image HOOFDSTUK 48 image

Stemmen.

Ik schreeuwde.

Tom brulde.

Henry vloekte.

En toen galmde er nog een andere stem door de gang.

‘OPHOUDEN.’

De stem kwam achter de mist vandaan. Hij klonk vaag bekend, maar ik kon hem niet plaatsen. Toen ik de man zag, besefte ik dat dat was omdat ik hem nog nooit zo had horen praten.

Dokter Petter stapte het zwakke lichtschijnsel in.

Hij zag er nog slechter uit dan gisteravond. Zijn kleren plakten aan zijn lijf door het zweet. Zijn gezicht was ook kletsnat, zo erg zelfs dat het meel in de lucht al in kronkelende witte barsten aan zijn huid bleef plakken. Zijn hele lichaam rilde van de koorts.

Maar Galenus hield wel degelijk op, want in de ogen van dokter Petter gloeide een moorddadige woede. En in zijn rechterhand hield hij het vuursteenpistool om die woede te laten ontbranden.

‘Laat Sally los,’ zei hij.

Galenus aarzelde.

Dokter Petter hief het pistool en zette de loop tegen Henry’s slaap. Hij klonk ongelooflijk rustig. ‘Laat. Sally. Los.’

‘John.’ Henry stak zijn hand uit, ook al bungelde hij nog steeds aan zijn kraag. ‘Dit is niet wat je denkt…’

Dokter Petter drukte het pistool tegen Henry’s hoofd. ‘Sally heeft me het briefje van Christopher bezorgd. En ik weet wie ik geloof.’

Henry keek net zo moorddadig als dokter Petter, maar toen zei hij tegen zijn zoon: ‘Laat haar los.’

Galenus liet haar los, maar niet zachtzinnig. Ze zakte als een lege zak op de grond in elkaar.

Dokter Petter knikte naar mij. ‘Neem haar mee.’

Ik tilde haar in mijn armen en droeg haar langs dokter Petter. Hij drukte zich plat tegen de muur om mij erlangs te laten, zodat ik hem niet aan hoefde te raken. Ondertussen hield hij zijn ogen strak op de broers gericht.

Melchior was bij Galenus gaan staan en zag er nog steeds uit als een meelspook. ‘Dit verandert niets,’ zei hij tegen mij. ‘Jullie kunnen nog steeds één keer schieten. En daarna moet je het tegen twéé van ons opnemen.’

‘Ik ben niet van plan om met jullie te vechten,’ zei dokter Petter. ‘Ik wil alleen dat jullie deze kinderen laten gaan. Daarna handelen wij dit zelf af.’

‘Nee,’ zei ik tegen hem. ‘U gaat met ons mee.’

Dokter Petter schudde zijn hoofd. ‘Nee.’ Hij keek naar Henry. ‘We gaan het als volgt doen. De kinderen nemen jou mee naar buiten. Daar rennen zij weg. Als ze weg zijn, kom jij terug om je gestolen geld te halen, en daarna verlaten jullie alle drie voorgoed de stad. De kinderen vertrekken ongedeerd en jullie hebben je goud.’ Dokter Petter huiverde en zijn knieën knikten. Hij kreeg een hoestbui en spuugde een fluim op de stenen. ‘Ga je daarmee akkoord?’

Henry keek de dokter sluw aan. ‘Dan moet deze,’ zei hij terwijl hij met zijn duim naar Tom gebaarde, ‘me wel eerst loslaten.’

Dokter Petter schudde zijn hoofd. ‘Pas als ze buiten zijn.’

Daar dacht Henry even over na. ‘Goed dan,’ zei hij. ‘Maar ik wil wel zelf lopen.’

‘Hij is niet te vertrouwen,’ zei ik tegen dokter Petter.

Maar hij zei alleen maar: ‘Maak je maar geen zorgen’ en gaf Tom een knikje.

Tom keek nog even naar mij en liet de kleine man toen zakken, maar hij bleef hem bij zijn kraag vasthouden. Toen boog hij zich naar me toe. ‘We mogen dokter Petter hier niet achterlaten,’ fluisterde hij. ‘Met één schot houdt hij ze nooit tegen.’

Maar er was nog een veel groter probleem. Door zijn ziekte namen de krachten van dokter Petter in rap tempo af. Hij leunde rillend tegen de zijkant van de gang. Als er geen muur had gestaan, had hij al op de grond gelegen.

Dat wisten de anderen ook. Melchiors ogen flitsten heen en weer tussen mij, Tom en dokter Petter. Ik kon niet goed inschatten wat hij dacht, maar de blik van Galenus was duidelijk: zodra wij weg waren, zouden ze op hem af stormen. En ondanks het pistool zou hij hen onmogelijk kunnen afweren.

Maar ze aarzelden nog. Ze wisten natuurlijk genoeg over de pest, en het was zonneklaar dat dokter Petter de ziekte had, de échte ziekte. Zouden ze hem durven grijpen? Ik hoopte van niet, want dan zouden ze iets kunnen ontketenen wat nog veel gevaarlijker was.

De lucht zat vol met meel. Als dokter Petter de trekker overhaalde, zou de vuursteen een vonk maken. En met al dat stof in het pakhuis…

Ik keek naar de lantaarn aan de muur. De enige reden dat we nog niet de lucht in waren gevlogen, was omdat de vlam achter glas zat. Het pistool zou niet op die manier beschermd zijn.

Ik moest mijn vrienden waarschuwen. En zonder dat de anderen het merkten.

‘De molen van Campden,’ fluisterde ik tegen Tom.

Tom keek me niet-begrijpend aan.

‘Vorige zomer,’ zei ik. ‘Net als in mijn Huis-Uitroker.’

Zijn ogen werden groot.

‘Dokter Petter,’ begon ik.

En tot mijn verbazing zei hij: ‘Ik weet het. Luister goed. Ik heb je brief afgeleverd, de brief die Sally heeft gebracht. Neem Henry mee naar buiten. En dan moeten jullie vluchten. Ren zo hard als je kan en kijk niet om.’

Maar ontsnappen was niet mijn enige zorg meer. ‘U begrijpt het niet…’

‘Jawel.’ Dokter Petter knikte. ‘Ik heb je gehoord. De molen van Campden.’

Ik staarde hem aan.

‘Toen was ik mezelf nog,’ zei hij. Hij zag er zo klein uit, zoals hij daar tegen de muur geleund stond. ‘Voordat mijn James stierf. Ik ben in de molen van Campden geweest. Ik heb de slachtoffers geholpen. Ik weet wat er zal gebeuren.’

Henry stond te luisteren en te kijken en probeerde te begrijpen waar het over ging. Hij had tegen ons gezegd dat hij vorig jaar niet in Londen was. Ik hoopte vurig dat hij daar níét over gelogen had.

‘Het spijt me dat ik me afzijdig heb gehouden,’ zei dokter Petter. ‘Toen jullie naar mijn huis kwamen, had ik jullie moeten helpen, maar in plaats daarvan stuurde ik jullie weg. Ik schaam me. Vergeef me alsjeblieft.’

‘Er valt niets te vergeven,’ antwoordde ik. ‘Dokter Petter…’

Hij meed mijn blik. ‘Mocht het niet goed aflopen: vaarwel, Tom. Vaarwel, Christopher. Sinds afgelopen zomer zijn jullie mijn enige echte vrienden. Dat heeft me onvoorstelbaar veel troost geboden. Dank jullie wel. Voor alles.’

Dokter Petter zette zich af tegen de muur, rechtte zijn rug en streek zijn met zweet doordrenkte wambuis glad. ‘Ga nu. Wat er verder gebeurt is hun keuze.’ Hij zwaaide met zijn pistool naar de anderen. ‘Ze kunnen hun munten meenemen en jullie met rust laten. Of ze kunnen het oordeel van de Heer afwachten.’

Galenus keek ziedend. Melchior glimlachte flauwtjes naar me. ‘Het ga je goed, Christopher,’ antwoordde hij. Ik beantwoordde zijn groet niet.

Melchior richtte zijn blik op Henry. ‘Vader?’

‘We hebben het geld,’ zei Henry schouderophalend. ‘Dus doe wat hij zegt. We gaan naar de koperen stad, onder het standbeeld.’

Melchior knikte. Henry’s gezicht bleef ondoorgrondelijk.

Dat was niet goed. Weer een boodschap in code, dacht ik. Een geheime zin die iets anders betekende dan wat er werd gezegd.

Maar wat? Was het gewoon een plek om naartoe te ontsnappen, zoals het klonk? Of was het erger?

Daar kwam ik al snel achter.

Mijn bloedende schouder bonkte terwijl ik Sally’s bewusteloze lichaam wegdroeg. Ik liep achterwaarts door de gang in de richting van Galenus’ zogenaamde werkruimte, met mijn ogen strak op Melchior en Galenus gericht. Dokter Petter zakte een beetje in elkaar. Zijn pistool trilde toen hij weer tegen de muur leunde.

We kunnen hem hier niet achterlaten, dacht ik. Melchior en Galenus gaan hem aanvallen.

Maar ik vergiste me alweer. Ik had mijn blik op de verkeerde gericht.

Tom kwam achter ons aan en duwde Henry voor zich uit. Plotseling struikelde Henry. Tom botste tegen hem op, waardoor de man nog verder voorover viel. Hij belandde op zijn knieën.

Tom reageerde werktuiglijk. ‘Pardon,’ zei hij terwijl hij zijn hand uitstak om de man overeind te helpen.

Henry’s hand verdween in zijn laars. Hij trok een nieuw mes tevoorschijn en haalde er achterwaarts mee uit.

Tom schreeuwde het uit. Hij rukte zijn hand weg en op zijn handpalm glinsterde een streep bloed.

Henry bracht zijn arm naar achteren. Ik kon niets doen, want ik hield Sally vast. Tom was uit zijn evenwicht gebracht en stond machteloos.

Maar het was Henry niet om Tom te doen. Hij gooide het mes langs hem. Het wiekte door de mist.

Dokter Petter draaide zich net om naar het tumult. Het mes van Henry trof hem in zijn rug, halverwege zijn arm en zijn ruggengraat. Hij kreunde verbaasd en viel op zijn knieën.

Daar had Melchior op gewacht. Hij rende naar voren en greep de loop van het pistool. Hij worstelde er niet mee, probeerde het niet uit dokter Petters hand te trekken – omdat hij bang was iemand met de pest aan te raken, vermoedde ik. In plaats daarvan drukte Melchior de loop van het pistool opzij en hield het tegen de muur.

Melchior glimlachte. Galenus grijnsde. Nu kon het wapen geen schade meer aanrichten.

Dachten ze.

Dokter Petter slaakte een zucht. Toen zei hij: ‘Rennen, jongens.’

Ik drukte Sally tegen me aan en zette het op een lopen. Tom kwam achter me aan en duwde me naar voren.

Volgens mij begreep Melchior niet wat er ging gebeuren toen dokter Petter de trekker overhaalde. De haan viel omlaag. De vuursteen vonkte. Het buskruit ontbrandde.

Ik ging de hoek om. Ik dook de werkruimte in.

Ik kan me niet meer herinneren dat ik de grond raakte.