30

 

 

Het wonder dat wolf heet

 

 

De opnames begonnen eind februari, toen de hofmakerij in volle gang was: de mannetjes vochten voortdurend met elkaar, zoals de wolven in het wild ook hadden gedaan. Ik had Cheyenne op het hoofdterrein bij Yana, Tamaska en Matsi geplaatst, in de overtuiging dat ze Yana, het alfamannetje, als partner zou kiezen. Hij was haar halfbroer, maar zowel wilde wolven als wolven in gevangenschap paren ook met hun eigen familieleden, en er is geen bewijs dat daardoor problemen met de bloedlijn kunnen ontstaan. Haar volle broers bevonden zich op het terrein ernaast, dat een verbindingshek had zodat we ze van elkaar konden scheiden indien nodig, maar op dit moment liepen ze allemaal bij elkaar, een roedel van zeven dieren. Nataa, Nanoose en Tegas waren te jong om te paren, en bovendien zouden ze door een van de volwassen mannetjes weggejaagd zijn als ze te dicht in de buurt waren gekomen.

   Wolven zijn heel verlegen als het op paren aankomt – ze doen het meestal afgezonderd van de rest van de roedel of, zoals ik in het wild ontdekte, als het donker is – en ik had het nog nooit echt goed gezien, maar deze keer hoopten we alles op camera vast te leggen. Zodra ik uit Cheyennes gedrag opmaakte dat ze bronstig was, hield ik haar voortdurend in de gaten en wachtte – ervan uitgaande dat Yana zou toeslaan.

   Maar hij deed helemaal niets. Halverwege de middag, niet lang nadat ze gegeten hadden, koos Cheyenne voor Matsi – het laagst gerangschikte dier van de roedel. Ik kon mijn ogen niet geloven. Het was een grote schok; het druiste in tegen alles wat me gezegd was. Alle biologen zeggen dat de alfa elke andere kandidaat verjaagt die denkt dat hij kans maakt bij het wijfje. We waren getuige van iets heel interessants, en ik was ervan overtuigd dat ze er een reden voor moest hebben om hem uit te kiezen. De volgende ochtend paarde ze in alle vroegte opnieuw met Matsi. Die avond leek het erop, al was het onder de bomen in het donker moeilijk te zien, dat ze Yana uiteindelijk toch aan zijn trekken liet komen.

   De volgende ochtend zat ik in de caravan met de filmploeg snel een kop koffie en een boterham met spek naar binnen te werken, toen Linda en Roger, twee medewerkers van het park, me op mijn mobiel belden en zeiden: ‘Kom vlug hierheen, dit geloof je nooit.’ We reden de heuvel af en zagen dat Cheyenne en Tamaska, de bèta, in elkaar verstrengeld waren. In niet meer dan twee dagen tijd had ze met alle drie kandidaten gepaard.

   Voor zover ik wist was dit nooit eerder gezien, en op een bepaald moment zullen we bloedonderzoek doen om erachter te komen welke mannetjes welke puppy’s verwekt hebben. Er zijn bewijzen van dat bij honden verschillende rassen in één nest jongen kunnen voorkomen, bijvoorbeeld een zuivere labrador en een kruising van een labrador met een collie, dus zou dat bij wolven ook moeten kunnen. Mijn theorie is dat ze haar partners heeft uitgekozen vanwege hun rang, omdat ze instinctief wist dat haar jongen precies dezelfde rang zouden krijgen als hun vader – een soort designerpuppy’s. Het zou natuurlijk ook gewoon kunnen dat het wijfje geen ervaring had, maar voor hetzelfde geld was ze heel erg slim – en dat zou de huidige opvattingen over voortplanting bij wolven volledig op zijn kop zetten.

   De volgende belangrijke vraag was of ze zwanger was geworden na al dat paren, iets waarover we vanwege het opnameschema zekerheid moesten verkrijgen. De meest betrouwbare manier om erachter te komen is door middel van een echoscopie, maar ik wilde Cheyenne de stress niet aandoen die daarbij komt kijken, dus na veertien dagen probeerden we het op twee andere manieren. We stuurden een monster van haar uitwerpselen naar een lab dat normaal gesproken alleen fecaliën van leeuwen en grote katachtigen onderzocht, maar nu bereid was om ook die van een wolf onder de loep te nemen. En we probeerden het met een menselijke zwangerschapstest, waarbij het opnieuw niet zeker was of die nauwkeurig zou zijn, maar we dachten dat we daarmee in ieder geval een eind in de goede richting kwamen. Toen Helen en ik de test gingen kopen bij een apotheker in Combe Martin, keek iedereen ons veelbetekenend aan, en we legden snel uit dat het niet voor ons was, maar voor een wolf.

   Het had heel wat voeten in de aarde om aan een urinemonster te komen. Ik moest voortdurend met een potje achter Cheyenne aan rennen, die twee terreinen tot haar beschikking had, en elke keer wanneer het leek alsof ze zou neerhurken om te plassen, gooide ik me op de grond. Tegen alle verwachtingen in wist ik wat urine op te vangen, en toen we het monster voorzichtig naar de caravan hadden gebracht, staken we het teststaafje erin. Ik dacht dat ik een lichte verkleuring zag, maar ik wist het niet zeker.

   We moesten nog drie weken wachten voordat de resultaten van het lab binnen waren, maar ondertussen wees alles erop dat Cheyenne zwanger was: ze kwam aan, haar tepels begonnen op te zwellen en ze was een hol met bijbehorende tunneltjes aan het graven, zoals ik dat het alfawijfje in het wild ook had zien doen. Toen het lab uiteindelijk zei dat ze er zo goed als zeker van waren dat ze drachtig was, gingen we meteen aan de slag. We hadden nog maar een paar weken om Cheyenne ervan te overtuigen dat Helen ervaren genoeg was om nanny te zijn.

   Ze was in de tussenliggende weken al op het wolventerrein geweest, maar nu moesten we een paar stappen verder gaan. Elke dag nam ik haar mee naar de aanstaande moeder, haar mond vol met kleine stukjes rauw rundvlees en gehakt, die ze uit moest braken zodra Cheyenne in haar lippen beet – het eerste wat puppy’s bij hun nanny doen. Ook ik zat naast Helen met vlees in mijn mond, en Cheyenne had zo’n trek en beet zo gulzig in onze lippen dat we eruitzagen alsof we allebei aan een cactus hadden gezogen. Na een paar weken deden onze lippen zo veel pijn dat we geen warme koffie uit een kop meer konden drinken.

   Ten slotte brak de dag van de geboorte aan. Het hol was al voorzien van infraroodcamera’s, die zo waren opgesteld dat alles te zien was waar Cheyenne kon komen. Naast het terrein, op het kleine veld waar tijdens het seizoen het publiek stond om naar mijn lezingen te luisteren, had de filmploeg een monitor neergezet, zodat we allemaal konden volgen wat er onder de grond gebeurde. Cheyenne liep onrustig het hol in, maar verder wees niets erop dat ze zou baren, en omdat haar moeder pas twee dagen nadat ze het hol in was gegaan haar puppy’s ter wereld had gebracht, verwachtte ik er nu nog niet al te veel van. Helen en Jude, een vrijwilligster van het apenterrein die tijdelijk bij ons werkte, hielden de boel in de gaten terwijl ik een hapje ging eten. Om ongeveer elf uur ’s avonds nam ik het van ze over. Om een uur of één werd Cheyenne opnieuw onrustig en begon een baargat te graven, waarbij ze een van de camera’s gedeeltelijk met grond bedekte. Ik belde Helen en Jude en even later hoorden we geluiden die erop wezen dat ze ging bevallen en zagen we iets ongelofelijks. Ze scheurde de vacht rond haar tepels weg om ze klaar te maken voor de puppy’s. Dit had ik wolven nog nooit eerder zien doen. We waren getuige van iets heel bijzonders. 

   Tussen vier uur en half vijf ’s ochtends kwam de eerste puppy tevoorschijn – een wolfje dat er heel donker uitzag en dat ze tamelijk hardhandig met haar tanden oppakte. Even werd ik ongerust en ik zei hardop: ‘Rustig aan, Cheyenne!’ Maar toen de puppy begon te piepen liet ze hem meteen los en legde hem voorzichtig tegen haar onderlichaam, waar hij aan een tepel begon te zuigen. Iedereen slaakte een zucht van verlichting en ontspande zich enigszins. Ze had nu één levende, gezonde, zuigende puppy en leek te weten waar ze mee bezig was. Toen de nummers twee, drie en vier met hetzelfde gemak ter wereld kwamen, waren we in de zevende hemel. Het was gelukt. Helen ging voor de camera staan om het videodagboek in te spreken dat ze bijhield. Cheyenne likte haar puppy’s schoon. We konden allemaal wat gaan slapen; onze meid had haar best gedaan – we hadden op vier puppy’s gerekend, en die had ze ook ter wereld gebracht. Alles was volgens het boekje gegaan.

   Maar toen zag ik dat Cheyenne opnieuw weeën kreeg, maar niets baarde. Ze begon van streek te raken. Ze huilde en gromde en kreunde, en die geluiden zullen Helen en mij waarschijnlijk tot onze sterfdag achtervolgen. Ze ging ruim anderhalf uur zo door, maar omdat het nog wel langer kan duren voordat een puppy helemaal geboren is, probeerde ik niet in paniek te raken. Toen er na twee uur nog steeds niets gebeurde, begon ik me ernstig zorgen te maken. Bij het ochtendgloren besloot ik haar uit het hol te halen en een eindje met haar te gaan lopen, om te zien of er daardoor wat schot in de zaak kwam. Toen Helen en Jude haar geroepen hadden en ze naar buiten was gekomen, bleef ze vier à vijf minuten op de aardwal zitten om aan haar onderlichaam te likken, waarna ze weer onder de grond kroop, zich weer omdraaide, toch ging liggen en opnieuw begon te persen, waarbij ze steeds meer van streek raakte. Ik realiseerde me dat er een grote kans was dat ze het niet zou overleven. Als de puppy binnen in haar dood was, zou haar lichaam snel vergiftigd raken, dus belde ik de dierenarts, die er tergend lang over deed om te komen.

   Hij bevestigde dat de puppy die nog in haar zat waarschijnlijk dood was, en hij wilde haar verdoven, zodat hij hem eruit kon halen en zij voor de puppy’s kon gaan zorgen die nog wel leefden. We riepen haar opnieuw en de dierenarts verdoofde haar, maar het enige effect dat dat op haar had was dat ze wat suf werd. Nadat hij haar nog een keer had verdoofd, ging ze nog steeds niet liggen, en half bij bewustzijn gaf ze nog een pijnlijke beet in mijn hand ook. De dierenarts kon de puppy niet via het geboortekanaal verwijderen. Hij zou het met een keizersnede moeten doen, wat betekende dat ze naar zijn praktijk moest worden gebracht, die op twintig minuten rijden van het park lag. 

   We stonden voor een hartverscheurend dilemma. In het allerslechtste geval zou Cheyenne het niet halen. Als ze het wel overleefde, zou ze tijdens de operatie en de heen- en terugrit zo lang van de puppy’s weg zijn, dat die konden sterven. En als we ze bij haar weghaalden en te eten gaven terwijl zij geopereerd werd, zou ze ze waarschijnlijk verstoten als ze terug was. 

   Ik besloot het hol binnen te gaan om de puppy’s te halen en ze met ons mee te nemen naar de dierenarts. Dus terwijl Cheyenne door Helen en Jude de kooi in het busje in werd gedragen, ging ik het hol in. Cheyenne had anderhalf à twee meter achter het hol een baargat gegraven, net zoals haar moeder dat had gedaan, om ervoor te zorgen dat er geen dieren die groter waren dan zij bij de puppy’s konden komen. Ik moest me door deze nauwe tunnel heen wringen, waar ik maar net in paste. Op een gegeven moment liep de tunnel steil omlaag, bijna als een bocht van negentig graden in een afvoerpijp. Vermoedelijk moest zo water opgevangen worden en voorkomen worden dat de geboortekamer zou overstromen. Ik kroop verder en zag een uitstulping, waarboven, zo dacht ik althans, beton moest zitten. Toen ik er per ongeluk tegenaan stootte, bleek het grond te zijn die ze had losgemaakt tijdens het graven, en alles viel rond mijn gezicht. Ik kon me niet meer bewegen en kreeg geen lucht. Ik schreeuwde om hulp in de hoop dat iemand me zou horen, maar boven de grond had iedereen het zo druk met het vervoeren van Cheyenne dat niemand reageerde – behalve Helens zoontje. Ik kon de paniek in Arrans stem horen toen hij riep dat er snel iemand naar het hol moest komen, en godzijdank kwamen er twee verzorgers en voelde ik handen rond mijn voeten die me omhoogtrokken, net toen ik bijna geen adem meer kon halen en dacht dat ik het niet zou redden. Het hol was inmiddels helemaal ingestort en ik had geen andere keus dan de puppy’s uit de geboortekamer te graven. Ik legde ze in een doos, bedekte ze met een trui om ze warm te houden, zette de doos, samen met banaanvormige flesjes melk, op de passagiersstoel van mijn terreinwagen en reed snel achter Helen aan, die zonder mij had moeten vertrekken omdat de verdoving van Cheyenne bijna uitgewerkt was. 

   Toen ik bij de dierenarts aankwam, lag Cheyenne al op de operatietafel, dus liet ik de puppy’s bij de verzorgers achter, die ze wat melk probeerden te laten drinken, en ging kijken hoe het met hun moeder was. Zoals we al dachten zat er een grote wijfjespuppy dood in haar, die er op geen enkele manier op natuurlijke wijze uit had kunnen komen. Gelukkig waren we op tijd geweest – Cheyenne leefde nog en de keizersnede verliep succesvol – maar we moesten nog heel wat werk verzetten met de puppy’s en ik had opnieuw minstens vierentwintig uur zonder slaap in het vooruitzicht. 

   Ik kan niet verklaren waarom ik deed wat ik toen deed. Ik vermoedde dat als hun moeder de puppy’s één keer had gezoogd, ze in ieder geval een band met haar zouden hebben, hoe zwak die ook was. Het was heel veel gevraagd van Cheyenne; ze was aanzienlijk getraumatiseerd, het baren was een verschrikkelijke ervaring geweest en haar hol was verwoest. Desondanks reed ik voor Helen uit met de puppy’s terug naar het park, liep het wolventerrein op en begon het hol te reconstrueren, waarbij ik het zo veel mogelijk probeerde te laten lijken op wat Cheyenne had gebouwd. Ik was inmiddels totaal uitgeput. De adrenaline hield me op de been, en niemand kon me helpen, want als ik ook maar enige kans op succes wilde hebben, mocht het hol niet naar andere mensen dan ikzelf ruiken. Ik wilde de puppy’s weer in de geboortekamer zetten en Cheyenne vervolgens aanmoedigen zich over ze te ontfermen. De kans dat het zou lukken was niet groot, maar als er geuren van anderen in het hol zouden hangen, zou ze er sowieso niet in gaan. 

   Net toen ik de wriemelende, piepende bundeltjes vacht een voor een in mijn pasgemaakte baargat zette, kwam Helen er in het busje aan rijden met Cheyenne in de kooi achterin. We droegen de kooi het terrein op en deden het deurtje open, waarna een heel suffe en met bloed besmeurde wolf die veel medelijden met zichzelf leek te hebben wankelend tevoorschijn kwam. Toen ze probeerde te rennen, viel ze pardoes in de waterpoel, waarna ik het terrein op liep en haar uit het water trok, zodat we nu allebei doornat waren. De mannetjeswolven waren opgesloten op het aangrenzende terrein, en ze wilde er maar wat graag naartoe. Ze leek zich de puppy’s en al het andere dat er voor de verdoving gebeurd was niet te herinneren, maar liep alleen maar wankel op en neer langs de omheining. Ik wist niet wat ik moest doen. Als ik het verbindingshek zou openen, zou ze de puppy’s nooit meer aankijken.

   Toen kreeg ik opeens een idee. Ik liep naar haar toe en begon op een hoge toon te janken en te jammeren, zoals ze dat van me kende uit de tijd die ik met haar had doorgebracht. Ik wreef me tegen haar aan in een poging een band met haar te creëren, zoals wolven doen als ze elkaar nodig hebben, en ze begon daarop te reageren. Heel langzaam liep ik achteruit en riep haar voortdurend, tot we aan de andere kant van de waterpoel waren. Stapje voor stapje kropen we verder, tot we op een meter of tien van de ingang van het hol verwijderd waren, maar toen draaide ze zich opeens om en rende terug in de richting van de mannetjeswolven.

   Kostbare minuten tikten weg. Er was geen tijd om deze methode nog een keer toe te passen, want ik kon de puppy’s onder de grond horen piepen. Als ze niet snel warmte en voedsel van Cheyenne kregen, zouden ze doodgaan. Als ik haar maar dicht genoeg bij het hol kon krijgen. Ik hoopte dat ze ze dan ook zou horen en dat hun gehuil haar moederlijke instinct in werking zou zetten. Dus bleef ik bij het hol en riep haar tot ik er schor van was. Ik had de hele dag nog niets gegeten of gedronken en overal rond mijn mond zat nog modder; ik was al bijna achtenveertig uur wakker en was doodop. Uiteindelijk kwam ze toch mijn kant uit en liep voorzichtig door, tot ze ongeveer anderhalve meter van me vandaan stond. Ik kroop, nog steeds jankend, achteruit tot mijn hoofd voor de ingang van het hol hing, en toen ze vervolgens haar bek tegen mijn mond drukte alsof ze om voedsel vroeg, zag ik dat ze de puppy’s hoorde. Ze hield haar hoofd schuin en haar oren schoten heen en weer, alsof ze geconcentreerd aan het luisteren was. Aarzelend stak ze haar hoofd en schouders in het hol, en hoe graag ik ook wilde dat ze naar binnen kroop – even kwam ik zelfs in de verleiding haar een duw te geven – ze deinsde weer achteruit en ging onder een boom zitten. 

   Ik begon voor de tweede keer met het gejank en opnieuw liep ze wankelend naar de ingang van het hol en likte me rond mijn mond, dus stak in mijn hoofd in het hol en zij volgde mijn voorbeeld. Langzaam kroop ik achteruit. Ze zat met haar hoofd, nek en schouders in het hol, en deze keer leunde ik met mijn schouder tegen haar aan om te voorkomen dat ze zich terug zou trekken. Het geluid van de piepende puppy’s was inmiddels oorverdovend. Plotseling was de druk tegen mijn schouder weg; ik viel voorover en zij verdween onder de grond. 

   Ik wachtte een paar tellen. Ik kon de puppy’s nog altijd horen roepen, maar ik had geen idee wat er in het hol gebeurde: of ze er weer uit zou komen of op de puppy’s ging liggen en ze verbrijzelde. Mijn hart klopte in mijn keel en ik hield alle vingers die ik had gekruist. Toen ik het terrein af liep, kwam Helen tranen met tuiten huilend naar me toe. Ze had alles op de monitor gevolgd. 

   ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik. ‘Heeft Cheyenne ze opgegeten?’

   ‘Nee, ze zoogt ze!’ zei Helen terwijl ze tussen haar tranen door lachte.

   O, mijn god, was het enige wat ik dacht. Wolven zijn een wonder.