De eerstgekomenen
Bij Al Toer
Is dit dan tovenarij?
Is dit dan tovenarij of zien jullie het niet goed?
Bij het opgetekende boek!
Op een opgerold perkament.
Bij het vaak bezochte huis.
Bij het opgeheven dak.
Bij de kolkende zee van vuur.
Wee op die dag
Wee op die dag, leugenaars!
Al Toer, Al Toer!
Hoeveel jaren waren er verstreken? Hoeveel maanden waren er voorbijgegaan? Wie is er gegaan? Wie is er gekomen?
∗
De jaren werden niet meer bijgehouden en het had geen zin om de voorbije maanden te tellen. De tijd stond stil voor hen die diep ondergedompeld waren in verdriet, voor hen die dood waren en voor hen die om hun doden weeklaagden.
Ook voor hen die hun tuinen omspitten om hun verdriet te verwerken en voor hen die in de keuken heilige gerechten maakten om hun smart uit te delen in schaaltjes.
Het land leek tot rust gekomen. Maar er was één persoon die met een geladen pistool onder zijn riem op een kameel door de woestijn reed om de rechter te berechten.
Daarna zou er misschien pas echt een einde aan het verdriet komen. En pas dan zou de tijd weer in beweging komen. En zouden we zien hoeveel jaren er voorbij waren gegaan sinds zij die kwamen en sinds zij die gingen.
Tijdens de opgelegde stilte verloor Khomeini geleidelijk zijn geheugen. De dag kwam dat hij zelfs mensen uit zijn nabije omgeving niet meer kon herkennen.
Rafsanjani en Khamenei, zijn twee belangrijkste functionarissen, grepen de macht en verdrongen Khomeini onmerkbaar naar de achtergrond.
Galgal kwam er als eerste achter dat Khomeini dement aan het worden was.
Hij knielde naast hem neer en schrok toen hij merkte dat Khomeini hem niet meer herkende.
Galgal was de enige functionaris die zelfstandig opereerde. Als verlengstuk van Khomeini. Met hem was hij machtig, zonder hem was hij niemand en nu werd het tijd dat hij het veld ruimde.
Bovendien was de tijd van de executies voorbij, het regime had zijn gezicht voldoende getoond. Ze hadden de Irakese bezetter het land uitgezet en alle tegenstanders uitgeschakeld. Het moest zich nu stabiliseren. Er bleef daarom geen ruimte over voor een gehate rechter als Galgal.
Er moest een andere functie voor hem worden verzonnen, maar dat was niet eenvoudig. Inmiddels was een aantal leden van de moedjahedien en van linkse groeperingen op de hoogte van zijn rol en van de afschuwelijke-misdaden die hij begaan had. Overal lagen ze op de loer om hem te elimineren.
Galgal wilde zelf graag terug naar Qpm om daar als rechtsgeleerde op imamscholen te doceren, maar dat was onmogelijk geworden.
Hij besefte dat het einde van zijn missie voor de islam in zicht was, net als voor Khomeini.
Khomeini was nog niet dood, maar hij behoorde al tot het verleden. Galgal had geen toekomst meer, in het heden was geen plaats voor hem. Hij moest terug naar het verleden, maar de vraag was hoe.
Gelukkig wisten de opvolgers van Khomeini hoe ze Galgal terug het verleden in moesten sturen. In die tijd was de Taliban in het buurland Afghanistan druk bezig hun islamitische bewind te vestigen. Ze gebruikten veel geweld om de ouderwetse sharia van de islam in Afghanistan in te voeren.
De ayatollahs van Iran hadden nauwe contacten met de Taliban en hielden regelmatig bijeenkomsten om elkaars positie te verstevigen ten opzichte van hun westerse tegenstanders.
Het regime kwam op het idee om Galgal als geschenk aan de Taliban te geven, iets wat voor de fanatieke Taliban een aanwinst zou betekenen.
Het was een unieke oplossing en Galgal aanvaardde het verzoek van harte. Het fanatisme van de Taliban sprak hem erg aan, dus pakte hij zijn koffer en reisde anoniem als koopman met een hoed en een baard per trein naar de aan de grens gelegen stad Mashad.
Hij overnachtte in een herberg waar de volgende avond een Taliban-strijder hem kwam ophalen. Gekleed als Afghaan reed hij met de man mee de grens over richting Kaboel. Daar werd hij warm onthaald door de leider van de Taliban en kreeg hij een huis aangeboden in Kaboel.
Het leven van Galgal veranderde compleet, hij was in rustig vaarwater terechtgekomen.
Officieel kreeg hij een baan in het stadsarchief, maar in het geheim was hij een belangrijk man in de leiding van de Taliban.
Hij genoot van de anonimiteit die de stad hem verleende en hij had eindelijk de rust gevonden om zich meer in de islamitische wetgeving te verdiepen. De hele dag zat hij in de oude bibliotheek van het stadsarchief en bestudeerde unieke islamitische documenten die speciaal voor hem uit de koninklijke bibliotheken van Saudi-Arabië werden meegebracht. Na een paar maanden trouwde hij met een Afghaanse vrouw en begon hij een gezinsleven.
Hij was gelukkig, zijn nieuwe leven beviel hem. Hij wandelde vrij door de stad, bezocht de winkels, iets wat hij nooit eerder had gedaan. Ook bezocht hij regelmatig zijn Afghaanse schoonfamilie. Niemand wist iets over zijn verleden, hij stelde zich voor als islamitische onderzoeker die bezig was een boek over de geschiedenis van de islam te schrijven.
Hij had niet in de gaten dat hij nog steeds werd gezocht, dat men zijn misdaden niet vergeten was.
∗
Shahbal was een van de personen die op zoek was naar Galgal. Maar zijn spoor liep dood.
Er waren slechts drie ledenvan de leiding van Shahbals partij overgebleven. De rest was gearresteerd, geëxecuteerd of gevlucht. Op de laatste, haastige bijeenkomst van de overgebleven leiding kreeg Shahbal opdracht om Galgal uit te schakelen. Later bleek dat het de laatste beslissing was die zijn partij nam. Shahbal wilde persoonlijk wraak nemen voor de dood van Djawad. Hij kon de lange koude nacht, de zoektocht naar een graf in de bergen, niet uit zijn hoofd zetten. Hij kon de vernedering niet verdragen. Hij moest iets doen, anders zou hij nooit meer rustig slapen. Pas na deze daad zou hij de draad van het leven weer kunnen oppakken.
Sinds hij de aanslag op de ayatollah gepleegd had, wist niemand van de familie waar hij was. Aga Djan dacht dat hij het land verlaten had en ergens in Europa of Amerika terecht was gekomen.
Maar Shahbal was niet weg. Hij was nog altijd in Teheran. Hij had een baard laten staan en werkte als taxichauffeur in een van de duizenden oranje taxi’s van de stad.
De ondergrondse partijen gebruikten geen persoonlijke auto, uit veiligheid. Ze hadden meestal een aantal taxi’s waarmee ze overal naartoe gingen.
Shahbal had de taxi sinds hij als redactielid van de partijkrant werkte. Hij gebruikte hem als vervoermiddel en verdiende er de kost mee. Uit veiligheidsredenen vergaderde de overgebleven leiding niet meer. Maar ze ontmoetten elkaar om de zoveel tijd in een theehuis op de bazaar van Teheran.
Tijdens een van die ontmoetingen kreeg Shahbal te horen dat Galgal in Kaboel zat.
“Dat had ik moeten weten,” zei hij verbaasd, “hoe komenjullie aan die informatie?”
“De Toedeh-partij,” zei een van hen kort en overhandigde hem een klein papiertje waarop een adres stond.
Ook de Toedeh-partij was uit elkaar gevallen. Het regime had hen uitgeschakeld. Maar oude leden van deze russofiele communistische partij had nog altijd contacten met het communistische buurland, de Sovjet-Unie.
Shahbal wist nu wat hem te doen stond.
∗
Gedurende het communistische bewind van Afghanistan hadden de ondergrondse Iraanse groeperingen goede contacten opgebouwd met Afghaanse sympathisanten. Toen de Taliban aan de macht kwam, vluchtten de communisten naar de Sovjet-Unie. Maar velen waren ook gebleven. Het duurde een aantal maanden voordat Shahbal met een groep Afghanen kon regelen dat die hem het land in zou smokkelen. Hij reed op een kameel in het donker dwars door de woestijn naar de grens met Afghanistan, waar een Afghaan op een motor op hem zou wachten.
Toen hij de grens bereikt had, liet hij zijn kameel achter bij de kamelenstal van de herberg en ging te voet naar de plek waar de Afghaan achter het prikkeldraad op hem wachtte. Nadat ze het geheime wachtwoord hadden uitgewisseld, wees de man hem waar hij onder het prikkeldraad Afghanistan binnen kon kruipen.
Shahbal nam plaats achter op de motor en de man reed weg. Na een half-uurtje stopte de Afghaan bij de hut van een herder. Hij ging naar binnen en kwam met een set traditionele kleding terug. Toen Shahbal zich omgekleed had, reden ze verder naar het eerste dorp, waar de volgende ochtend een bus naar Kaboel zou rijden.
Het was nog herfst, maar het sneeuwde op de toppen van de bergen, de wind sneed inje gezicht. De man kocht vers brood en dadels voor Shahbal en zette hem op de bus.
Na een tocht van vijf uur door de bergen en na ontelbare tus-senstops bereikte de bus eindelijk het centrum van Kaboel.
Shahbal stapte uit en ging eerst naar een café om iets te eten. Hij bestelde warme dikke Afghaanse soep en dronk achter elkaar een paar glaasjes verse thee.
De afgelopen drie nachten had hij amper geslapen, hij liep het hotelletje naast het café binnen en kroop meteen onder de dekens.
Pas de volgende ochtend werd hij wakker, toen de knecht van het hotel op zijn deur klopte om te vragen of het wel goed met hem ging.
Hij had sterk de behoefte om zich te wassen, maar het hotelletje had geen badkamer. Op zoek naar een badhuis vond hij een moskee. Daar waste hij zich uitgebreid en ging naar een theehuis om te ontbijten. Het stadsarchief waar Galgal werkte, was slechts een paar straten verderop. Het archief was gesloten voor het publiek, maar de lichtjes brandden achter de ramen.
Galgals werkkamer was op de bovenste verdieping, hij zat daar alleen. Zijn bureau stond voor het raam, als hij opkeek kon hij de mensen op straat zien lopen. Hij begon net als alle andere medewerkers al vroeg aan zijn werk, maar als het archieftegen vier uur sloot, bleef hij een uurtje langer doorwerken en verliet als laatste het gebouw.
Shahbal herkende hem meteen toen hij naar buiten kwam, ondanks zijn Afghaanse kleding. Hij was dik geworden, maar zijn manier van lopen verried hem. Het was net donker geworden, Shahbal volgde hem naar de bakker. Galgal liep met het verse brood onder zijn arm naar een man die op de stoep de laatste herfstdruiven verkocht. Hij kocht wat druiven en ging naar huis.
Shahbal achtervolgde hem tot aan zijn woning, verkende daarna de omgeving en keerde toen terug naar zijn hotel. Hij wilde Galgal het liefst alleen treffen in zijn huis, maar toen hij de volgende avond voor zijn raam stond, zag hij hem met zijn nieuwe Afghaanse vrouw op de grond zitten dineren. Shahbal kon niet langer wachten, hij moest snel zijn werk verrichten voordat de Afghaanse geheime dienst achter zijn aanwezigheid zou komen.
Hij maakte een rondje om het huis en gaf Galgal de tijd om te eten. Toen hij wederom langs het raam liep, zag hij de vrouw in de keuken staan. Het licht op de bovenverdieping brandde. Hij zag zijn kans schoon, kroop door het raam het huis in en sloop naar de keuken. De vrouw, die bezig was met de afwas, hoorde iets. Ze draaide zich om en zag een gewapende man in de deuropening staan, maar voordat ze kon gillen, greep Shahbal haar, hield zijn hand voor haar mond en fluisterde: “Wees kalm! Ik zal u geen pijn doen. Luister naar mij, uw man is een Iraanse misdadiger, hij heeft honderden onschuldi-gejonge mensen laten executeren. Als u rustig blijft, blijft u ongedeerd. Begrijpt u mijn Perzisch?”
De vrouw knikte geschokt.
“Ik heb geen tijd, ik zal uw mond dichtplakken en uw handen en benen vastbinden. U beweegt niet, als u beweegt, schiet ik ook u dood. Begrijpt u me?”
De vrouw knikte opnieuw.
“Heel goed,” zei hij en hij bond haar vast. Hij liet haar achter op de keukenvloer en klom zachtjes de trap op naar de kamer waar het licht brandde.
Boven aan de trap keek hij met zijn pistool in zijn hand door de kier van de deur naar binnen. Galgal zat achter een tafel, hij had zijn bril op, las een boek en maakte notities.
Shahbal deed zachtjes de deur open en ging naar binnen. Galgal dacht dat het zijn vrouw was die thee voor hem kwam brengen en keek daarom niet op. Maar toen ze niets zei, zette hij zijn bril af en keek naar de deur en zag een gewapende Afghaan in de kamer staan.
“Niet bewegen!” riep Shahbal.
Het Perzisch verried dat hij niet met een Afghaan te maken had. Verbijsterd keek hij naar Shahbal.
Shahbal deed zijn Afghaanse pet af en zei met koude stem: “Mohammad Al Galgal! De zogenaamde Godsrechter! Het ondergrondse gerechtshof heeft me opdracht gegeven u te executeren!”
Galgal herkende Shahbal, hij schrok ervan, hij wilde iets zeggen, maar zijn tong was zo droog als een stukje hout geworden. Dit was zijn einde, niets kon hem meer redden. Hij mompelde iets.
“Ik versta u niet.”
Hij wees naar een glas water dat op tafel stond.
“Drink maar!” riep Shahbal.
Met trillende hand nam Galgal een slokje water.
“Mag ik richting Mekka gaan staan?” zei hij vervolgens met een doffe stem.
“Dat mag!”
Galgal stond op. Hij zette een stapje richting het raam en richtte zich in het donker van de avond naar Mekka en neuriede:
“Zij die aan de rechterkant staan
En zij die aan de sinistere kant staan…”
Shahbal loste een schot dat Galgal in zijn borst trof.
Galgal struikelde, maar hij vond steun bij het kozijn en ging verder:
“O, mens, je streeft naar Hem, en jij zult Hem Ontmoeten.
Wanneer de hemel splijt
En wanneer de sterren verstrooid worden…”
Shahbal loste nog twee schoten.
Galgal liet met een schok het kozijn los en smakte op de grond.
Terwijl hij lag te stuiptrekken neuriede hij vaag:
“De eerstgekomenen zijn het eerst gekomen
Zij zijn het die in de nabijheid zijn gebracht
In de tuinen van het geluk.”
Shahbal snelde naar beneden, maakte de vrouw los en zei: “Ga gauw naar je familie toe!”
De vrouw vluchtte naar buiten.
Shahbal verliet het huis, rende linksaf de straat uit en liep in kalmte door de donkere steegjes naar het centrum. Daar kocht hij vers brood en een tros druiven en stapte in de nachtbus die naar Pakistan ging.
De bus reed door de halfverlichte straten van Kaboel. De stad was prachtig. Ooit zou hij terugkeren naar deze mysterieuze plek.