29
Een maatje
Mijn relatie met Helen werd steeds serieuzer, al brachten we de meeste tijd samen rond het wolventerrein of in mijn vreselijke caravan door. Ze wist maar al te goed waar ze aan begonnen was, maar dat leek haar niet te deren – en daardoor ging ik alleen maar meer van haar houden. Ze was bereid ’s nachts in de caravan te slapen, zonder warm water, in de verfemmer te plassen en om half zes ’s morgens op te staan en naar huis te gaan om bij haar zoontje Arran te zijn voordat haar man naar zijn werk ging. Ik was rond dat tijdstip sowieso al op om voor de wolven te zorgen, dus voor mij was het geen probleem, maar echt leuk vond ze het niet. Ze douchte thuis, ontbeet met Arran en daarna bracht ze hem naar school. Haar man vond het allemaal prima wat ze deed – ik ben zelfs bij hen thuis geweest om kennis te maken met hem en Arran, en we konden het goed met elkaar vinden – maar ze maakte lange dagen.
Na een tijdje begon ze die manier van leven beu te worden. Toen Helen en ik een weekendje in een hotel in Minehead hadden doorgebracht – waar ik mijn eerste bad sinds jaren nam, wat wel even iets anders was dan het koude water uit de tuinslang naast mijn caravan – zei ze dat ze er genoeg van had om steeds om half zes te moeten opstaan. Ze wilde een eigen huis, waar ze met Arran kon wonen en waar ik haar kon opzoeken als ik een tijdje niet bij de wolven was. Ze huurde een huisje in een vakantiepark in de stad, waar ik zo veel mogelijk heen ging, al was dat toch nog minder vaak dan ik wilde.
Ik had het erg druk. Ik had twee jonge Europese wolven aangeboden gekregen die een privéverzamelaar niet meer wilde hebben – en ik vermoed dat hij ze een spuitje had laten geven als ik ze niet van hem had overgenomen. De man had meer geld dan verstand; ik had de indruk dat hij de wolven als een speeltje had beschouwd. Ik vind het prima als mensen hun geld willen uitgeven aan speeltjes als daar een motor in zit, maar niet als er een kloppend hart in zit. Toen ik de wolven ging bekijken, zag ik meteen wat er gebeurd was. De zoon van de man was een rotkind dat op het wolventerrein tegen een voetbal had staan trappen, waardoor de jonge wolven hem voor een prooi hadden aangezien en een ervan hem uiteindelijk had gebeten. De in ongenade gevallen wolven van drie jaar oud heetten Totto en Nanook. Ik bouwde in alle haast een nieuw terrein voor ze in de buurt van de caravan, zodat er geen kans was dat ze met de grijze wolven paarden, en bracht ze naar Combe Martin.
Ze voelden zich er gauw thuis, maar wat ze hadden meegemaakt had ze geen goed gedaan. Ze beten me al snel, en de hele eerste week moest ik het terrein op gaan met konijnen en knaagdieren in mijn handen om ze duidelijk te maken dat ik niet het eten was, maar degene die het kwam brengen. Niet lang daarna werd me ook hun broer Zarnesti geschonken, die ik nog kende van toen hij een kleine puppy in Broxbourne was. Hij was het jong waarvan de moeder vlak na zijn geboorte op hem was gaan staan of over hem heen was gerold, zodat zijn kaak verbrijzeld was en hij er nu enigszins grappig uitzag, als Goofy. Hij was het ook die emoties had losgemaakt bij het gehandicapte kind.
Dat bracht het totale aantal wolven op negen, die ik op drie terreinen had ondergebracht: Shadow, Pale Face en Elu leefden bij elkaar; de drie puppy’s, Yana, Tamaska en Matsi, waren samen, en dan had je de Europese wolven. Ik wilde geen uitbreiding en gaf Elu voor het tweede achtereenvolgende jaar een contraceptieve injectie, om er zeker van te zijn dat ze niet zwanger zou worden. Het was eigenlijk bedoeld voor honden, maar omdat het het eerste jaar ook bij Elu goed gewerkt had, gebruikte ik het nog een keer. Ik had echter geen rekening gehouden met het uitzonderlijke vermogen van wolven om hun eigen lichaam te reguleren; zoals ik al vertelde zijn het dieren die als ze zwanger zijn hun jongen in hun lichaam terug kunnen trekken als ze het idee hebben dat het te gevaarlijk is om ze op dat moment ter wereld te brengen. Elu merkte wat er aan de hand was en werd pas bronstig toen het anticonceptiemiddel was uitgewerkt. Daarna paarde ze en negen weken later bracht ze haar jongen ter wereld, waarvan de samenstelling precies hetzelfde was als de eerste keer, maar dit keer wist het wijfjesjong wel te overleven. Haar noemde ik Cheyenne, en de mannetjes Nataa, Tejas en Nanoose.
Elu’s moederlijke vaardigheden waren er niet beter op geworden en net als de eerste keer verliet ze het hol. Ik moest weer naar binnen om de puppy’s te redden, en opnieuw was ik de volgende vijf tot zes weken de hele nacht op om vier hongerige monden met de fles te voeden. Deze keer overhandigde ik ze aan Yana, Tamaska en Matsi zodra ze op vast voedsel waren overgestapt, in de hoop dat zij mijn taak zouden overnemen.
Hoewel de puppy’s eigenlijk ongewenst waren, bleken ze toch heel nuttig. Ik had in de loop der jaren contact gehouden met Bernard Walton, een televisieproducent die de documentaireserie Talking with Animals voor de BBC had gemaakt. Hij had nu een eigen productiebedrijf, Aqua Vita, en toen hij hoorde wat ik met het eerste nest puppy’s in Combe Martin had gedaan, wilde hij daar een documentaire over maken die over mij, mijn werk en het onderzoek dat ik in Polen deed zou gaan. De nieuwe puppy’s waren ideaal om een reconstructie mee te maken, en we filmden ze uitgebreid; bovendien reisden we naar Polen, Finland en Amerika om wolven te filmen en om met wolvendeskundigen te praten, inclusief Levi Holt. De documentaire verscheen in Amerika op National Geographic Channel onder de titel A Man Among Wolves, en in Engeland op Channel 5 onder de titel The Wolfman. Om wat controverse te veroorzaken vroeg Bernard een aantal wetenschappers hun mening te geven over mijn praktische benadering van wolven.
De meeste wetenschappers spraken minachtend over me en keurden mijn manier van werken ronduit af, wat me niet verbaasde. De jonge biologen waren kortzichtig en bang om algemeen aanvaarde kennis in twijfel te trekken; het leek wel alsof ze hun eigen carrière niet in gevaar wilden brengen, maar dat hebben wetenschappers wel vaker. Een van de gesprekken die het meest de moeite waard waren, was de discussie die ik had met Doug Smith, de bioloog die de leiding had over het project waarbij wolven werden uitgezet in het Yellowstone National Park. We zaten op een heuvel op het Whitetail Deer Plateau, uitkijkend over het park in al zijn glorie, en voor het eerst voelde ik me bij een wetenschapper op mijn gemak en had ik de hoop dat we het eens zouden worden. Ik had nooit eerder met een bioloog ideeën uitgewisseld, en hoewel het maar voor een televisieprogramma was, had ik op het eind van het gesprek toch het gevoel dat we allebei een sprankje hoop zagen, of, zoals hij het zei, licht aan de einde van de tunnel.
Hij gaf toe dat het gehuil en de geur van wolven cruciaal waren in hun gedrag en dat naar beide nog te weinig wetenschappelijk onderzoek was gedaan. Hij wist dat elke wolf op een andere manier huilde, maar hij leek niet te weten dat ze ook als roedel meerdere huilgeluiden produceerden, die allemaal een verschillende betekenis hadden.
Yellowstone was een schitterend project, dat een voorbeeld was geweest voor andere herintroductieprogramma’s, inclusief dat in Idaho, maar naar mijn mening waren er ook fouten gemaakt. Toen men het prachtige park met zijn honderden hectares oppervlakte en pittoreske bossen, valleien en riviertjes had gezien, dacht men dat het alles had wat een wolf nodig had, en dat de aanblik van wolven die majestueus door het park dwaalden veel publiek zou trekken en een goudmijn was. Maar er kwam meer bij kijken dan alleen het uitzetten van acht wolven. Toen de wolven al hun prooien uit het park hadden verjaagd, hadden ze geen andere keus dan het vee in het omliggende platteland aan te vallen, waar ze ook met mensen geconfronteerd werden. In het wild gaan wolven even strategisch te werk als schakers: ze splitsen zich in verschillende roedels, zodat ze hun prooi kunnen omsingelen en het dier binnen de grenzen van hun eigen territorium kunnen houden. Als dat niet lukt met echte roedels, kan het naar mijn mening wel door bandopnames van roedels af te spelen, waardoor de prooidieren de andere kant op zullen gaan en de wolven niet buiten het park rond hoeven te dwalen. Maar de herintroductieprojecten worden geleid door wetenschappers, en die bewaken hun werkterrein nauwlettend: ze hebben liever niet dat een niet-gekwalificeerd buitenbeentje hun zegt dat ze het ook anders zouden kunnen doen.
Doug en ik praatten lang over de overeenkomsten en verschillen tussen honden en wolven, met name wat betreft hun maatschappelijke positionering, een onderwerp dat ik in Idaho ook regelmatig ter sprake had gebracht, maar dat daar een taboe was. Ik had altijd gedacht dat de hond de sleutel was tot kennis van de wolf, en andersom; dat mensen wolven zouden begrijpen en respecteren als ze ze zouden vergelijken met de dieren die ze in hun woonkamer hadden. Maar de biologen wilden niet naar me luisteren. Ze zeiden dat het verschillende dieren waren en dat een vergelijking tussen beide niets zou opleveren. Nu, tien tot twaalf jaar later, zei Doug, een van de meest gerenommeerde wolvenbiologen ter wereld, min of meer hetzelfde als ik, en hij werd nog serieus genomen ook. Als de biologen tien jaar eerder naar mij hadden geluisterd, hadden veel problemen voorkomen kunnen worden.
De laatste keer dat ik naar het Education Center in Idaho ging, hadden ze aanzienlijke problemen met de roedel in gevangenschap waarbij ik zoveel tijd had doorgebracht. Er waren nog maar drie wolven over, wat me niet verbaasde, omdat ze inmiddels zo’n beroemde roedel waren dat zelfs het publiek hun namen kende. Jaren geleden gedroegen honden zich hetzelfde als wolven, maar doordat we ze in huis namen en domesticeerden, hebben we ze veranderd. Mensen zijn geen echte roedeldieren. We houden van onze familie, maar we kunnen zonder hen ook overleven, desnoods helemaal alleen, en doordat honden al jarenlang met ons omgaan, hebben ze die eigenschap van ons overgenomen. Wat er met de honden is gebeurd, gebeurt nu met wolven in gevangenschap. Ze nemen het tegen elkaar op en vechten met elkaar, soms zelfs tot de dood erop volgt. Het aantal roedels neemt langzaam maar zeker af, omdat wolven in gevangenschap, waar hun territorium niet bedreigd wordt en waar ze nooit honger zullen lijden, geen familie nodig hebben. In het wild kunnen ze niet overleven als niet alle wolven van verschillende rang hun steentje bijdragen; de roedel is alles. Maar omdat ze, zelfs in het wild, steeds dichter bij de mens komen, is het gedrag van wolven aan het veranderen.
De wolf is een dier dat zich makkelijk en snel aanpast – dat heb ik van de Nez Perce geleerd. Hun volk werd jaren geleden zelf bijna helemaal uitgeroeid, en toen keken ze naar wolven om inspiratie op te doen en ze te helpen er weer bovenop te komen, omdat die ook al jaren met uitroeiing werden bedreigd en zich steeds weer wisten te redden. De natuur – wolven – vindt altijd een manier zich te herstellen. Ik geloof dat de natuurlijke balans uiteindelijk weer hersteld zal worden en de mens niet meer de baas zal zijn over de natuur. De biologen hebben de wolven gebruikt om een titel voor hun naam te krijgen; de Nez Perce hebben ze altijd als een symbool van overleven en hoop beschouwd. Hun houding was: de wolven zijn erin geslaagd terug te komen op hun land, en dat zal ons ook lukken. Het feit dat ik daar met Doug Smith op het plateau zat te discussiëren, betekende een doorbraak. Hij had wetenschap bedreven en ontdekt dat die niet alle antwoorden had. In tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s was hij bereid om naar mensen met andere ideeën te luisteren. Ik hoopte voor de wolven dat meer onderzoekers zijn voorbeeld zouden volgen.
A Man Among Wolves en The Wolfman werden in maart 2007 uitgezonden en veroorzaakten heel wat ophef. Ze kregen bijna een Emmy Award, maar werden nipt verslagen door Meerkat Manor. Voor National Geographic vloog ik naar Amerika om de documentaires te promoten, en waar ik ook kwam leek iedereen plotseling mijn gezicht te herkennen. Helen ging met me mee en we hadden het heerlijk. We verbleven in een schitterend hotel – met het grootste bad dat ik ooit had gezien. Ik bracht meer tijd in dat bad door dan ergens anders; ik waande me in het paradijs. Op een avond gingen Helen en ik uit. We bezochten een show op Broadway en op de terugweg naar het hotel, waar we ons twee vreemde eenden in de bijt voelden – en zo zagen we er ook uit – zag ik een groepje jongens met capuchons over hun hoofd voor ons, die naar voorbijgangers riepen en gebaarden. Toen ze onze kant op kwamen, moest ik al aan de films denken die ik op tv had gezien waarin in de straten van New York mensen in elkaar geslagen en beroofd werden. Ik zei tegen Helen dat ik haar een portiek in zou duwen en dat ze dan weg moest rennen, terwijl ik ze zou proberen af te weren. Toen ze bij ons waren gekomen, ging mijn hart als een razende tekeer – ze waren met zijn vijven of zessen. De angst voor wilde wolven en beren was niets vergeleken met wat ik nu voelde. De jongen die het langst was en er het gemeenst uitzag, bracht zijn gezicht vlak bij het mijne, sloeg me op mijn schouder en zei: ‘Hé, jongens, het is de Wolvenman!’ En terwijl hij me een high five gaf en vroeg hoe het met me ging, dacht ik: kijkt dat soort jongens tegenwoordig naar National Geographic?
Helen werd een onmisbaar deel van mijn leven. Hoe beter ik haar leerde kennen, hoe meer ik me realiseerde dat ik vóór haar eigenlijk nooit verliefd was geweest. Ik had niet geweten wat het woord betekende. De opwinding, het lachen, de behoefte om bij haar te zijn en alles van haar te willen weten, het was allemaal een nieuwe ervaring voor me. We hadden heel veel gemeen. Zij had een passie voor kinderen en ik voor wolven; ogenschijnlijk hadden die twee niets met elkaar te maken, maar er waren veel overeenkomsten in onze ambities en onze kijk op het leven. Ze was onderwijsassistente, maar haar visie op kinderzorg, en met name de zorg voor gehandicapte kinderen, was bijna net zo afwijkend als mijn opvattingen over het bestuderen van wolven. Ze was in conflict gekomen met het onderwijsbestel zoals ik met de wetenschappers, en ze had in haar werk dezelfde frustratie gevoeld als ik in het mijne.
Hoe meer ik van haar ontdekte, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat ik een maatje had gevonden; iemand bij wie ik wilde zijn – de enige bij wie ik net zo graag wilde zijn als bij de wolven.
Na een paar maanden gaf Arran te kennen dat hij graag terug wilde naar huis om bij zijn vader te gaan wonen. Omdat hij een gevoelige jongen was, vermoedde ik dat hij dacht dat zijn vader helemaal alleen was, terwijl zijn moeder wel iemand had. Helen was er kapot van. Ik zei tegen haar dat Arran te jong was om te weten wat hij wilde; zij moest het besluit voor hem nemen, maar dat wilde ze niet. Ze had altijd geluisterd naar wat hij zei en zijn mening gerespecteerd, al was het nog maar een kind. Het sierde haar dat ze hem uiteindelijk liet gaan – al had ze er wekenlang verdriet van. Toch was het de juiste beslissing. Ik dacht dat het maar een opwelling was, dat hij na een paar weken alweer terug zou komen, maar dat gebeurde niet: hij woont nog steeds bij zijn vader, maar Helen ziet hem regelmatig en iedereen is heel tevreden.
Toen het eenmaal duidelijk was dat Arran niet terugkwam, begonnen we erover na te denken om te gaan samenwonen. Een leuke bijkomstigheid van de documentaires was dat Bob vond dat het park er door mijn versleten, oude caravan slordig uitzag en hij deed me een grotere cadeau, met twee slaapkamers, een douche en een toilet. Het was niet het toppunt van luxe; het warmwatersysteem werkte niet goed – en uiteindelijk zelfs helemaal niet meer – en er waren geen noemenswaardige kookfaciliteiten, maar het gaf ons wat meer ruimte en we konden in ieder geval afscheid nemen van de verfemmer.
Helen raakte steeds meer betrokken bij de wolven en het werk dat ik deed, terwijl ze steeds minder plezier had in haar eigen baan. Ze bracht alle vrije tijd die ze ’s avonds en in het weekend had met mij door, en ze kon het zo goed met de dieren vinden dat ik haar na een tijdje vroeg om fulltime bij me te komen werken. En dus verliet ze haar vakantiehuisje met zijn keuken, badkamer en warm en koud stromend water, stopte met haar werk en gaf haar gewone, veilige leventje op om in een caravan met één gaspit te gaan wonen en bij een man die naar wolven stonk. Mijn bewondering voor haar werd er alleen maar groter op.
Op de ochtend dat ze besloot bij me te komen wonen en werken had ik toevallig – hoewel Helen altijd zegt dat toeval niet bestaat – een vergadering om over ideeën voor een nieuwe serie natuurprogramma’s te praten. Bethan Corney, redactrice van Channel 5, die altijd een grote steun voor me is geweest, wilde documentaires van twee uur maken over de verschillende aspecten van mijn leven met de wolven. De vraag was alleen, waarover? Ze was naar Combe Martin gereden samen met mijn pas aangestelde agente Hilary Knight en met Kath Moore, uitvoerend producent van een bedrijf uit Bristol dat Tigress heette en dat de documentaires zou filmen. We zaten aan de tafel in de caravan koffie te drinken toen ik zei dat Helen besloten had om aan boord te komen om me fulltime te helpen in het park. Kath vroeg wat voor werk ze ging doen. Ik antwoordde dat ik haar eerst zou moeten leren tussen de wolven te leven. Ze sperde haar ogen wijd open en op dat moment was het thema voor Mr and Mrs Wolf bekend. Nadat we ongeveer drie maanden aan het opnemen waren geweest, besloot Animal Planet mee te doen aan het project, zodat ook de Amerikaanse markt bereikt werd. Ze wilden twaalf documentaires van een halfuur, die werden uitgezonden onder de titel Living with the Wolfman.
Helen had altijd gedacht dat het haar levenstaak was om met kinderen bezig te zijn. Ze had er haar hele leven mee gewerkt en hun hiërarchie in de klas en op het schoolplein gezien, en hoe meer we erover praatten, hoe meer we ons realiseerden dat ze hierin veel overeenkomsten vertoonden met wolven. Ik dacht dat ze, als ik haar kon trainen en ervoor kon zorgen dat ze zich op haar gemak voelde in de roedel, een ideale wolvennanny kon zijn. Ik wilde erachter komen of wolven zich bij mannen anders gedroegen dan bij vrouwen. Ik vermoedde van wel. De wolven waarmee ik het meest intensief was omgegaan, waren altijd mannetjes geweest, en ik dacht dat Cheyenne zich voor Helen, omdat dat een vrouw was, misschien wel zou openstellen, wat ze bij mij niet had gedaan. Ze was al bijna twee jaar; als ze zwanger werd, was de vraag of ik Helen in die negen weken van haar zwangerschap genoeg over de wolven kon leren. Dat was pas mooie televisie: konden we Cheyenne ertoe overhalen Helen als nanny voor haar puppy’s te kiezen?