18

 

 

Gedeelde loyaliteit

 

 

Toen ik een baan had gevonden in de kennels in Wilton, huurde ik een klein huisje op een landgoed net buiten Salisbury. Jan trok bij me in, samen met twee van haar kinderen uit een vorige relatie en een paar husky’s die ik had gered.

   Ik dacht dat ik niets anders wilde dan samenwonen met Jan, en ze was echt geweldig. Ze had nauwelijks ervaring met dieren, laat staan met grote, gevaarlijke honden, maar toch hielp ze me bij het trainen van de honden in de barakken; en ze verdiepte zich in wolven. Ze moet zich vaak hebben afgevraagd waar ze in godsnaam aan begonnen was. Het was niet bepaald wat ze zich van het leven had voorgesteld. Ze had voor zichzelf een normale toekomst weggelegd gezien: op een kantoor werken, een leuke auto rijden, in een halfvrijstaand huis wonen en zonder moeite de hypotheek kunnen aflossen. Het moeilijkste of gevaarlijkste besluit dat ze ooit had moeten nemen voordat ze mij ontmoette, zo vertelde ze me een keer, was welk merk sinaasappelsap ze moest kopen. Haar leven met mij was wel even wat anders; het gebeurde regelmatig dat we op een winteravond naar buiten gingen en in het pikkedonker en in de stromende regen met behulp van de bandrecorder de wolven ervan probeerden te overtuigen dat we een rivaliserende roedel aan de andere kant van de vallei waren.

   Ik had me geen betere vriendin kunnen wensen. Ze klaagde nooit over onze bizarre manier van leven of over het feit dat ik het grootste deel van mijn avonden en weekends in Longleat doorbracht. Ze gaf me alle ruimte die ik nodig had om mijn werk te doen, en ze was bovendien een fantastische moeder. Maar terugkijkend realiseer ik me dat we waarschijnlijk niet elkaars grote liefde waren. Het was een relatie die ons destijds goed uitkwam. We kregen van elkaar waar we behoefte aan hadden – gezelschap, vriendschap, een thuis en kinderen – en hoewel we dachten dat we verliefd op elkaar waren, betwijfel ik of het ooit echte liefde is geweest, al waren we wel heel teder en zorgzaam voor elkaar. Maar misschien heb ik onze relatie nooit een kans gegeven. Ik ging destijds zo op in mijn werk en wilde met zo veel passie alles over wolven weten en ontdekken, dat ik me afvraag of ik überhaupt wel met iemand een relatie had kunnen opbouwen. Als ik had moeten kiezen tussen de nacht doorbrengen op het wolventerrein of thuis, zou ik, als ik eerlijk ben, waarschijnlijk voor de wolven gekozen hebben.

   We zijn in totaal elf jaar samen geweest en hebben vier fantastische kinderen gekregen – Kyra, Beth, Jack en Sam. Jan had al drie kinderen – hoewel slechts twee van hen bij ons woonden – dus toen ze van Kyra moest gaan bevallen, wist ze wat ze kon verwachten en bleef ze heel ontspannen. Ze nam rustig een bad en zei tegen me dat ik niet zo panisch moest doen. Even later gilde ze ‘Het komt eraan!’ en was ze plotseling net zozeer in paniek als ik. Ik bracht haar snel naar de auto en reed op topsnelheid naar het ziekenhuis in Salisbury, terwijl ik de mensen daar ondertussen alvast belde om te zeggen dat ze op het punt van bevallen stond. Toen ik omkeek en haar op de achterbank zag liggen, kon ik het hoofdje van de baby al zien. Even dacht ik dat de bevalling in de auto zou moeten gebeuren, maar we haalden het tot de ingang van het ziekenhuis, waar we met gierende remmen stopten en waar al twee verpleegsters stonden te wachten. Toen Kyra een paar tellen later schoppend en schreeuwend ter wereld kwam, konden ze haar nog net opvangen. 

   Nadat Kyra geboren was moest Jan thuisblijven om voor haar te zorgen, dus konden we ’s nachts niet meer zo vaak onder de sterren zitten – en in de stromende regen. Ik werkte dag en nacht en alle dingen die ik deed werden steeds meer een obsessie voor me. Zelfs wanneer ik thuis was noteerde ik mijn bevindingen, luisterde naar opnames en analyseerde de informatie die ik had opgedaan over de roedel wolven in gevangenschap. Ik was helemaal in de ban van de wolven en raakte gefascineerd door wat hun gedrag zou kunnen betekenen voor de legerhonden waar ik overdag mee werkte en ook voor de huishonden die mensen me brachten om te trainen. Ik vond dat wij mensen in onze onwetendheid onze beste vrienden behoorlijk in de steek lieten en dat we onze mening over honden aanzienlijk moesten veranderen om het weer goed te maken.  

   Ik wist dat mijn kennis van honden nog te oppervlakkig was en dat ik veel meer over ze te weten moest komen om ze te kunnen helpen – en de plek om dat te doen was Idaho. Ik besloot om er weer naartoe te gaan om mijn Amerikaanse indianenfamilie terug te zien en om bij wolven te zijn die ik van dichtbij kon bestuderen. Engeland was mijn geboorteland en mijn familie woonde er – mijn bloedverwanten; ik zou er altijd willen terugkeren, maar mijn spirituele thuis bevond zich in het noordwesten van Amerika. De stamleden waren mijn broeders, de wolven mijn adoptiefamilie, en jaar na jaar voelde ik de behoefte om bij de indianen te zitten en naar hun wijze woorden te luisteren. Als ik daar was, leken de verantwoordelijkheden van het hebben van een huis en een gezin mijlenver weg. 

   Jan leek er geen problemen mee te hebben dat ik wegging. Ze voelde zich als de vrouw van een militair die voor langere tijd uitgezonden wordt. Haar leven draaide om de kinderen en haar vrienden en familie, die in Plymouth woonde, waar we uiteindelijk ook zelf een huis kochten. Ze was heel onafhankelijk en ik denk dat ik haar rustige leventje elke keer verstoorde wanneer ik thuiskwam. Waarschijnlijk was ze zonder mij gelukkiger; ze werd een ander mens wanneer ik weg was, en ze had het zwaar wanneer ik terug was.

   Ik sprak met Blakey over een terugkeer naar Idaho en vroeg of hij een goed woordje voor me wilde doen bij de autoriteiten. Hij wist ze ervan te overtuigen dat meer training tussen de Nez Perce de legerhonden ten goede zou komen. Ik kreeg toestemming extra verlof op te nemen, en opgeteld bij mijn vakantiedagen kwam dat neer op zes weken vrij. Dat was lang genoeg om de kosten van de reis de moeite waard te maken. Korte tijd nadat Macha’s puppy’s in Longleat waren geboren vertrok ik, en al wilde ik ze graag zien opgroeien, ik verlangde nog meer naar de bergen en de wilde wolven.

   Elke keer wanneer ik terugging naar Idaho dacht ik dat ze me vanwege mijn ervaring en leeftijd wel een betere tipi zouden geven. Maar steeds weer kreeg ik de slonzige tent aan de rand van het bos toegewezen, ver weg van het centrum van het kamp. In het begin dacht ik dat dat was omdat ik een nieuwkomer was. Vervolgens dacht ik dat ik, als blanke, misschien gestraft werd voor de collectieve zonden van de blanken, die de indianenstammen honderden jaren vervolgd hadden. Toen ik in het derde en vierde jaar ook in deze tent moest slapen, had ik ten slotte de moed om Levi te vragen waarom ik altijd de tent aan de rand van het bos kreeg. Typisch genoeg gaf hij me geen direct antwoord, maar vertelde hij me een verhaal. Destijds begreep ik er niet veel van, maar later snapte ik wat hij me ermee wilde zeggen.

   De legende wilde dat een indianenvrouw op een dag brandhout aan het verzamelen was voor het dorp, toen ze een wolvenjong zag liggen dat het koud had, honger had en dood dreigde te gaan. Ze keek om zich heen waar zijn moeder of andere leden van de roedel waren, maar die waren nergens te bekennen, dus in plaats van de puppy aan zijn lot over te laten wikkelde ze hem in een deken, stopte hem in haar mand en nam hem mee naar haar tipi. Daar verzorgde ze hem en gaf hem verse warme melk, waardoor hij weer op krachten kwam. Ze bracht hem groot als haar eigen kind, gaf hem vlees van de jacht te eten toen hij groter werd, en overal waar ze heen ging liep het wolvenjong naast haar. De twee waren onafscheidelijk; ze verzamelden samen brandhout en haalden samen water uit de rivier, waar ze in de ochtendzon naar hun weerspiegeling in het water zaten te kijken. In de koelte van de avond renden en speelden ze samen in het bos, waarna ze tegen elkaar aan genesteld gingen slapen.

   Toen ze op een dag weer naar de rivier gingen om water te halen, gingen ze zoals altijd naast elkaar zitten en keken in de donkere diepte van het water, maar de indianenvrouw zag niet alleen haar eigen weerspiegeling terugstaren, maar ook die van twee wolven. Haar eigen gezicht was in dat van een wijfjeswolf veranderd. In grote paniek rende ze terug naar het dorp en nadat ze een van de stamoudsten had opgezocht en hem had verteld wat er gebeurd was, vroeg ze hem waarom ze op deze manier vervloekt was. De stamoudste zei: ‘Dit is geen vloek; het is een geschenk dat je krijgt voor de goede daad die je hebt verricht. Je moet je persoonlijke eigendommen pakken en ze naar de rand van het bos brengen, waar je tussen twee werelden in kunt leven – de mensenwereld en de wolvenwereld.’

   Wat Levi wilde zeggen was dat ook ik een bijzonder geschenk had gekregen en dat het mijn levenstaak was om tussen twee werelden in te leven.

   Toen ik op een dag in het kamp terugkwam, lag er een brief van Jan op me te wachten. Er stond triest nieuws in. Vlak nadat ik was vertrokken was Macha gestorven, de moeder van de puppy’s in Longleat. Het voelde alsof er een goede vriendin was doodgegaan. Ik wist dat de roedel voor haar gehuild had en ik vond het verschrikkelijk dat ik niet met ze mee had kunnen huilen om hun verdriet te delen. In plaats daarvan ging ik naar het terrein van de wolven in gevangenschap, zette mijn handen als een kom rond mijn mond en huilde alleen en bedroefd, in de hoop dat Macha, waar ze ook was, mij op de een of andere manier kon horen en zou weten dat ik haar miste. Toen ik die nacht in mijn bed lag, in die schemerzone tussen slapen en waken, meende ik haar vertrouwde stem te horen die voor de laatste keer afscheid van me nam. 

   Wolven hebben andere emoties dan wij en kunnen zich de sentimentaliteit niet veroorloven waar wij mensen soms in zwelgen. De roedel herstructureerde zich meteen en tot mijn grote vreugde nam Daisy de plaats van Macha in als alfawijfje, en het jaar daarop was zij het die zwanger was. Toen ik terug was in Idaho voor wat inmiddels een jaarlijks bezoek was geworden, bracht ze de puppy’s ter wereld, maar het ging helemaal mis. De opzichters hadden Daisy lopend op het terrein aangetroffen, met een dode puppy die voor de helft uit haar geboortekanaal stak. Ze verkeerde in groot gevaar en had dringend hulp van een dierenarts nodig. Ze verdoofden haar en verwijderden de puppy operatief. Er was één jong gezond geboren, maar in haar lichaam troffen ze nog een paar andere dode puppy’s aan. Daisy was niet jong meer en als ze nog een keer zwanger werd, zou dit opnieuw kunnen gebeuren, en dus werd met tegenzin het besluit genomen haar te steriliseren.

   Toen ik vlak daarna thuiskwam, besefte ik dat er sprake was van een onmogelijke situatie: de roedel had een alfawijfje dat zich niet kon voortplanten. Ze moest er op de een of andere manier van worden overtuigd dat haar rol uitgespeeld was en dat een jonger wijfje de leiding van de roedel op zich moest nemen. De vraag was of me dat zou lukken met behulp van de bandopnames. Als ik haar en de rest van de roedel kon laten denken dat ze werd uitgedaagd door een sterker, jonger wijfje dat tot de roedel wilde toetreden, zou ze misschien een stapje opzij doen voor een van de andere leden van de roedel, bijvoorbeeld voor een jonger, dominant wijfje als Zeva, een van Macha’s eerste puppy’s. 

   Met hulp van Jan en een van de opzichters speelde ik eerst vanaf verschillende locaties (wat ik eerder ook had gedaan) opnames af van een hele roedel om de indruk te wekken dat er rivaliserende roedels in de buurt waren, waardoor de eenheid in de roedel in gevangenschap vergroot zou worden. Daarna speelde ik op verschillende plaatsen dichter bij het terrein een opname van een alfawijfje af, om de suggestie te wekken dat ze zich verplaatste in de bufferzones tussen de territoria van de drie roedels. Het gehuil van een wolf die zich niet kan voortplanten klinkt heel anders dan dat van een wolf die dat wel kan, en ik wist dat als Daisy het gehuil van het vreemde wijfje zou beantwoorden, de roedel het verschil zou horen en haar onder druk zou zetten. Ik was echter bang dat als Daisy haar positie weigerde op te geven en de rest van de roedel wilde dat ze wegging, ze verjaagd zou worden, en dan kon ze nergens heen.

   In het wild wordt zo’n situatie eenvoudig opgelost: de wolf die niet langer gewenst is verlaat de roedel en gaat op zoek naar een andere roedel waarbij hij zich kan aansluiten. In gevangenschap is dat onmogelijk en zou de ongewenste wolf aangevallen worden. De andere wolven bijten haar dan in de reukklieren in haar staart. Als die klieren door een open wond niet meer werken, verliest het dier haar identiteit en haar status; vaak wordt haar dan geen voedsel meer gegund en sterft ze of wordt ze gedood. 

   Gelukkig accepteerde Daisy een verlaging in rang. Vervolgens moesten we de roedel overhalen zelf actie te ondernemen, omdat het wijfje dat ze hadden gehoord en dat zich bij een andere roedel wilde aansluiten, niet bestond. Ik begon de opnames van het vreemde wijfje weer af te wisselen met opnames van een volledige roedel, in de hoop dat dat de eenheid in hun eigen roedel zou bevorderen. Ik zorgde er ook voor dat bij de volgende keer dat ze te eten kregen, hun voedsel uit een heel karkas bestond in plaats van vlees dat al in stukken was gesneden. In het wild is de verdeling van het vlees van een gedode prooi heel belangrijk, omdat ermee bepaald wordt welk dier welke rang in de roedel heeft. Doordat wolven in gevangenschap ieder vaak apart een stuk vlees krijgen, worden de verschillen in rang steeds onduidelijker, terwijl deze roedel juist behoefte had aan een nieuwe hiërarchie.

   Na vijf dagen werd de bandopname beantwoord door een nieuw alfawijfje. Het wachten had lang geduurd en was zenuwslopend geweest, maar in de vroege uren van de vijfde ochtend werd de stilte verbroken door het gehuil van Zeva. Haar stem klonk nu autoritair en ze verdedigde haar positie en territorium resoluut. Ze werd bijgestaan door de rest van de roedel, die met hun gehuil aangaven dat ze volledig achter haar stonden. Zelfs Daisy’s stem was hoorbaar, die haar nieuwe leider aanmoedigde.

   Het was een aangrijpend moment voor me, dat al die nachten die ik in de kou en de regen had doorgebracht de moeite waard maakte. Tenzij dit allemaal toeval was geweest, wat hoogst onwaarschijnlijk leek, waren we zojuist getuige geweest van een geweldige doorbraak. We hadden de roedel van buitenaf geherstructureerd; met niets anders dan simpele bandopnames hadden we aangetoond dat het mogelijk was om het gedrag en de hiërarchie van een roedel wolven te beïnvloeden en veranderen, en dat moest goed nieuws zijn voor biologen en voor boeren die moeite hadden hun vee tegen de wolven te beschermen. Ik had het gevoel dat wat we bereikt hadden veel hoop voor de toekomst gaf.

   Ironisch genoeg koos Zeva, toen haar puppy’s geboren waren, Daisy als nanny, waardoor ze opnieuw de rol kreeg die ze al zo vaak had gespeeld. Ze verzorgde de puppy’s met veel toewijding en toen ze achttien maanden oud waren ging ze op een dag in de schaduw van haar lievelingsboom liggen en sliep vredig in. Ze was een heel bijzondere wolf geweest waar ik een groot zwak voor had, en ik vond het verschrikkelijk om haar te moeten zien sterven.