image HOOFDSTUK 15 image

Alweer.

Ik was wéér uit mijn eigen huis gezet. In elk geval niet letterlijk, gelukkig, dus deze keer hoefde ik geen andere slaapplaats te zoeken. Maar Galenus verbood me niet alleen in de werkruimte te komen als hij aan het werk was; ik mocht er zelfs helemaal niet meer komen. ‘Spiedende ogen en nieuwsgierige hoofden zijn niet welkom,’ zei hij.

Aan Henry en dokter Petter had ik niets. Dokter Petter leefde met me mee, maar hij was ook van mening dat de man die het medicijn tegen de pest had ontdekt wel een paar eisen mocht stellen.

‘Het lijkt niet eerlijk,’ zei dokter Petter. ‘Maar jouw winkel wordt de redding van deze stad. Dan is het toch niet zo erg als je de apotheek daarvoor een paar dagen aan Galenus moet uitlenen? En geef toe, Christopher, jouw meester hield ook al zijn werk geheim.’

Dat maakte het nog niet minder frustrerend. En ik kon er niks tegen inbrengen, want ik had geen poot om op te staan. Meester Benedict had de apotheek in zijn testament aan mij nagelaten, maar die zou volgens de wet pas officieel van mij zijn als ik ouder was en een vrije burger van de stad. Ik had gehoopt dat ik steun zou krijgen van Henry, want het was duidelijk dat hij Galenus niet vertrouwde. Maar daarom wilde hij juist dat Galenus in Sleedoorn aan de slag ging, zo bleek.

‘Ik moet met magistraat Alderborn overleggen over de bijdrage van de stad,’ zei hij toen dokter Petter niet luisterde. ‘Als het medicijn echt werkt, mag het huis van de magistraat weer open. Voorlopig kan ik Galenus makkelijker in de gaten houden als hij hier werkt. Als je iets raars ziet, moet je het bij mij melden, afgesproken?’

Ik stemde toe, hoewel ik niet goed wist wat ik door een dichte deur zou moeten zien. Maar door dat samenzweerderige gedoe met Henry schoot me ineens weer te binnen waarom ik in eerste instantie naar het stadhuis gekomen was. Ik vroeg Henry of ik aan magistraat Meekens voorgesteld zou kunnen worden.

‘O… dat is waar ook,’ zei Henry toen dokter Petter en hij vertrokken. ‘Ik zal het vragen. Maar eerlijk gezegd zal dat voor magistraat Alderborn nu erg weinig prioriteit hebben, Christopher. Het kan zijn dat je een paar weken moet wachten.’

Een paar weken! Tegen die tijd kon de volgeling van Melchior die bij mij had ingebroken wel ergens halverwege Europa zijn! Maar ik was maar een leerling zonder meester. Zoals altijd had ik niets in te brengen.

‘En ondertussen gebruiken ze wel al mijn spullen,’ mopperde ik toen ze weg waren.

‘Wat zei je?’ vroeg Sally.

‘Niks.’ Ik plofte in de stoel bij de open haard en… ik zou graag willen zeggen dat ik nadacht, maar het kwam waarschijnlijk meer in de buurt van mokken. Sally probeerde een gesprek met me aan te knopen, maar nadat ik een paar keer iets gebromd had, gaf ze het op en speelde de rest van de avond met Bridget voordat ze in slaap viel. Ik bleef wakker, want ik wilde Tom spreken als Galenus hem niet meer nodig had.

Maar zelfs dat plan werd verijdeld. Galenus hield hem tot middernacht opgesloten in de werkruimte en stuurde hem toen naar huis. Daarna nam hij mijn sleutel in beslag en deed de werkruimte op slot zodat ik ook als hij weg was niet naar binnen kon. Dat ik alleen door de werkruimte naar boven kon, leek hem absoluut niet te deren.

Galenus besefte niet dat ik me hierdoor niet zou laten tegenhouden. Meester Benedict had buiten altijd een reservesleutel verstopt, achter een gemerkte steen in de hoek van het huis. Zodra Galenus weg was, glipte ik de werkruimte in om eens goed rond te kijken. Ik had niet gelogen toen ik zei dat ik zijn recept nooit zou stelen. Maar dat wilde nog niet zeggen dat ik niet wilde weten wat het was.

Behoedzaam liep ik de ruimte door en speurde de tafels, de instrumenten en de planken af. Helaas had Galenus Tom de werkruimte uitgebreid schoon laten maken voor ze vertrokken. Een paar potten waren verplaatst en de toestellen die ik op de hoek van de tafels had opgestapeld waren weer uitgespreid. Maar omdat ik niet wist wat ze met mijn ingrediënten hadden gedaan, had ik geen idee waar het medicijn uit bestond. Als ik er meer over wilde weten, moest ik wachten tot Tom terugkwam.

Er ging zo veel door mijn hoofd dat ik niet kon slapen. Wat het er niet beter op maakte, was dat ik Sally op mijn strobed had laten liggen om de pijn van haar gekneusde ribben te verzachten. Ik had zelf een stel dekens gepakt en op de houten planken naast de toonbank uitgespreid, naast een dommelende Bridget. Beter dan niets, leek me.

Maar niet veel beter. Het leverde me vooral pijn in mijn rug en een bonkend hoofd op. Nadat ik een paar uur had liggen woelen, gaf ik het op en ging naar boven. Omdat ik van Galenus niet in de werkruimte mocht komen, wilde ik de aantekeningen van meester Benedict over pestremedies – en engelen des doods – halen nu het kon.

Bridget werd wakker en ging met me mee, maar zelfs een liefdevol koerende duif op mijn schouder kon mijn humeur niet verbeteren. Net zomin als het geluid van zachte voetstappen achter me.

‘Goedemorgen,’ zei Sally opgewekt.

‘Môgge,’ gromde ik.

‘Wat doe je? Kan ik je helpen?’

Hoe kon ze in vredesnaam zo vrolijk zijn op dit onmogelijke uur? ‘Tom had gelijk,’ zei ik. ‘Je bent echt te blij.’

‘Zou je het fijner vinden als ik zat te kniezen?’ zei ze.

‘Ja.’

Ze trok een treurig gezicht.

‘Veel beter,’ zei ik. ‘Dank je.’

Ik ging door met zoeken. Toen hoorde ik weer iets achter me.

‘Sally,’ zei ik.

‘Ja?’

‘Kniezende mensen neuriën niet.’

Het was even stil. ‘Zal ik een droevig liedje voor je zingen? Dan kun je huilen.’

Ik draaide me om. Ze had zo’n belachelijk triest gezicht opgezet dat ze eruitzag als een verdwaald hondje tijdens een onweersbui. Ik wilde het niet, maar schoot toch in de lach.

‘Goed dan,’ zei ik. ‘Het spijt me. Een beetje muziek zou eigenlijk wel fijn zijn.’

‘O ja?’ Haar blik klaarde op. ‘Nou, als je een luit hebt, kan ik voor je spelen.’

‘Een luit?’

Ze knikte. ‘Meisjes leren een instrument bespelen op Cripplegate, zodat we onze meesters kunnen vermaken als we een betrekking hebben gevonden.’

‘Hier zijn geen instrumenten,’ zei ik. ‘Ik geloof niet dat meester Benedict veel om muziek gaf.’

‘Echt niet? Ik zou niet zonder kunnen. Ik ben er dol op.’

Ik gebaarde met mijn arm naar de stapels boeken en papieren waar de hele kamer vol mee stond. ‘Hier waren wij dol op.’

‘Ik hou ook van boeken.’ Sally pakte er een en bladerde erdoorheen. ‘Mijn vader heeft me leren lezen voordat hij doodging. En rekenen.’

Sally was pas later in Cripplegate komen wonen. Ik was als baby naar het weeshuis gebracht, maar de ouders van Sally waren gestorven toen ze al acht was, tijdens een schipbreuk onderweg naar het vasteland. Uit de krochten van mijn geheugen diepte ik haar achternaam op: Deschamps. ‘Je vader was Frans, hè?’

Ze knikte, opgetogen dat ik het nog wist. ‘Maar mijn moeder was Engels, dus toen ze verliefd werden is hij helemaal naar Londen verhuisd om met haar te trouwen.’ Ze liet haar vinger over het omslag van het boek glijden dat ze vasthield. ‘Volgens mij heeft hij zich nooit echt thuis gevoeld in Engeland. Hij miste Parijs heel erg.’

Doordat ze over Parijs begon moest ik denken aan wat dokter Petter me gisteren had verteld en het dagboekfragment dat ik had gevonden. Ik dacht weer aan de overleden leerling van meester Benedict en vroeg me teleurgesteld af waarom hij het met mij nooit over de ziekte had gehad.

Bridget gaf een kopje tegen mijn oor. Ze voelde het altijd als ik somber was. Sally leek het ook te merken, want ze veranderde van onderwerp. ‘Welke zal ik dragen?’

‘Geen,’ zei ik. ‘Je ribben zijn gekneusd. Jij hoort te rusten.’

Er trok een zorgelijke blik over haar gezicht. ‘Ik heb geen zin om niets te doen terwijl iedereen aan het werk is.’

Meester Benedict was zo aardig geweest dat ik soms vergat hoe het vroeger was geweest. Sally, een meisje uit Cripplegate, maakte zich zorgen om de toekomst. Niemand zat te wachten op nutteloze weesmeisjes.

‘Goed dan,’ zei ik. ‘Maar je moet geen dingen tillen. Misschien kun je het ontbijt maken?’ De zon ging pas over een paar uur op, maar ik had nu al honger. ‘We moeten sowieso meer eten uit de voorraadkamer halen voordat Galenus terugkomt. Anders hebben we de hele dag niets te eten.’

Ze klapte in haar handen. ‘Heb je eieren? Ik kan heel lekkere eieren bakken.’

Ik had eieren, dankzij Isaac. ‘Je mag alle kruiden uit mijn voorraad gebruiken die je wilt.’

Echt waar, ik had nog nooit iemand zó blij zien worden van een stel eieren. Beneden hielp ze om het eten – niet te veel tegelijk, moest ik de hele tijd tegen haar zeggen – van de voorraadkamer naar een van de uitstaltafels te dragen, waarna ze zacht zingend aan de slag ging boven de haard in de winkel. Ondertussen besloot ik de papieren van mijn meester niet meer uit te zoeken en sjouwde ik gewoon maar alle stapels naar de hoek van de winkel achter de toonbank. Terwijl ik de aantekeningen naar beneden droeg, drong het tot me door dat ik nog wél toegang tot de bovenverdiepingen had, ook als de werkruimte afgesloten bleef: door het luik in het dak. Het was niet ideaal – ik zou een ladder moeten stelen om erbij te kunnen – maar ik deed het luik toch maar niet op de grendel, voor het geval dat.

Ik haalde net de laatste stapel uit de slaapkamer van meester Benedict toen Sally in de deuropening verscheen, met haar hand tegen haar zij en een van pijn vertrokken gezicht.

‘Het ontbijt is klaar,’ zei ze met een verstikte stem.

‘Ik heb je gewaarschuwd,’ zei ik.

‘Het gaat wel,’ antwoordde ze, maar haar grimas zei iets heel anders. Langzaam liet ze zich op de rand van het bed van meester Benedict zakken. Ze slaakte een zucht van verlichting en ging toen languit op het matras liggen. ‘Dit is fijn, zeg. Heel zacht.’

‘Ganzendons.’

Sally duwde zich op haar ellebogen overeind. ‘Waarom slaap je dan in de winkel?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Je hebt een mooie kamer en een bed van ganzendons,’ zei ze. ‘Waarom slaap je nog steeds op een zak stro onder de toonbank?’

‘Omdat… omdat dat mijn bed is,’ zei ik. ‘Dit is de slaapkamer van meester Benedict.’

‘Ik dacht dat hij het huis aan jou had nagelaten,’ zei ze.

‘Dat heeft hij ook. Maar dit zijn zíjn spullen.’

Ik stak mijn hand uit. Ze keek even naar me voordat ze hem pakte.

Ik trok haar van het bed. Ik streek de lakens glad. Toen tilde ik de stapel papier op en droeg hem naar beneden. Sally kwam achter me aan, haar blik al die tijd op mij gericht.

Tom was vroeg, met drie zachte kaneelbroodjes onder zijn buis verstopt. Hij stikte bijna in het zijne toen hij hoorde dat ik in de werkruimte was geweest.

‘Dat zal Galenus niet leuk vinden, als hij erachter komt,’ zei hij.

Ik begon nu echt boos te worden. ‘Dit is míjn huis!’ Ik sloeg met mijn vuist in mijn handpalm. ‘Mijn. Huis.’

‘En als je Galenus tegenwerkt, laat hij je eruit zetten. Hij houdt je al in de smiezen.’

‘Wat bedoel je?’

‘Gisteravond,’ zei Tom, ‘bleef Galenus maar vragen stellen over jou en meester Benedict. Wie je meester was, wat hij wist over de behandeling van de pest, over jullie geneesmiddelen en recepten. Hij is ervan overtuigd dat je zijn recept wilt stelen. Hij denkt dat Henry daarom wil dat je hem helpt.’

Ik werd rood. Dat wás ook waarom Henry wilde dat ik hem hielp. Maar daar kon ik niets aan doen. ‘Ik wil helemaal niemands recept stelen!’

‘Dat weet ik wel,’ zei Tom geduldig, ‘maar Galenus niet. Als hij over jou klaagt bij magistraat Alderborn, sta je op straat. Dus hou je een beetje in.’ Tom keek me somber aan. ‘En ik denk trouwens dat je niet eens voor hem zou wíllen werken.’

‘Hoezo niet? Wat moet je dan doen?’

‘Je laatste ingrediënten fijnsnijden en vermalen. En schoonmaken. Maar daar gaat het niet om. Hij is ontzettend wantrouwig. Ik mag niet bij hem in de buurt komen als hij aan het werk is. Hij denkt de hele tijd dat ik zijn geheimen óók ga stelen.’

Ik had nog niet echt nagedacht over Galenus’ angst. Ik wilde gewoon helpen bij het maken van het pestmedicijn. En ondanks het feit dat hij me niet vertrouwde, wilde ik kijken of ik nog iets van hem kon leren. Hij was lang niet zo aardig als mijn meester, maar hij deed me toch in allerlei opzichten aan hem denken: door zijn toewijding, de manier waarop hij zich om zijn patiënten bekommerde, zijn minachting voor oplichters. En meester Benedict had ook altijd een heleboel geheimen gehad. De gelijkenissen vielen me nog meer op nu ik over het verleden van mijn meester had gelezen. Ze hadden allebei door vreemde landen gereisd, op zoek naar een medicijn tegen de ziekte.

Ineens besefte ik dat ik nog altijd een nieuwe meester nodig had. Peinzend ging ik rechtop op mijn kruk zitten. Ik pakte dit helemaal verkeerd aan. Ik moest juist índruk op de man zien te maken. Als ik hem liet zien hoeveel meester Benedict me had geleerd, hoe nuttig ik me kon maken, mocht ik hem misschien wél helpen.

Ik moest bedenken hoe ik hem zou kunnen overtuigen. Ondertussen was ik nog altijd bloednieuwsgierig. Ergens in mijn werkruimte stonden de ingrediënten waarmee de pest genezen kon worden. ‘Laat dan in elk geval zien wat je aan het mengen bent,’ zei ik.

‘Christopher.’

‘Eén ding maar. Meer niet. Daarna ga ik weg.’

‘Chrístopher.’

‘Ah toe? Alsjeblieft? Alsjebliiiiieeeeft? Alsjebliiiiiii….’

‘Goed dan.’ Tom keek nerveus naar de deur. ‘Maar je mag het tegen níémand zeggen.’

‘Tegen wie zou ik het moeten zeggen?’ vroeg ik. ‘Ik praat alleen met jou en Bridget. En zij weet hoe ze een geheim moet bewaren.’

Bridget koerde bevestigend. Tom keek naar Sally.

‘Ik zal het ook niet doorvertellen.’ Ze glimlachte breed. ‘Ik héb niet eens vrienden.’