken.

Ergens tussen de Virginia's ging de zon onder. Hij verdween achter de bergen in het westen en de temperatuur daalde flink tijdens de bijbehorende lichtshow. Lynsey zat aan de verkeerde kant van de bus en zag er niets van. Ze wenste dat ze aan de zonsondergang had gedacht toen ze haar zitplaats uitkoos, maar ze had vaak al moeite met links en rechts, laat staan met oost en west.

Ze waren al een tijdje aan het klimmen, en Lynsey kneep haar neus dicht en blies. Haar oren plopten open.

Al snel was het donker en kon je niet meer zien welke blauwe kammen bergen waren en welke wolken.

'Welterusten, kindje.'

Lynsey keek in een paar rimpelige, zwarte kraaloogjes, die bij het oude vrouwtje naast haar bleken te horen. Ze had een wit kussentje tevoorschijn gehaald en was druk bezig haar dunne lijfje in de ronding van de stoel te vouwen. Daarna legde ze een paarse deken met het logo van een luchtvaartmaatschappij over haar knieën en tot slot, als een final touch die Lynsey het leukst van allemaal vond, bedekte ze haar ogen met een roze maskertje dat was afgezet met een wit biesje.

'Welterusten,' zei Lynsey.

Het waren de eerste woorden die ze hadden gewisseld sinds Lynsey was ingestapt.

Even voor middernacht reed de bus pruttelend een parkeerplaats op en kwam daar tot stilstand. Een paar passagiers met dikke slaapogen grepen de gelegenheid aan om hun benen te strekken en gebruik te maken van de povere voorzieningen. Serena liep naar de overkant van de uitgestorven weg, bij het licht vandaan. Binnen een paar passen was de wereld een stuk donkerder. Ze keek omhoog naar de sterren. Ze kwam dichterbij.

Serena was niet achterlijk. Ze wist dat er dagelijks duizenden mooie meisjes in Hollywood aankwamen, maar die anderen hadden geen jurk van vierhonderd dollar en geen kaartje voor de grootste filmpremière van het jaar in hun koffer.

Toen Lynsey Serena de weg zag oversteken, vroeg ze zich af waarom een volwassen vrouw niet gewoon zoals ieder ander kon plassen op een wc.

Lynsey was niet moe. Ze keek naar de weg. Door het dunne laagje condens op de ramen leek het oneindige zwart buiten grijs. Ze ontdekte dat ze, wanneer ze zich naar het gangpad boog, door de voorruit van de bus de kronkelweg kon zien die vóór hen lag, vluchtig wit uitgebleekt in het licht van de koplampen. Het gestage gebrom van de motor overstemde het nachtelijke gemompel en geschuifel van haar slapende medereizigers. Ze keek kilometerslang toe hoe de weg zich uitstrekte. Het werkte hypnotiserend.

Iemand schudde zachtjes haar schouder. De lucht was fris.

'Meisje?'

Lynsey rook koffie. Ze deed haar ogen open en het eerste wat ze zag, was een paar rimpelige, zwarte kraaloogjes. Daarachter, achter het raam, was de grootste hemel die ze ooit had gezien, met lila en zilveren strepen. Heel even had Lynsey het gevoel alsof ze wakker was geworden op Jupiter.

'Goedemorgen, liefje. Wil je de zonsopkomst niet zien? Het wordt vast schitterend.'

Het leek wel of ze pas een paar minuten had geslapen, maar ze had zin in koffie en nam de warme beker aan van haar buurvouw.

'Dank u wel.' Ze wist nog niet of ze doelde op de koffie of op de zonsopkomst.

'Ik wist niet of ik je wakker moest maken, maar ik dacht dat je het wel zou willen zien.'

'Heel graag,' zei Lynsey.

'Je moet altijd aan de linkerkant gaan zitten wanneer je naar het zuiden gaat.'

In Londen zag ze de zon alleen opkomen wanneer ze wachtte op de eerste metro, die haar naar huis moest brengen na een nachtje stappen.

Het lila werd rood en het zilver kleurde goud, totdat uiteindelijk de zon in de koude, kale lucht verscheen en het landschap tot leven werd gewekt.

Lynsey en Serena spraken elkaar voor het eerst in Nashville, Tennessee. De bus reed om een uur of zeven het station binnen en de motor werd afgezet.

'Een uur, mensen. Eén uur. De bus naar Los Angeles vertrekt over een uur.'

'Ga maar, liefje,' zei Lynseys nieuwe vriendin. 'Ik houd de stoelen wel bezet.' Ze tikte op haar lege thermosfles. 'Laat je hem even voor me vullen, als dat kan?'

De kantine van het busstation was erg deprimerend. Het rook er naar oud bakvet en bittere koffie. En tl-licht vóór het ontbijt was nooit een goed idee.

Op straat was het druk en gonsde het van de ochtendactiviteiten.

Nadat ze zo lang stilgezeten had, leken het verkeer en de mensen zich onnatuurlijk snel te verplaatsen, en het duurde even voordat Lynsey haar landbenen terug had. Ze zette haar zonnebril op om te acclimatiseren. Als ze ergens voor het eerst was, wilde ze altijd graag de sfeer opsnuiven voordat ze op verkenning ging; haar longen vullen met de plaatselijke energie en zich aanpassen. Iedere plek waar je kwam werd je thuis, hoe tijdelijk ook.

Op de hoek van de straat stonden twee vrouwen ruzie te maken. Zo te zien waren ze familie van elkaar. Aan de overkant reed een vrachtwagen met oorverdovend gepiep achteruit en stopte toen, waarna de chauffeur eruit sprong en dozen vers fruit begon uit te laden alsof hij aan een wedstrijd meedeed. Hij klom weer in de cabine en voegde roekeloos in tussen het drukke verkeer, zonder zich iets aan te trekken van alle protesterende claxons. Er liepen een paar zakenmensen in de menigte, strak in het pak, met veel aan hun hoofd en kartonnen bekers van populaire koffieketens in de hand geklemd. Twee mannen vulden de krantenautomaten bij die vastgeketend waren aan een hek, snel en efficiënt als robotten aan een lopende band. Lynsey zocht een paar kwartjes en kocht de Nashville Chronicle omdat ze de naam zo leuk vond. Daarna ging ze op zoek naar ontbijt.

Na een paar straten bracht Lynseys neus haar bij een diner waarvan ze had gedacht dat ze alleen bestonden in musicals uit de jaren vijftig, of als speciale themarestaurants. Aan de witte formica bar stonden chromen krukken en ze zag een kok met een witte koksmuts staan zwoegen boven een sissende bakplaat. De serveerster liep op Nike-schoenen, in een pastelblauw uniform met een naamplaatje waar 'Janey' op stond. Alle zitjes bij het raam waren leeg, dus sloot Lynsey zich aan bij de meerderheid en ging aan de bar zitten. Het was er niet druk.

Janey keek met één oog naar de televisie terwijl ze een rimpelig oud mannetje een bord met smeuïge roerei voorzette. 'Hallo,' zei ze, terwijl ze een schoon wit kopje voor Lynsey neerzette en er koffie in schonk. 'Wat mag het zijn?'

Lynsey keek naar de andere klanten en zag iemand met pannenkoeken. De geur van gebakken spek was verrukkelijk. Ze nam het allebei. 'Duurt het lang?' 'Moet je met de bus mee?' vroeg Janey.

'Eh... ja.'

'Welke? Los Angeles?'

'Ja.'

'Dacht ik al. Geen probleem, tijd genoeg.'

'Dank u wel. Waar is het toilet?'

Janey wees het aan. 'Aan het einde van de gang links. Kom je uit Engeland?'

Lynsey knikte. Ze was apetrots dat ze zo ver van huis was.

'Dacht ik al,' zei Janey, en ze richtte haar aandacht weer op het ontbijtnieuws.

Deze tent was precies goed; het pittoreske beeld van Amerika dat Lynsey deed denken aan de Wakefield-tweeling en zelfgemaakte limonade. Het was een onwerkelijke ervaring, alsof ze in een soort pretpark terechtgekomen was dat werd bevolkt door verweerde oudjes en kwieke serveersters die Janey heetten. Ze zou er niet van opkijken als John Travolta binnenkwam om een dubbele whopper met alles erop en eraan te bestellen, met een glas kersenlimonade. Ze liep nog om dat beeld te lachen toen ze bij de toiletten aankwam, totaal niet voorbereid op wat ze daar te zien kreeg.

Serena zonder bloes, met bijna tweeduizend dollar in haar beha.

Serena slaakte een gil en probeerde snel haar bloes aan te trekken, waarbij een regen van bankbiljetten op de smetteloze vloer dwarrelde.

'O god, het spijt me.'

'Ga weg!'

Lynsey liet zich instinctief op haar knieën zakken om het geld op te rapen, maar Serena duwde haar weg en graaide de briefjes met haar vuisten bij elkaar en propte ze terug in haar beha. Op dat moment besefte Lynsey dat dit het mooie blonde meisje uit de bus was. Het meisje dat in de bosjes had geplast. Zonder kleren zag ze er anders uit. Ze had prachtige borsten, maar ze was erg tenger en breekbaar. Ze keek verschrikt op toen er op de deur werd geklopt en stopte nog haastiger het laatste geld weg.

'Is alles goed daarbinnen?' riep Janey. 'Ik hoorde een gil.'

'Ja, alles goed,' zei Lynsey.

'Niks aan de hand,' riep Serena, en ze maakte haar bloesje dicht op het moment dat Janey om de hoek van de deur keek.

Ik heb jou helemaal niet zien binnenkomen,' zei Janey. Ze nam Serena van top tot teen op en had meteen een hekel aan haar, zoals de meeste vrouwen. 'Voor gebruik van de toiletten is een consumptie verplicht...'

'Ze hoort bij mij,' zei Lynsey. Pas toen ze de vreemdeling aankeek voor een bevestiging, zag ze hoe ongelooflijk mooi ze was.

Serena bestelde eieren en vruchtensap en ze ontbeten samen. Na het uitwisselen van de namen kwam het gesprek niet echt op gang. Serena deed een beetje stug en leek zich niet op haar gemak te voelen. Lynsey had met haar te doen, al wist ze niet precies waarom. Het was duidelijk dat ze rijk én mooi was, dus waarom had Lynsey dan het gevoel dat ze haar moest beschermen? Ze zei niets over het geld en Serena bood ook niet aan de rekening te betalen.

'Hoe laat is het?' vroeg Lynsey.

'We hebben nog twintig minuten. Heb je geen horloge om?'

Lynsey stak haar blote polsen uit. 'Nee.'

'Maar hoe zou je dan geweten hebben wanneer je terug moest naar de bus?'

'Ik zou het wel iemand gevraagd hebben.' De tijd vragen was altijd een goede manier om een praatje te maken. Bij Serena werkte het niet, maar in Nashville, Tennessee, dat door haar slaapgebrek als een droom aanvoelde, was het op een vreemde manier heel geruststellend om tegenover een wildvreemd meisje te zitten en niets te zeggen.

Serena was veel te knap. Een wandelende cover van een tijdschrift, maar dan zonder magische make-up of computerbewerkingen.

Serena nam aan dat Lynsey zich door haar geïntimideerd voelde, zoals het altijd ging met andere vrouwen. Dan wendden ze snel hun blik af om hun jaloezie te verbergen. Mooi zijn maakte je niet populair. Serena had sinds ze een jaar of zes was de klodders spuug uit haar lichtblonde haar moeten plukken.

Ze was kwaad op zichzelf omdat ze zich had laten betrappen in zo'n gênante situatie, met al haar spaargeld in haar ondergoed. Het had jaren geduurd voordat ze genoeg geld had om weg te kunnen. Er had nog nooit zó'n mooi meisje in Wheeler, Maine gewoond, en men kon er niet mee omgaan. Nu ging ze naar een stad waar ze misschien gewaardeerd zou worden. In Wheeler hadden ze haar alleen nodig gehad wanneer het bier op was of wanneer haar kleine broertje vervelend was en geknuffeld moest worden.

'Ik wist niet dat zaken als deze echt bestonden,' zei Lynsey. 'Hè?'

'Je weet wel, van die typisch Amerikaanse diners. Ik dacht dat ze die alleen op televisie hadden.'

'Als ze niet echt bestonden, zouden ze toch ook niet op televisie komen? En waarom denk je dat ze "typisch Amerikaans" genoemd worden?'

Lynsey besloot er verder maar het zwijgen toe te doen. Ze vond haar pannenkoeken het lekkerst zonder een cynisch sausje.

Janey zette twee grote kartonnen bekers koffie voor hen op de bar om mee te nemen. Lynsey dronk haar kopje leeg, vroeg Janey de thermoskan te vullen en legde een flinke fooi neer. 'Kom, we gaan.'

Buiten keek ze naar links en naar rechts. 'Weet jij welke kant we op moeten?'

'Links,' zei Serena. 'Heb je dan niet opgelet toen je hierheen liep? Hoe zou je zonder mij teruggegaan zijn?'

'Dan had ik de weg gevraagd.'

Het was maar een klein stukje lopen naar het busstation, en onderweg vertelde Lynsey Serena over haar baan bij het artiestenbureau in Hollywood, en dat deze reis een soort droom van haar was.

'Welk bureau is het?' vroeg Serena.

'CMG. Het is heel goed.'

Serena vertelde niets over zichzelf. Ze zei niet dat deze reis ook haar droom was, dat ze er jaren naar uitgekeken had. Ze vertelde niets over haar kaartje voor de première, of dat ze ieder moment van de komende twee weken zorgvuldig had uitgestippeld en dat ze er iedere nacht van had gedroomd.

Lynsey had geen tijd meer om Serena te vragen wat zij in de bus deed, waar ze naartoe ging, hoe het voelde om zo mooi te zijn en waarom ze een decolleté vol geld had. Serena had iets ontoegankelijks dat niet uitnodigde tot persoonlijke vragen.

'Leuk je ontmoet te hebben,' zei Lynsey, en tot Texas spraken ze geen woord meer met elkaar.

Toen Lynsey weer wakker werd, was het volop middag en stak de bus de Tennessee River over. Tot haar grote verbazing had het lieve oude dametje plaatsgemaakt voor een man die op de kerstman leek en die Evian dronk uit een flesje. Lynsey had de stoel aan het gangpad, en voor zover ze wist was er niemand over haar heen geklommen. Hoe kon dat nou?

'Waar zijn we?' vroeg ze.

'Chattanooga,' zei de kerstman.

'O. Leuk.' Ze viel weer in slaap en zag er niets van.

Lynsey volgde Serena toen die bij de volgende nachtelijke stop in het donker verdween. Ze verveelde zich.

Zodra ze zag dat Serena niet op haar hurken ging zitten, kwam ze dichterbij.

'Waar kijk je naar?'

Serena schrok. Het was een slechte gewoonte van Lynsey geworden om haar te verrassen. Ze was zo verdiept geweest in de sterrenhemel dat ze de bus en haar reis even vergeten was.

Ze begon te fluisteren. Dat leek haar gepast. 'Orion, Pegasus, Cassiopeia, Cepheus.' De namen klonken als een toverspreuk. 'Als je bij de bus blijft, zie je er niet veel van. Het is veel te licht.'

Toen Lynsey omhoog keek, wist ze niet wat ze zag. 'Wauw. En jij weet alle namen en zo?'

'Alleen de namen, meer niet,' zei Serena. 'Ik weet niet welke welke is, maar ik ken wel de verhalen die erachter zitten.'

'Wat is dan het verhaal achter... Hoe zei je dat ook alweer? Cepheus.'

'Hij liet zijn dochter aan een rots ketenen.'

'Echt waar? En toen?'

'Dat vertel ik je nog wel. Kijk nu maar.'

Er gingen een paar seconden voorbij.

Lynsey kreeg een stijve nek. 'Ik krijg het koud, ik ga terug.' Het probleem met sterren was dat ze nooit iets deden. Ze twinkelden alleen zo nu en dan. En ja, als je lang genoeg keek, zag je er misschien eentje vallen, een brokje puin uit de ruimte dat verbrandde in de beschermlaag van de aarde, maar tegen de tijd dat je een wens had gedaan, had je misschien wel iets twinkelends hier op aarde gemist. Er bewóóg niets.

Serena wist dat Lynsey er gewoon niets van begreep.

De derde dag begon met slecht nieuws. 'Dames en heren, de airco is kapot en de maatschappij kan voorlopig geen andere bus hierheen laten komen. We zullen moeten doorrijden naar El Paso, waar u kunt overstappen. Het zal wat minder comfortabel zijn onderweg, maar ik probeer wat vaker te stoppen.'

De kerstman zoog de warme, vochtige ochtendlucht van oostelijk Texas door zijn tanden naar binnen en glimlachte onverwacht. 'Ach, wat doe je eraan?' zei hij, en hij las even verder in zijn krant voordat hij eraan toevoegde: 'Als we geld genoeg hadden, waren we allemaal met het vliegtuig gegaan, niet dan? Dan zaten we niet in zo'n flutbus zonder airco die er vierentwintig uur over doet om Texas te doorkruisen. Ik bedoel, niemand gaat voor zijn lol met de bus, nee toch? Maar ach, wat doe je eraan?'

'Inderdaad,' zei Lynsey. 'Wat doe je eraan?'

Het leven werd de bus. Ogen raakten gewend aan het voorbijrazen- de landschap achter het raam, oren wenden aan het voortdurende gebrom van de motor. Benen zochten vertrouwde plekjes om zich uit te strekken en handen werden overbodig, tenzij je iets nodig had om je hoofd te ondersteunen. Gezichten werden bekend. Magen en blazen pasten zich aan de nieuwe dagelijkse routine aan.

Het werd erg warm. Lynsey wuifde zichzelf koelte toe met het Vrijheidsbeeld, een ansichtkaart die ze in New York had gekocht en niet had verstuurd. De bus minderde langzaam vaart en stopte. Ze stonden midden op de snelweg. Toen Lynsey door de voorruit keek, zag ze het verkeer vóór hen. De buschauffeur zette de motor af en stapte uit.

Verschillende passagiers volgden onmiddellijk zijn voorbeeld, om de situatie met eigen ogen te bekijken.

De rij auto's voor hen glinsterde in de hitte en ging in de verte op in de blauwe lucht.

Dit werd niks. Ze zou haar schoenen moeten uittrekken. Ze wist dat ze ze nooit meer aan zou krijgen, maar het was tijd voor blote voeten. Toen ze opstond, voelde de lauwwarme vloer van de bus als ijswater aan haar gepijnigde voetzolen.

Ze bleef even in de deuropening staan, ademde de droge, warme lucht diep in en sprong toen uit de bus.

'Fuck! O, shit. Shit! Shit, au!'

Later zou ze zweren dat ze haar voeten had horen sissen op het gloeiende asfalt. Ze hopte heen en weer op de hete weg en sprong snel terug op het trapje van de bus. Op de onderste trede, die van metaal was in plaats van rubber. En heet genoeg om er een ei op te bakken. 'Shit!'

Lynsey liet zich op de grond vallen, net buiten de bus, en begon om zichzelf te lachen. De kerstman goot zijn laatste Evian over haar gehavende voeten.

Ze stopten voor de lunch bij een schattig restaurantje langs een zesbaans snelweg, met een indrukwekkend uitzicht op de omliggende fabrieken. Het menu was beperkt.

Lynsey keek naar de zwerm vliegen die vrolijk op het eten zat en besloot een kijkje te gaan nemen in het aangrenzende winkeltje. Daar werd alles verkocht wat je maar nodig zou kunnen hebben in een plattelandsstadje als dit. God Bless America! Er stonden meer ijzerwaren dan voedsel in de schappen, maar ze vond een zakje pinda's waarmee ze het wel zou volhouden tot de volgende hamburgertent.

In het tweede gangpad zag ze een rij plantenspuiten staan. Goedkope plastic dingen om thuis je plantjes mee te besproeien, als je daar het type voor was. Maar je kon ze ook gebruiken als verkoeling wanneer je verplicht in een bloedhete bus zat, op de weg naar de woestijn. Ze pakte er een.

'Kun je deze voor me vullen?'

De jongen achter de kassa keek haar niet-begrijpend aan.

'Zou je deze willen vullen met water?'

'Eh... ik weet niet.'

'Heb je daarachter een kraan?'

'Hm?'

'Of er hier een kraan is.' Serena dook op achter haar en keek de jongen met een verleidelijke glimlach aan. Hij knikte. 'Vul je deze dan even met water?'

De jongen deed wat hem was opgedragen. Lynsey was onder de indruk van Serena's klaarblijkelijke talent om mannen onmiddellijk te laten gehoorzamen. Een nuttige eigenschap die zij ook wel zou willen leren.

'Wat een goed idee van je,' zei Serena, en Lynsey voelde zich belachelijk trots. 'Waar staan die dingen?'

'Daarachter, bij de kunstmest. Wacht eens even.' Ze liep achter Serena aan. 'Laten we er een heleboel kopen. Heb jij geld?'

Ze wisten allebei het antwoord op die vraag.

'Hier, hou vast.' Serena gaf haar inkopen aan Lynsey en viste een briefje van twintig dollar uit haar tailleband. Het was klam van het zweet. 'In mijn beha was het nog erger,' zei ze. 'Ik heb alles eruit moeten halen.'

Ze pakten samen armenvol plantenspuiten en zetten ze op de toonbank. Lynsey telde ze snel.

De jongen achter de kassa keek verbaasd toe.

'Kunnen we niet iets regelen?' zei Lynsey. 'Ze kosten officieel tachtig cent, maar voor tien dollar nemen we ze allemaal mee, als jij ze voor ons vult. Dat is een mooie deal. Wat kosten ze inkoop? Hooguit vijf dollar per doos, of niet soms?'

De jongen keek om zich heen op zoek naar zijn vader, maar die was druk in de weer om een buslading hongerige klanten tegen betaling droge sandwiches te serveren, voordat de volgende bus zou komen en hij weer helemaal opnieuw moest beginnen.

'Nou, ja of nee?'

Hij keek naar de twee meisjes. Die ene met dat vreemde accent die het woord deed was een beetje eng, maar hemel, die blonde! Hij blies zijn borstkas op. 'Goed.' Hij vulde alle plantenspuiten en gaf de meisjes lege dozen om ze mee te nemen.

Lynsey en Serena gingen weer naar buiten en liepen naar de plek waar het grootste deel van hun medereizigers in de gespikkelde schaduw van een eenzame ponderosaden zaten.

'Ze zullen ons eeuwig dankbaar zijn,' zei Lynsey.

'Wat kan mij dat schelen. Hoeveel zullen we ervoor vragen?'

Lynsey bleef staan. 'Ik wilde ze gewoon weggeven. Ik betaal ze je wel terug, maar mijn geld ligt nog in de bus.'

'In de bus? Ben je gek geworden? Iedereen kan het zo meenemen. En wilde je cadeautjes gaan uitdelen? Zijn we soms één grote familie geworden of zo? Doe niet zo stom. Ik dacht aan twee dollar per stuk.' 'Wie betaalt er nou twee dollar als ze daarginds voor veel minder liggen?'

'Hij heeft er geen meer.'

'Dat is waar,' zei Lynsey. 'Maar toch, twee dollar is bijna drie keer zoveel als wat wij betaald hebben. Dat is afzetterij.'

'Ik maak gewoon winst.'

'Dus je wilt gewoon daarheen lopen en je waren aan de man brengen?'

'Wat anders?'

'Hoe gaan we dat aanpakken?'

'Spuit mij eens nat.' Serena trok haar bloesje uit en bond het om haar middel. Je kon vaag haar tepels zien onder haar witte hemdje. 'Spuiten,' zei ze.

Lynsey sproeide zo hard ze kon.

Het watergevecht trok een hoop publiek.

Twee dollar was niet veel om aan de pret te mogen deelnemen.

De kerstman ruilde van plaats met Serena. Na het waterballet had iedereen aangenomen dat ze vriendinnen waren, maar Serena negeerde Lynsey en probeerde te slapen. Gelukkig mocht Lynsey wel bij het raam zitten.

De bus bereikte eindelijk de uitgestrekte buitenwijken van El Paso, waar de beloofde vervanging met werkende airconditioning op hen wachtte als de Heilige graal na een of andere mythische zoektocht.

Buiten was het pikkedonker en het regende. De lichten van de stad vervaagden in de stroompjes water op de ramen.

Toen een bliksemschicht het duister oplichtte, slaakten de inzittenden van de bus collectief een kreet. Het was zo'n echte spookhuisbliksem met brede, blauwe vertakkingen tegen de uitgestrekte woestijnhemel, soms op wel vijf of zes plekken tegelijk. Ze kregen allemaal vlekken voor hun ogen, alsof ze in een felle, kale gloeilamp hadden gekeken.

Naast haar verroerde Serena zich, opgeschrikt door de gonzende drukte die het onweer veroorzaakte in de bus. Er klonk een oorverdovende donderslag. 'Wat is dat? Wat gebeurt er?'

'Het onweert. Kijk maar.' Het was alsof alle energie in de kosmos zich hier had verzameld. 'Ik bedoel, moet je zién. Jij mag je sterren en je zonsondergangen houden. Geef mij maar onweer.'

Er klonk weer een enorme donderklap. Serena slaakte een kreetje en dook in elkaar in haar stoel.

'Gaat het wel?'

'Ik hou gewoon niet van onweer.'

'Ben je bang? Ik had niet gedacht dat jij ook maar érgens bang voor was.'

Serena sloeg haar handen voor haar gezicht en weigerde nog te kijken.

'Dames en heren, gaat u alstublieft rustig zitten. We zullen over een kwartiertje aankomen in El Paso, maar we zijn aan de late kant en de bus waarop u zou overstappen, is helaas al vertrokken. We zullen een tijdje moeten wachten. Morgen wordt u verdeeld over de ochtendbussen.' Er ging een ontevreden geroezemoes langs de stoelen, helemaal tot aan de achterste rij. 'Het spijt me, mensen. Het was me een genoegen u aan boord te hebben.'

De lucht trok open en Lynsey wist waar ze Serena zou kunnen vinden.

Het duurde even voordat ze haar zag in de chaos van een busstation in een grensplaats, 's avonds laat, maar na een hele tijd kon Lynsey haar zien in de verte. Als ze schreeuwde, zouden ze haar wel horen, maar zou iemand er acht op slaan? Ze had weer een plekje gezocht uit de buurt van de felste lichten. Lynsey ging naast haar staan en keek omhoog.

'Ik heb die fascinatie voor de sterren nooit begrepen,' zei ze. 'Ze doen niets. Ze bewegen niet.'

'Nee,' zei Serena. 'Maar wij wel.'

Serena moest in de rij staan tot er een munttelefoon vrijkwam. Ze was nerveus toen ze het bekende nummer intoetste dat niet langer haar nummer was. Ze was bang voor wat hij zou gaan zeggen. Misschien was hij wel kwaad omdat ze hem op deze manier had verlaten. Hij nam op nadat de telefoon drie keer was overgegaan, met een slaperige stem. 'Ja?' 'Bobby?' Kleine Bobby, het broertje dat ze had achtergelaten. Gelukkig was hij nu, op zijn twaalfde, groot genoeg om voor zichzelf op te komen.

'Serena, ben jij dat? Waar zit je?'

'Ik ben onderweg met een bus. We zijn vlak bij Mexico.'

'Waar ga je naartoe?' vroeg hij.

'Ik ga geld voor ons verdienen. Ik kon het je niet vertellen, want dan zou hij je misschien gedwongen hebben het te verraden. Je houdt je mond, hè? Als hij ernaar vraagt, zeg je dat ik geen afscheid heb genomen.'

'Mag ik naar je toe komen?'

De tranen brandden achter haar ogen bij het horen van zijn lieve stemmetje. Ze herinnerde zich hoe Bobby soms, in moeilijke nachten, haar kamer binnengeslopen was. Dan probeerde hij heel zachtjes te doen, ook al was ze nog wakker. Maar Serena deed alsof ze sliep, zodat hij zich niet hoefde te schamen wanneer hij tegen haar rug aan kroop.

'Nu nog niet, maar ik bel je zodra het kan. Ik ga een huis voor ons kopen, aan het strand, zodat we iedere dag kunnen zwemmen. Ik bel je gauw, dat beloof ik. Ga maar weer slapen, het komt allemaal goed.'

'Dag, Serena,' zei hij, en hij dommelde al bijna weg. 'Gefeliciteerd met je verjaardag.'

Ze keek op haar horloge; in Maine was het al na middernacht. Bobby had gelijk, vandaag was Serena's veertiende verjaardag.