23
Je bent wat je eet
De drie puppy’s die nog over waren, hadden nu een moeder nodig, en omdat Elu geen belangstelling meer voor ze had, moest ik die rol op me nemen. Eerder had ik gehoopt tot kinderjuffrouw gekozen te worden, maar dit was een heel andere en zwaardere taak. Kon ik het wel? Ik wist dat ik ze in leven kon houden – dat was niet zo moeilijk. Maar ik moest ook proberen te voorkomen dat het gedomesticeerde wolven werden. Ik wilde dat ze zouden opgroeien met zoveel mogelijk van de instincten en kenmerken die hun wilde neefjes hadden, omdat het leren begrijpen van het gedrag van wilde wolven voor mij de rechtvaardiging was om ze in gevangenschap te houden. Zo konden we voorkomen dat de kloof tussen mens en wolf alleen maar groter werd.
Een paar jaar geleden vond er in Canada een schokkend incident plaats: een student die in zijn eentje in het bos van Saskatchewan aan het wandelen was, werd aangevallen en gedeeltelijk opgegeten door wolven. Sommigen suggereerden dat de wolven uit opportunisme hadden gehandeld. Zoals ik al eerder heb gezegd ben ik van mening dat wolven nooit iets zonder reden doen. Mensen zijn collega-roofdieren; ze vormen geen prooi. Door alles wat wolven me in al die tijd over hun wereld hebben geleerd, ben ik ervan overtuigd dat ze nooit achter iemand – of een andere voedselbron – aan gaan omdat de gelegenheid zich toevallig voordoet.
Het dominante wijfje instrueert de jaagwolven alleen achter voedselbronnen aan te gaan die ze op dat moment in hun leven nodig hebben – en dat speelt ook een belangrijke rol bij de handhaving van de hiërarchie binnen de roedel: ze zijn wat ze eten. De grootste stukken vlees van het gedode dier en de vitale organen zijn altijd voor het alfapaar, en hun geur, en dus autoriteit, verschilt aanzienlijk van die van de lager gerangschikte leden, die veel minder en andere delen van het dier krijgen.
Een roedel kan een gewond dier dat ze gemakkelijk te pakken kunnen krijgen, een week lang met rust laten en in plaats daarvan achter een gezond dier aan gaan als ze nodig hebben wat ze bij dat dier kunnen vinden. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat ze behoefte hebben aan voedsel met een hoog octaangehalte om hun territorium te verdedigen als er een rivaliserende roedel in de buurt is. Of als een alfawijfje op het punt staat haar jongen ter wereld te brengen, kan ze doelbewust een ouder dier uitkiezen of een dier dat niet zo fit als de rest is, omdat ze het energieniveau van de roedel laag wil houden; zo doen ze niet al te onbesuisd en ruw in de buurt van haar jongen, want die kunnen daardoor in gevaar gebracht worden. Deze kennis wordt van generatie op generatie doorgegeven en is iets heel fascinerends.
Het alfawijfje kan het dier dat ze op het oog heeft identificeren en selecteren aan de hand van de geur die het op de grond achterlaat, zelfs al is de kudde waar het dier zich in bevindt driehonderd stuks groot. Dat kan een eland met een snee op zijn voet zijn die geïnfecteerd is geraakt. Elke keer wanneer die voet de grond raakt, wordt een geur van pus achtergelaten. Het wijfje weet dat de eland al een tijdje verzwakt is, dus volgt ze hem. Ze ruikt aan het gras waar het dier heeft staan grazen en aan de struiken waar het aan bladeren heeft staan knagen, en aan de hand van de geur ervan kan ze vaststellen hoe rot de tanden van het dier zijn en hoe oud het ongeveer is. Dus voordat ze zich in de buurt van de eland begeeft heeft ze er al een beeld van in haar hoofd. Als ze dichterbij komt, verplaatst ze haar aandacht van de grond naar de lucht. Ook als de eland nog drie kilometer van haar vandaan is, opent ze haar neusgaten en ademt diep in, waarna haar neus zich vult met stof- en haardeeltjes die met de wind mee zijn gekomen en waarmee ze kan vaststellen of dit inderdaad het dier is dat ze te pakken wil krijgen. Dan gaat ze op jacht. Ze begint te rennen en de jaagwolven volgen haar, waardoor hun adrenaline stijgt. Als ze op gelijke hoogte is gekomen met het dier dat ze heeft uitgekozen, geeft ze met haar staart aan welke het is en werken de andere wolven het naar de grond – zelfs als andere dieren van de kudde dichter in de buurt zijn. Ze gehoorzamen hun alfa.
De roedel die de wandelaar doodde, leefde in een gebied waar veel bomen waren gekapt en bos was weggehaald, wat betekende dat de roofdieren hun habitat kwijtraakten. Daarom waren de wolven trekkende zalm gaan eten, wat wolven af en toe eten maar wat geen deel uitmaakt van hun normale voedsel, omdat het andere eigenschappen heeft dan vlees. Ik dacht dat hierdoor voor een deel te verklaren was waarom ze iemand hadden aangevallen, dus voerde ik een experiment uit met mijn wolven in Combe Martin. Nadat ze allemaal een paar maanden dezelfde vis hadden gegeten, begon de hiërarchie van de roedel uit elkaar te vallen. Er was niet langer sprake van verschillende rangen, en dus waren er geen wolven meer die de beslissingen namen en die straffen uitdeelden. Op een gegeven moment gedroegen ze zich als onhandelbare hooligans. Volgens mij is de meest waarschijnlijke verklaring voor de aanval van de roedel op de wandelaar dat er geen wolf meer was die tegen ze zei wat ze moesten doen – en wat ze moesten laten.
Bleef de vraag waarom ze hem gedeeltelijk hadden opgegeten. Zowel wilde wolven als wolven in gevangenschap kunnen andere roofdieren doden. Ik heb beren, poema’s en coyotes gedood zien worden door wolven, maar ik heb wolven nog nooit een collega-roofdier zien doden als voedselbron. Ze zullen dieren aanvallen als die gezien worden als concurrent voor voedsel en ze zullen doden als dat nodig is om hun jongen te beschermen, desnoods ook mensen, maar ze zouden ons nooit eten.
Mijn theorie is dat ze ons wellicht niet langer beschouwen als collega-roofdieren. Vanwege de huidige samenstelling van ons eten – heel veel koolhydraten en junkfood, om nog maar te zwijgen van vegetarisch voedsel – zijn we aantoonbaar anders gaan ruiken. We gedragen ons ook steeds meer als prooidieren. Onze voorvaderen zouden nooit weggerend zijn bij de aanblik van een wolf, beer of poema; hun hartslag zou niet omhooggeschoten zijn, het zweet zou hun niet uitgebroken zijn en ze zouden niet als een bange zebra met hun ogen gerold hebben. Ze kenden deze dieren goed en omdat ze de wereld ermee deelden – wat de Amerikaanse indianen veel langer zijn blijven doen dan onze voorouders – wisten ze dat ze niet tussen een moeder en haar jongen moesten komen en een hol niet te dicht moesten naderen. De geur van angst is erg opwindend voor een roofdier en die geur wordt alleen door prooidieren geproduceerd. Dus als de wolven in de war waren door de wandelaar en hun instinct zei ze dat ze vlees nodig hadden om de hiërarchie in de roedel te herstellen, dan zou het kunnen dat ze hem voor een deel hebben opgegeten.
Boswachters zeggen hetzelfde over beren. De eerste keer dat een beer aanvalt doet hij dat altijd om zijn jongen of een voedselbron te beschermen, maar als hij eenmaal een mens gedood heeft en heeft gemerkt dat die zich als een prooidier gedraagt en ernaar ruikt en zelfs smaakt, dan zal die beer mensen de volgende keer ook als een voedselbron beschouwen en hen opnieuw doden.
Het probleem is dat door het gedrag van mensen de wereld van de wolven steeds kleiner wordt. Wolven hebben een fascinerend instinct, dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Doorgaans weten ze hoe, waar en wanneer ze moeten jagen en wat ze moeten eten, maar dan worden ze plotseling geconfronteerd met een balans die door de mens is verstoord. De natuurlijke voedselvoorraad waar ze honderden jaren van hebben geleefd, verdwijnt en op die plek bouwt iemand een boerderij of ranch met vee. Het is onvermijdelijk dat ze dicht in de buurt van mensen blijven als die voor de enige voedselbron zorgen die nog over is.
De mens heeft de rol van dominant wezen op aarde op zich genomen, maar we hebben geen idee hoe we met de ‘lagere’ diersoorten moeten omgaan. We weten niet hoe we de balans moeten handhaven die alles regelt – wat dieren op natuurlijke wijze doen. Ratten en ongedierte vormen in de natuur geen probleem: ze leven van karkassen en hun populatie wordt bepaald door de beschikbaarheid van voedsel; de natuur zorgt ervoor dat hun aantal niet te groot wordt. Als je ze aanmoedigt naar de steden te komen door voedsel in de goot te gooien en door vuilnisbakken op straat uit te laten puilen met afval, dan is het niet verwonderlijk dat hun voortplanting in de war wordt gestuurd. Als we nu eens beginnen met verantwoord handelen, dan doen de dieren dat ook.
We kennen geen grenzen meer en zijn gemakzuchtig geworden. We eten te veel verkeerd voedsel – voedsel dat zo weinig voedingsstoffen heeft dat we er kilo’s van moeten eten om nog wat energie op te doen. De indianen aten alleen maar energierijk voedsel en altijd in bescheiden hoeveelheden. Ze behoorden tot de sterkste en fitste mensen op aarde en dikke indianen waren er bijna niet. Tegenwoordig eten ze het voedsel van blanken en worden ze net zo corpulent als de rest van de westerse wereld – en vergiftigd. Het aantal gevallen van kanker lijkt te groot om toeval te kunnen zijn. Mandenmakers die nog op de traditionele manier werken en het riet met hun tanden scheuren, krijgen vaak mondkanker; en andere vormen van kanker komen ook steeds meer voor.
We kunnen zo veel opsteken van dieren. Als we goed zouden opletten, zouden ze ons kunnen leren hoe we de aarde kunnen redden. We moeten weer hoeders van de natuur worden, meer over hun wereld te weten komen en de wonden genezen die we de natuur toegebracht hebben. Voor alles op deze aarde is een plek, en we kunnen niet zo naïef zijn om te denken dat we onszelf kunnen beschermen als we andere diersoorten in de steek laten. De indianen geloven dat wat in de wolvenwereld gebeurt, ook in onze wereld gebeurt en vice versa. Ze zeggen: ‘Hij, ik.’ Als we samenwerken, komt alles op zijn plaats. In de dierenwereld is samenwerking heel normaal; de natuur hoeft niet wreed te zijn. Wolven hebben rivalen, maar ze hebben hun rivalen ook nodig om de prooi in hun richting te drijven. En geen enkel dier doodt voor de lol. Ik heb roofdieren en prooidieren vreedzaam naast elkaar zien staan bij een waterpoel om te drinken; het leek alsof de dieren een tijdelijke wapenstilstand hadden gesloten, zodat ze elkaar het leven niet zuur maakten en niet gedwongen waren om te drinken als de insecten kwamen. Ze werkten zo goed samen dat ik even dacht dat Noah elk moment met zijn ark kon opduiken.