31
De grenzen opzoeken
Het was een spannend vooruitzicht dat ik Helen zou gaan leren met de wolven om te gaan en dat ze deel van mijn wereld zou uitmaken; bovendien vond ik de ideeën achter de documentaire heel goed. Het zou een geweldige promotie betekenen voor het onderzoekswerk dat we deden. Maar ik maakte mezelf niets wijs: ik wist dat zij en ik er een hele kluif aan zouden hebben. Ze moest in niet meer dan een paar weken tijd alles leren waar ik jaren over had gedaan, en dat terwijl ik juist door mijn ervaring tussen deze dieren had weten te overleven. Omdat ik wilde dat het zou lukken – de roedel moest ervan overtuigd worden dat Helen meer ervaring had met hun wereld dan de wolven zelf – zocht ik de grenzen op, en hoewel ik mijn hele leven al dingen ondernam waarvan mijn gezonde verstand me zei dat het gekkenwerk was, was het altijd mijn eigen leven geweest dat ik geriskeerd had. Deze keer stond het leven van de vrouw van wie ik hield op het spel – en als ik de tijd terug had kunnen draaien en die maanden opnieuw had kunnen doen, had ik haar nooit zo in gevaar gebracht.
Tijdens de maandenlange opnames ving ik een glimp op van de bezorgdheid die ze had in de tijd die we samen doorbrachten. Altijd was ze misselijk van bezorgdheid over hoe het op het eind van de dag met me zou zijn – niet wetend of ik gekrabd of gebeten zou zijn, of zou bloeden en opgelapt moest worden, of zelfs naar de EHBO-post moest worden gebracht voor hechtingen. Ik was tamelijk vaak gewond. Als ik een harde klap op mijn hoofd had gekregen – zodat ik duizelig was en sterretjes zag – en een uurtje later alweer een kop koffie zat te drinken, hing Helen plotseling rond mijn nek, met een lijkbleek gezicht, en vroeg of alles goed met me ging. Ze zei dan dat ik tien minuten buiten bewustzijn was geweest. En het gebeurde regelmatig dat ik bloed plaste.
Ik had het gevoel dat de rollen omgedraaid waren, en dat vonden we allebei verontrustend. Ik was nu degene die met de angst leefde dat er iets mis zou gaan, terwijl zij elke dag met de wolven omging, en hoewel ik het grootste deel van de tijd op het terrein bij haar was en haar geruststelde dat er geen gevaar was, wist ik dat dat bluf was. Ik zei tegen haar dat ze op de grond moest gaan liggen, op haar rug, en haar nek en kwetsbare onderlichaam moest tonen. Ik kon niet garanderen dat een van de wolven niet per ongeluk te hard zou bijten of een ader zou openhalen met zijn tanden. Als hij haar nekslagader doorboorde, kon ze binnen een paar tellen dood zijn.
In het begin had ik er alle vertrouwen in en aanvankelijk ging alles ook heel goed. Mijn plan was om Helen stap voor stap bij de wolven te introduceren. Eerst maakte ze kennis met alleen Cheyenne, want als zij Helen niet accepteerde, was het hele experiment meteen voorbij. De eerste ontmoetingen zagen er veelbelovend uit. Helen moest Cheyenne, als hoger gerangschikt lid van de roedel, respecteren en ze deed alles precies zoals ik het haar geleerd had. Vervolgens ontmoette ze de jonge mannetjes – Nanoose, Nataa en Tegas. Ze moest ze ervan overtuigen dat ze een hogere rang had dan zij, wat een grotere uitdaging was. Het waren net onstuimige tieners die stonden te trappelen om te vechten, en ze was heel bang, maar ze wist stand te houden en uiteindelijk huilden ze met z’n allen om de band die ze met elkaar hadden gekregen te bevestigen. De wolven waarmee ze heel hard moest gaan werken waren Yana, Tamaska en Matsi, de aanstaande vaders. Om in haar missie te slagen moest ze door de volledige roedel geaccepteerd worden.
Toen gebeurde er iets wat me weer met beide benen op de grond zette. Ik had het karkas van een hert naar het wolventerrein gebracht. Helen had me geholpen de dieren te eten te geven, maar ze stond nu buiten het terrein even met een vrijwilliger te praten. Het energieniveau van de hele roedel was enorm hoog; ik denk dat er een loopse teef in de buurt moest zijn die dicht bij het terrein was gekomen. Wat het ook was, de sfeer bij de wolven was heel geladen – bijna explosief. Rond etenstijd is het sowieso altijd erg onrustig, als alle wolven grommen en snauwen om hun eigen plek bij het karkas te verdedigen. Voor een leek lijkt het dan alsof ze elkaar wel zouden kunnen doden, maar dat gebeurt nooit. Het is een klassiek geval van ‘blaffende honden bijten niet’ – tot ze wél bijten.
Ik zat op mijn gebruikelijke plek bij het karkas tussen Tamaska en Yana in; beide trokken ze grommend en snauwend de vacht en de ligamenten van het hert. Grommend om iedereen duidelijk te maken dat dit deel van mij was, scheurde ook ik vlees van het dier, toen ik plotseling achteruitdeinsde en mijn hoofd wegtrok. Een fractie van een seconde later vielen Tamaska en Yana elkaar aan; hun kaken zaten in elkaar vast en hun lichamen veranderden in een ronddraaiende bundel zwarte en geelbruine vachten. Als ik niet op tijd achteruit was gedeinsd, was ik er middenin gekomen; de ergste verwondingen die ik in de loop der jaren heb opgelopen heb ik te danken aan het feit dat ik precies in de vuurlinie kwam te liggen.
Helen had het met toenemende ontzetting gadegeslagen. Ze vroeg hoe ik had geweten dat zulk geweld elk moment had kunnen losbarsten en ze wilde dat ik haar leerde hoe die momenten te herkennen, zodat ze op dezelfde manier als ik kon reageren als ze in haar eentje bij de wolven was. Ik kreeg een gevoel van misselijkheid. Ik had geen idee hoe ik haar kon uitleggen wat ze moest doen in zo’n situatie. Mijn reactie was pure intuïtie geweest, die ik te danken had aan jarenlange ervaring. Het was niet iets wat ik haar zomaar even kon leren. En toen besefte ik dat het te gevaarlijk was wat ik Helen liet doen. Ik had gedacht dat ik genoeg wist om haar niets te laten overkomen, maar op dat moment realiseerde ik me dat dat niet zo was. Ik ben altijd van mening geweest dat Steve Irwin, de Australische dierenkenner die bekendstond als The Crocodile Hunter, gestorven is omdat hij onbekend terrein betrad. Hij werd gedood door een pijlstaartrog toen hij aan het filmen was in het Great Barrier Reef. Ik had veel bewondering voor hem, maar zijn expertise lag op het gebied van krokodillen, en ik vond het gevaarlijk dat hij in de verleiding was gekomen of ertoe was overgehaald zijn vakgebied te verlaten. Ik herinner me nog dat ik hem op televisie zag en dat zijn vrouw met dingo’s aan het spelen was op Fraser Island. Voor zover ik wist, had hij weinig verstand van honden; hij waagde zich in te diep water, maar hij deed dat om aan de eisen van de televisiewereld te voldoen. Ik zag dat een van de dingo’s op het punt stond zijn vrouw te bijten, en even later gebeurde dat inderdaad. Toen Helen, die mee zat te kijken, vroeg hoe ik wist dat de dingo dat zou doen, had ik daar geen antwoord op. Het was gewoon een gevoel dat ik had omdat ik al jaren met vossen, honden en wolven werkte. Het drong tot me door dat Helens leven op het spel stond en dat ik voorzichtig moest zijn, televisie of geen televisie.
Tijdens het filmen gebeurde het een paar keer dat ik dacht dat ik een grote fout had begaan. Ik stond voortdurend in tweestrijd tussen het maken van mooie televisie, wat heel belangrijk was, en het vermijden van risico’s voor Helen. Soms ging ik te ver met haar. Ze was doodsbang om met de oudere mannetjeswolven om te gaan; die gedachte was in haar hoofd gaan zitten en was er met geen mogelijkheid uit te krijgen. Ik wist dat als ik haar vooraf zou vertellen dat ik van plan was haar een paar dagen later met Matsi in contact te brengen, ze geen hap meer door haar keel kon krijgen, geen oog meer dicht zou doen en in zo’n angstige gemoedstoestand zou komen dat ze heel anders zou ruiken als ze het wolventerrein betrad en verkeerde signalen zou afgeven. Van alle wolven in de roedel is Matsi waarschijnlijk de meest onvoorspelbare, omdat zijn taak, als toetser, eruit bestaat zwakte op te sporen. Als hij bij een andere wolf, of bij een mens, ook maar de minste aarzeling bespeurt, maakt hij de alfa daarop attent, en zij geeft de bèta, de vechtersbaas, opdracht het probleem af te handelen.
Dus overviel ik haar ermee. Haar vertrouwen was groter dan ooit, omdat ze zich prima wist te redden tussen de drie jonge wolven, en bovendien was Matsi in een goed humeur. Eerder die ochtend had ik een paar uur bij hem doorgebracht, en hij was kalm en ontspannen. Hij had Helen al vaak gezien aan de andere kant van het hek, dus hij had al veel informatie over haar. Het was een mooie, rustige dag. Niets leek een succesvolle kennismaking in de weg te staan. Nu moest ik haar alleen nog proberen te misleiden. Ik zei tegen haar dat we weer naar de jonge wolven zouden gaan; toen ze zag dat Matsi op het hoofdterrein bij ze was, raakte ze in paniek. Ik zei dat haar geur zich gewoon een beetje moest verspreiden, zodat hij haar daardoor al kon leren kennen. Met een zweem van hysterie in haar stem zei ze: ‘Maar stel dat Matsi naar me toe komt?’
‘Dat doet hij niet,’ loog ik, ‘omdat hij te bang is voor de filmploeg die ook op het terrein aanwezig is met hun apparatuur.’ Ik wist dat hij regelrecht op haar af zou lopen, maar ik gokte erop dat ze daar op dat moment net zo goed mee zou kunnen omgaan als ze bij de andere wolven had gedaan. Ik had al gemerkt dat ze vooral een paar uur van tevoren in paniek raakte, maar op het moment dat iets daadwerkelijk moest gebeuren zo koel als een kikker bleef. Bovendien was ik bij haar en ik zou het nooit uit de hand laten lopen.
Zodra Matsi in haar richting liep zag ik dat er tranen in haar ogen opwelden en dat haar onderlip begon te trillen. Dit was de eerste wolf waarvoor ze echt doodsbenauwd was. Niet alleen was hij een grote, zware, volwassen mannetjeswolf, ze had ook de verhalen over Matsi gehoord. Niet lang daarvoor had er in het park een incident plaatsgevonden. Matsi had al het vlees van iemands vingers afgebeten. Het was een medewerkster van het park en wat ze deed was volkomen ontoelaatbaar, maar soms konden de meer ervaren medewerkers, die de dieren al wat beter kenden, dit soort dingen doen en er ongestraft mee wegkomen. Ze stak twee vingers door het gaasdraad van de omheining om hem te krabben, ten onrechte denkend dat Matsi een andere, meer gedweeë wolf was. Matsi, als toetser, had zich omgedraaid en de vingers van het meisje in zijn mond genomen. Ze begon tegen hem te schreeuwen en probeerde haar hand weg te trekken, waarop hij zijn tanden rond haar vingers op elkaar zette en tegengas gaf, en zo het vlees tot op het bot afrukte. Ik had Helen dit verhaal niet verteld om haar bang te maken, maar gewoon om haar eraan te herinneren dat deze dieren weliswaar achter hekken stonden, maar toch wilde dieren waren waartussen je het je niet kon veroorloven zelfingenomen te zijn. Ze leven bij het moment en niets is vanzelfsprekend bij ze. Het doet er niet toe of je ze met de fles hebt grootgebracht; dat was toen en dit is nu, en je moet elke keer wanneer je bij ze bent bewijzen dat je ze waard bent, anders heb je een probleem. Wolven zijn niet sentimenteel.
‘Volhouden!’ zei ik streng toen ze haar zelfbeheersing dreigde te verliezen. Ze keek me aan, waarbij ze haar mond net zo hield als wanneer ze boos was. Mijn god, dacht ik, ze mag me best haten, als ze maar niet instort waar Matsi bij is. Mijn voorgevoel bleek te kloppen. Matsi sprong tegen haar op, maar ze bleef volkomen rustig, en nadat hij haar grondig had onderzocht, draaide de toetser van de roedel zich om en liep weg. De opluchting was van Helens gezicht af te lezen, en ook ik slaakte een grote zucht van verlichting. Zelfs onder de gunstigste omstandigheden gok ik niet graag.
Even later werd ik omvergegooid, omdat de drie volwassen wolven tegen me op vlogen. Ze waren midden in een ruwe knokpartij verwikkeld en ik lette niet goed op. Ik had mijn gebruikelijke houding aangenomen, op mijn hurken, toen mijn hoofd de volle laag kreeg. Even werd alles zwart voor mijn ogen, toen zag ik sterretjes en viel ik om alsof ik door een stoomtrein was geraakt. Niet alleen raakte ik bijna bewusteloos, door de dreun was mijn microfoon ook losgeraakt, zodat ik het terrein even moest verlaten om hem door de geluidstechnicus weer op zijn plaats te laten zetten. Ondertussen ging Matsi op Helen af. Ik kon niets doen om haar te helpen.
Het moment waarop Matsi zijn bek rond haar keel zette, is zonder enige twijfel het meest angstaanjagende wat ik ooit heb meegemaakt. Niet dat ik geen vertrouwen had in Matsi, integendeel zelfs. Maar ik begon te twijfelen of Helen het hoofd koel zou houden. Als die medewerker kalm was gebleven en geen geluid had gemaakt toen Matsi haar vingers tussen zijn tanden had, zou hij haar hebben laten gaan zonder haar iets aan te doen. De schade die hij aanrichtte was vreselijk, maar het waren slechts vingers geweest; nu had Matsi zijn tanden rond Helens nek. Als ze had gegild of had geprobeerd haar hoofd weg te trekken – als ze ook maar een spier had vertrokken – zou hij precies hetzelfde hebben gedaan als bij die medewerkster van het park, maar met heel andere gevolgen. Helen zou dan morsdood zijn geweest.
Mijn grootste angst bij de hele situatie betrof Helens reactie. Helen is de meest gevoelige vrouw die ik ooit heb ontmoet en het uitschakelen van emoties was de belangrijkste les die ik haar in die periode had moeten leren, en ook de zwaarste. Elke keer wanneer ze het terrein betrad, zag ik aan haar dat ze daar moeite mee had. In de strook tussen de twee hekken van het terrein pepte ze zichzelf op voordat ze zich tussen de wolven begaf, en dan zag ik haar veranderen van de emotionele Helen in de koelbloedige Helen. Ik moest altijd op die metamorfose wachten voordat ik zei: ‘Oké, ga maar!’ En terwijl ik het tweede hek openmaakte, riep ik tegen haar: ‘Denk niet meer als een mens, maar als een wolf!’ Het viel haar enorm zwaar en ik was heel trots op de manier waarop ze zichzelf wist te beheersen, maar zodra ze door het eerste hek naar buiten kwam, barstte ze in tranen of gelach of een mengeling ervan uit en alle gevoelens die ze voor zich had gehouden, kwamen dan als een waterval uit haar.
Ze hield zich stil. De blik van pure angst in haar ogen zal ik nooit meer vergeten. Ik stond machteloos buiten het hek van het terrein, en terwijl ik zelf ook rustig probeerde te blijven, zei ik tegen haar dat ze zich niet moest verroeren. Godzijdank luisterde ze, vertrouwde ze me en raakte ze niet in paniek. En nadat Matsi haar niet meer dan een minuut, die een eeuwigheid leek te duren, bij haar keel had gehouden, liet hij haar gaan. Vreemd genoeg besefte ze, ondanks haar angst, pas hoe ernstig de situatie was geweest toen ze de blik op mijn gezicht zag. Daarvan raakte ze pas echt overstuur. Maar ze was voor haar examen geslaagd; Matsi had haar goedgekeurd, en ondanks mijn angst kregen hij en Helen een heel nauwe band met elkaar. Ze hadden allebei hetzelfde karakter: ze waren heel argwanend en het duurde lang voordat ze je vertrouwden. Tamaska was het volgende obstakel.