25
Terug naar de basis
In het verleden hebben wetenschappers altijd betoogd dat het verkeerd is om vergelijkingen te trekken tussen wolven en huishonden. Op basis van mijn ervaring met beide ben ik het daar totaal mee oneens. Ik heb sterk het gevoel dat alles wat ik over wolven heb ontdekt, niet alleen relevant is, maar zelfs cruciaal als je goed wilt omgaan met de wolf in je huis, je hond.
Als je een nerveuze, laag gerangschikte hond hebt die zich in een hoekje verstopt en die je ontroert – een hond waar de meesten van ons gek op zijn – en je gedraagt je tegen hem vervolgens als een alfa of zelfs een bèta, dan maak je hem kapot. Hij zal zich op zijn rug draaien, omdat in zijn wereld de afstand tussen het alfadier en zijn eigen rang enorm is. De roedel heeft veel waardering voor wat hij doet, maar hij kent zijn positie in de hiërarchie. Je vraagt een president ook niet een huis te delen met een schoenpoetser. Koop de puppy niet als je alleen maar medelijden met hem hebt; bedenk waar en hoe je woont, want het dier zal luidruchtig zijn omdat het in de roedel zijn taak is om iedereen op gevaar te wijzen. Dus als je midden in een drukke stad woont, zal hij de hele dag blaffen en jou en iedereen in de buurt gek maken. Als je hem er niet van kunt overtuigen dat je weet wat er aan de hand is, zal hij je attenderen op alles wat beweegt binnen een straal van vijf kilometer rond je huis – op een vlak terrein en als de wind uit de juiste richting komt, hoort hij zelfs alles in een straal van vijftien kilometer rond de plek waar hij zich bevindt.
Het is zeker mogelijk om dit dier in een rustige stadshond te veranderen, maar dat is afhankelijk van de manier waarop je hem traint en van hoe je hem behandelt vanaf de dag dat je hem ophaalt. Idealiter zou je hem in de zomer in huis moeten halen, als het mooi weer is, de avonden zacht zijn en de lucht helder is. Laat hem zo veel en zo ver mogelijk uit en laat hem alles zien, horen en ruiken. Hou hem dicht bij je, stel hem gerust als hij ergens gespannen om wordt, geef lange aaien op zijn rug en haal diep adem, zoals zijn moeder hem ook gekalmeerd zou hebben. Als je hem laat merken dat er buiten niets is om bang voor te zijn, stel je hem op zijn gemak: een vertrouwd geluid is niet verontrustend voor een hond, een wolf en zelfs een mens. Als hij iets hoort wat hij niet kent, begint hij te blaffen, dus als je daar niet aan wilt werken als hij jong is en tien kilometer verderop gaat in een fabriek de hele nacht het alarm af, zal hij je daarover informeren, ook al hoor je er zelf niets van.
Kies niet de weg van het schreeuwen en roepen. Het is verspilde moeite en je moedigt hem alleen maar aan. Hij denkt dan dat je hem ondersteunt met je eigen geblaf. Honden onderscheiden alleen toonhoogte en intonatie – te vergelijken met de verschillende geluiden die we horen als we op een kopje tikken dat vol, halfvol of leeg is. En ze verstaan alleen de commandowoorden die ze geleerd hebben. Dat moeten korte woorden zijn, bijvoorbeeld ‘zit’, ‘blijf’, ‘kom’, ‘los’ en ‘stil’, en ze moeten uitgesproken worden met een toonhoogte en intonatie die dwingend zijn, waarbij in gedachten gehouden moet worden dat die vervormd kunnen worden door de wind en het weer als de hond een eind van je vandaan is. Dus als de hond begint te blaffen, moet je duidelijk en scherp ‘Stil!’ zeggen, zodat hij weet dat hij moet stoppen. Als je juist wilt dat hij met iets doorgaat, bijvoorbeeld naar je toe lopen, moet je op een lagere toon spreken. Je kunt hem dingen aanleren door hem elke keer wanneer hij iets goed doet, een beloning te geven. Door het commando dat je geeft weet hij dat je het geluid kunt horen, begrijpt wat er aan de hand is en een besluit gaat nemen over wat er moet gebeuren. Hij is maar al te blij dat hij de verantwoordelijkheid kan afschuiven, want besluiten nemen is niet zijn taak en hij wil het ook niet.
Maar eerst moet je erachter proberen te komen waarom hij blaft. Soms wil hij je waarschuwen voor een naderende vreemdeling of iets ongewoons aan de andere kant van de straat. De tijd dat blaffen gewoon blaffen was, is allang voorbij. Honden hebben net als wolven een ingewikkelde taal, en hun geblaf kan vele dingen betekenen en vele kilometers ver reiken. Een voorbeeld: je hebt een huis met een tuin, die door de hond als de grenzen van zijn territorium beschouwd wordt. De hond is in het huis en hoort iemand komen; hij begint luid te grommen, gevolgd door een enkele blaf, waarna hij opnieuw gromt. Dit betekent dat hij wil aangeven dat iemand jouw kant op komt maar nog een eind weg is, dus er is geen reden tot paniek. Als die persoon nog dichterbij komt, geeft de hond je een update – drie keer blaffen en daarna lang grommen. Als je niets doet en de persoon loopt de oprit op en overschrijdt de grenzen van het territorium, zal de hond gaan blaffen als een machinegeweer. Als je daarentegen op tijd opstaat, naar het raam loopt om te kijken wie eraan komt en de hond het commando geeft, zal hij kalmeren. Als je de hond in de eerste zes maanden van zijn leven dit soort training geeft, kan dat het verschil uitmaken tussen wel of niet in harmonie met de hond samenleven.
Natuurlijk krijgen veel mensen hun hond niet als puppy. Er worden meer honden uit het asiel gehaald dan van fokkers gekocht, en vaak zijn ze mishandeld. Als we het strafblad van de dader bekijken en zien dat het dier vastgebonden, geslagen en uitgehongerd is, zullen we emotioneel reageren en hem dolgraag een nieuw begin in het leven willen laten maken; maar zodra hij dan op het tapijt plast of iets asociaals doet, is de liefde snel voorbij. We schrijven het toe aan zijn verleden en nemen hem weer mee naar de duisternis waaraan hij juist zo graag wilde ontsnappen. Mensen kijken altijd terug; honden leven, net als wolven, in het heden. Hij denkt: nieuwe roedel, nieuwe regels, nieuwe leider, prima. Ik ben het dan ook niet eens met het gezegde ‘Je kunt een oude hond geen nieuwe kunstjes leren’. Volgens mij kan dat wel, door terug te gaan naar de periode in zijn leven dat hij het best dingen kon leren.
Een wolf en een hond ontwikkelen zich in een beperkte kring. In het begin is die kring het hol en alles in de buurt, of de hondenbox, waar de puppy tijdens het zogen de basisregels van zijn moeder leert – hij vangt haar kalmeringssignalen op, leert het systeem van belonen kennen, komt de hiërarchie van de roedel te weten en hoe hij met de leden ervan kan communiceren. Als hij na vijf weken struikelend en wel de wereld betreedt en moedermelk begint af te wisselen met uitgebraakt voedsel, wordt de kring vergroot en leert hij hoe hij met andere leden van de roedel moet omgaan, hoe hij zijn voedsel moet verdedigen en wat hij moet doen en waar hij heen moet gaan als er gevaar dreigt. Naarmate de maanden verstrijken wordt de kring steeds groter, tot hij negen maanden oud is en alle sociale en overlevingsvaardigheden bezit die hij nodig heeft.
Zoals ik al eerder heb gezegd speelt de samenstelling van het voedsel een belangrijke rol in de wolvenwereld, en het kan zelfs de hiërarchie van een roedel veranderen, zoals het experiment met de zalm heeft aangetoond. Het alfawijfje weet dat. Voordat ze haar puppy’s aan de rest van de roedel voorstelt, zorgt ze ervoor dat hun energieniveau laag is door ze oudere dieren van een kudde te eten te geven of kalveren die nog moedermelk krijgen, omdat de melkinhoud in de maag van die dieren een kalmerende werking op iedereen heeft. Ze worden rustig, zachtaardig en vergevingsgezind, bijna alsof het zelf puppy’s zijn. De agressie en het vechten, wat meestal rond etenstijd ontstaat, verdwijnen en iedereen tolereert elkaar. Als je ze zo bezig ziet, is het niet moeilijk om de mythes en legendes te geloven over mensenkinderen die door wolven gezoogd en geadopteerd zijn.
Dus om een volwassen hond opnieuw op te voeden moet je hem het voedsel geven dat hij in de eerste paar maanden van zijn leven at, een mengeling van melk en fijngehakt vlees, vergelijkbaar met het uitgebraakte voedsel dat hij gegeten heeft in die periode waarin hij zoveel heeft geleerd. Een paar maanden later zou hij kalm, gedwee en gehoorzaam moeten zijn – waarna je hem min of meer kunt trainen als een puppy: beloon hem flink als hij iets goed doet en straf hem licht als hij iets verkeerd doet. Naar mijn mening moet er bij honden nooit dwang toegepast worden, omdat dat niet werkt; en als je tegen een hond schopt wordt de kans alleen maar groter dat hij je zal aanvallen, omdat prooidieren zich met schoppen verdedigen als er op ze gejaagd wordt.
De meest effectieve manier om een hond iets te leren is door het voor te doen en de meest effectieve manier om hem te straffen is door hem geen warmte te geven. Zo leren honden en wolven het ook in hun eigen wereld – ze worden weggeduwd van het veilige lichaam van hun moeder.
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het voedsel een cruciale rol speelt bij het handhaven van de hiërarchie van de roedel. Wolven eten drie soorten voedsel: voedsel om fit en gezond te blijven; voedsel om te overleven, bijvoorbeeld prooidieren met een hoog vetgehalte, waarmee ze zich warm kunnen houden bij barre weersomstandigheden; en voedsel waarmee de structuur van de roedel bevestigd wordt.
Om hun status te behouden moet het alfapaar een heel hoog percentage inwendige organen in hun voedsel hebben, plus wat poot- of boutvlees, en wat planten om gezond te blijven, die uit de maaginhoud van de prooien komen, omdat dat altijd herbivoren zijn. De bètadieren, de handhavers, eten alleen poot- en boutvlees en wat planten; de in het midden tot hoger geplaatste dieren, zoals de toetser, krijgen een deel nek- of rugvlees en ongeveer vijfentwintig procent maaginhoud. De in het midden geranggeschikte dieren nemen vijftig procent vlees en vijftig procent maaginhoud; en de in het midden tot laag gerangschikte dieren nemen voor vijfenzeventig procent planten uit de maag en voor vijfentwintig procent vlees.
Het probleem met de honden die in onze wereld leven is dat we hun natuurlijke balans verstoord hebben. We geven ze allemaal, om het even welke rang ze hebben, hetzelfde soort eten – meestal gedroogd all-in-one-voedsel, of voer uit blik gemengd met brood (geen enkele in het wild levende hondachtige heeft ooit tarwe gegeten) – en daardoor brengen we hun natuurlijke hiërarchie in de war, omdat de dieren zich niet meer kunnen onderscheiden. Met de training vergroten we het probleem soms alleen maar – bijvoorbeeld wanneer we een dominante hond in het park het commando geven te gaan zitten of liggen waar lager gerangschikte dieren bij zijn.
In onze drang het cosmetisch perfecte dier te fokken, hebben we de uiterlijke kenmerken weggenomen die de dieren in de natuur gebruiken om met elkaar te communiceren. Er zijn tegenwoordig honden zonder snuit, die dus niet gestraft kunnen worden op de manier waarop hondachtigen dat duizenden jaren hebben gedaan. Er zijn honden met oren die plat hangen, waardoor ze nog een belangrijke manier om met de andere honden te communiceren ontnomen wordt. En voordat er onlangs een verbod op werd ingesteld, coupeerden we de staart van sommige rassen, waardoor hun vermogen om via geur te communiceren weggenomen werd, een belangrijk onderdeel van hun taal, dat ze toepasten door met hun staart te bewegen.