Terugkeer

Toen Shahbal ‘s-ochtends naar de keuken ging om te ontbijten, zag hij dat er een vrouw met een koffer op het bankje naast de hooz zat. Pas toen ze haar chador op haar schouders liet zakken, herkende hij haar. “Benjij het, Sediq?”

Toen Galgal de dag na de gebeurtenis bij de cinema uit Sened-jan wegvluchtte, vertrok Sediq ook naar Qpm om bij hem te zijn. Sinds die dag was ze niet meer naar huis gekomen.

Zinat omhelsde haar, kuste haar en vroeg wat er gebeurd was, waarom ze zo bedroefd naar huis was gekomen. Sediq legde haar hoofd op haar schouder en huilde, maar zei verder niets.

Zinat wist dat haar dochter niet gelukkig was met Galgal, dat hij haar nooit een normaal gezinsleven had gegeven, dat ze niemand thuis mocht ontvangen en altijd in angst met hem leefde.

Hij was vaak van huis, liet haar alleen, sprak met haar nooit over zijn activiteiten en ze mocht niets aan haar familie vertellen.

De glimlach die altijd op haar lippen had geschitterd was weg. Haar gezicht was bedekt met een sluier van verdriet.

“Wat is er gebeurd?”

Sediq wilde niets kwijt.

“Ben je soms weggelopen?”

“Hebbenjullie ruziegemaakt?”

Ze schudde nee.

“Vertel me dan wat er gebeurd is.”

Maar ze vertelde niets.

Sediq wandelde over de binnenplaats en dacht na over de afgelopen tijd.

Galgal was voor een paar maanden weggegaan en had haar thuis alleen achtergelaten, ze wist niet waar hij was en wanneer hij terug zou komen. Op een dag ontving ze een brief van hem waarin hij schreef: “Ik kom voorlopig niet thuis, mijn afwezigheid zal waarschijnlijk lang duren. Ga terug naar je familie. Je moet met niemand hierover praten!”

Sediq zweeg, maar iedereen wist dat haar kapotte huwelijk de reden was van haar komst. Ze worstelde met een vraag. Wilde ze wel weer terug naar haar huis, als hij ooit terug zou komen? Terug naar dat verschrikkelijke huis in Qpm? Wilde ze weer bij hem wonen? Wilde ze weer haar bed met hem delen? Maar ze wist dat ze geen keuze had als vrouw. Ze moest terug als hij haar terug in huis wilde.

Nee, ik ga niet met hem mee, dacht ze, en als hij me dwingt, zal ik net zo lang gillen totdat alle moskeegangers op het dak staan.

Ze liep de keuken in en voelde de leegte die de grootmoeders hadden achtergelaten.

Toen de grootmoeders er nog waren, was de keuken altijd netjes, maar nu stond niets op zijn plaats en was het rommelig. De prullenbak was vol en de kruidenpotjes die op een vaste plaats in de kast hoorden, waren verspreid op de planken. De heerlijke geur van vers fruit dat altijd in een schaal op het aanrecht stond was verdwenen. Sediq begon de keuken op te ruimen. Ze zette de prullenbak buiten, maakte de kruidenpotjes schoon en zette ze terug op de plank. Ze ruimde de pannen op, veegde de vloer, lapte de ramen en gaf de planten water.

Daarna plaatste ze een pan op het vuur en begon te koken.

Toen iedereen ‘s-avonds thuiskwam, zagen ze het licht in de keuken branden en de geur van eten was overal verspreid.

Sediq dekte de tafel van de eetkamer en voor het eerst sinds lange tijd at de familie weer samen.

Niemand stelde een vraag en niemand praatte over Galgal, iedereen wist dat Aga Djan met haar zou praten als het nodig was.

Iedereen genoot van de avond en zei dat ze het heerlijke eten gemist hadden. Na het eten bleef Sediq tot het eind van de avond in de keuken werken. Toen ze klaar was met de afwas, ging ze een tijdje achter het raam zitten en keek in het donker naar haar koffer, die nog altijd naast de hooz stond. Zinat had Sediq gevraagd om bij haar te komen logeren, maar ze had het aanbod afgeslagen.

Ze keek in de oude keukenspiegel waar de grootmoeders altijd in keken. De verweerde spiegel vertelde haar dat een nieuwe fase in haar leven was aangebroken. De hele dag had ze geaarzeld, maar nu niet meer. Ze kwam overeind, deed het keukenlicht uit en liep naar de kelder.

“Wie is daar?” riep Moazen.

Ze schrok.

“Benjij het, Sediq? Hoor ik het goed?”

“Ja, ik ben het.”

“Ik twijfelde eerst, je voetstappen klinken anders, ik herkende je haast niet. Wat zoek je hier in de kelder midden in de nacht?”

“Een sleutel, hij moet ergens in een van die oude kisten liggen.”

“Welke sleutel?”

“Die van de kamer naast de trap van de moskee, de kamer tussen de trap en Aga Djans werkkamer.”

“Wil je die sleutel per se nu hebben?”

Ze zocht in de oude kisten naar de sleutel, maar kon hem niet vinden.

“Kijk eens achter dat gewelf, er staat daar nog een kist, pak de handlantaarn, anders zie je niets,” zei Moazen.

Er stond een handlantaarn in een nisje, daarnaast lag een luciferdoosje. Sediq stak de kaars in de lantaarn aan en liep ermee naar de kist, ze zocht, maar ook daar lag geen sleutel.

“Ik weet nog één kist te staan, hier in deze kast. Misschien ligt hij daar,” zei Moazen.

Ze deed het licht van de werkplaats aan en zag dat Moazen voor zijn oven stond en bezig was met een vaas.

“Kijk uit,” zei hij, “ik heb daar net een paar vazen neergezet.”

Voorzichtig liep ze tussen de versgebakken vazen door naar de kast en opende die.

Er hingen een paar oude herenjassen en een paar wandelstokken.

“Gevonden?”

“Nee, er hangen hier alleen maar kleren.”

“Hij moet daar wel liggen, ik heb het gerinkel van sleutels gehoord toen de grootmoeders er nog waren en de kasten opruimden.”

Ze verplaatste de jassen. Onverwachts hoorde ze het gedempte geluid van sleutels. “Je hebt ze,” zei Moazen.

Sediq keerde terug naar de binnenplaats, passeerde Aga Djans kamer en stond stil bij de derde kamer. Ze probeerde de sleutels een voor een in het slot. Er zat één passende sleutel tussen, maar die wilde niet draaien.

Ze keerde terug naar de kelder en haalde Moazen.

Hij deed wat olie in het slot en probeerde de sleutel opnieuw, maar het lukte niet.

“Ik weet niet meer wanneer deze kamer voor het laatst gebruikt is. Zowel het slot als de sleutel is verroest,” zei hij.

Hij wilde vragen: Waarom wil je het slot per se nu, midden in de nacht openmaken? Als je wilt slapen, kunje best de logeerkamer nemen. Maar in plaats van dat te zeggen deed hij meer olie in het slot en probeerde het nogmaals.

“Nu gaat het beter, ja, ik heb hem, hij draait, wacht even, hij zit nog vast, ik moet er met een hamer een paar tikjes op geven, maar iedereen slaapt, ik ben bang dat ik ze wakker maak.”

Toch liep hij naar zijn kamer en haalde een hamer. Hij gaf een paar tikjes op het slot en duwde het naar beneden.

“Gelukt! Maar ik snap niet wat je in godsnaam zo laat in deze kamer wil doen,” zei hij, maar hij bleef niet wachten op haar antwoord, hij ging naar zijn kamer en deed de deur dicht.

Sediq duwde zachtjes de deur open.

De kamer was donker. Ze zocht naar het lichtknopje, maar dat deed het niet. Ze haalde de handlantaarn uit de kelder en ging de kamer in.

Alles was met witte lakens bedekt, zelfs het tapijt dat op de grond lag. Er lag een dunne laag stof op de lakens. Voorzichtig haalde ze de lakens weg en legde ze buiten.

Er stond een bed en naast het bed een oude spiegel. Er hing een chador aan de kapstok en eronder lag een paar slippers. Op een tafeltje naast het bed lag een kam, een poederdoosje en een klein make-uptasje. Aan de muur waar het bed tegen stond waren een paar planken bevestigd, waarop een aantal boeken stond. Op de houten kachel stond een theeglaasje en een kom en er hingen een paar jurken in de kast.

Ze haalde twee schone lakens uit de waskamer, nam haar koffer, ging de kamer in, zette de koffer naast de kast, trok het laken over het bed, kroop onder de dekens, sloot haar ogen en viel in slaap.

‘s-Ochtends vroeg zag iedereen haar druk in de weer in de kamer. Ze klopte het tapijt uit en lapte alle ramen zorgvuldig. Shahbal trok een nieuwe elektriciteitskabel naar de kamer.

‘s-Avonds brandde er licht achter de kleurrijke ruitjes van de kamer naast de trap en er viel rood, groen en geel licht op de grond.

Op een nacht, toen Sediq in de opening van haar deur stond en de rode, groene en gele lichtjes van de ruitjes op haar buik schenen, schreef Aga Djan in zijn cahier: “Sediq is zwanger.”