Teheran
Aga Djan was op zijn kantoor in de bazaar. De knecht had net een glas thee voor hem gebracht. Hij hoorde lawaai beneden in het pand. Alle werknemers hadden hun werkkamer verlaten en keken naar het nieuws van twee uur.
“Wat is er?” riep Aga Djan.
“De sjah is gevlucht!” riep de knecht van beneden.
“Allaho Akbar!” riep iemand.
Het nieuws meldde niets over de vlucht van de sjah, blijkbaar was het een gerucht. Het gerucht was echter zo krachtig dat het regime gedwongen werd de sjah even op televisie te laten zien.
Hij ontving een paar van zijn generaals. Maar het beeld verergerde de situatie. De sjah, die vroeger iedere avond op televisie verscheen, was de laatste maanden vaak afwezig geweest. Niemand geloofde zijn ogen. De sjah was sterk vermagerd en maakte de indruk een bange man te zijn die alles aan het verliezen was.
Het gerucht bevatte slechts een deel van de waarheid.
De volgende dag werd er opnieuw een roddel verspreid: “Fa-rah Diba vlucht naar Amerika en neemt haar kinderen mee!”
De waarheid was anders.
Het was niet Farah Diba die wegvluchtte, maar de moeder van Farah die de kinderen meenam.
Er dreigde een straatoorlog in Teheran. De demonstranten kwamen steeds dichter bij het paleis. Het leger had vernomen dat de mullahs van plan waren het paleis binnen te vallen.
De sjah had Farah Diba gevraagd om met de kinderen het land te verlaten.
“Ik ga niet. Ik laat je in deze situatie geen seconde alleen achter!”
“Het gaat niet om mij, maar om de kinderen,” zei de sjah. “Dan moeten we het anders aanpakken. Ik zal mijn moeder vragen om met hen mee te gaan,” was haar antwoord.
∗
Terwijl de helikopter het paleis verliet om de kinderen van de sjah naar een militaire basis te brengen, zodat ze per legertoestel het land konden verlaten, zat Nosrat in een nachttrein op weg naar Senedjan.
De trein reed om vier uur de stad binnen. Nosrat nam een taxi naar het huis en ging stilletjes in de logeerkamer slapen.
‘s-Ochtends kroop Hagedis zijn kamer in en maakte hem wakker.
“Ik heb iets voor je,” zei Nosrat en hij haalde een paar leren handschoenen uit zijn tas, “doe ze aan, dan gaan we op de bazaar iets eten, ik heb honger.”
Hagedis deed de handschoenen aan en ging op handen en voeten met Nosrat mee naar de stad.
Op het bazaarplein kroop hij naar het grote standbeeld van de sjah.
Hagedis keek of Nosrat het goedvond als hij op het standbeeld zou klimmen. Nosrat knipoogde en Hagedis zat binnen enkele seconden achter de sjah op het paard.
Hagedis had als eerste de moed gehad om een dergelijke actie te ondernemen.
Eerst merkte niemand het, maar geleidelijk bleven de mensen op het plein naar hem staan kijken. Toen hij de enthousiaste mensen zag, werd Hagedis moediger, hij leunde voorover, greep het paard om zijn nek en deed alsof hij galoppeerde.
Hij leek nu meer op een aap dan op een hagedis. Hij sprong van de nek van het paard naar het hoofd van de sjah. Vervolgens gleed hij over de lange staart van het paard en sprong weer terug naar de sjah, en dit alles met ongekende behendigheid.
Op het plein werd het steeds drukker en iedereen applaudisseerde voor hem.
Er verschenen twee politieagenten, maar ze durfden zich er niet mee te bemoeien. Een van hen bracht verslag uit via zijn portofoon. Er kwam een legervrachtwagen met daarin een eenheid van de gewapende oproerpolitie, maar ook zij hadden niet de opdracht om in actie te komen. Ze hielden slechts de boel in de gaten, want de situatie in het land was momenteel zo gespannen dat iedere actie een rel kon veroorzaken.
Aan de ene kant konje het opvatten als een incident waarbij een zwaar gehandicapte jongen op het standbeeld van de sjah was geklommen, maar aan de andere kant had zijn onschuldige daad een politieke lading.
Iedereen zag in zijn handeling de zwakte van het regime, maar niemand kon voorzien dat binnenkort een hysterische massa met een ijzeren ketting het standbeeld zou neerhalen.
De volgende dag stond er een grote foto van Hagedis, hangend aan de nek van het koninklijke paard, op de voorpagina van de plaatselijke krant.
Binnen een uur was de krant uitverkocht, iets wat nog nooit eerder was voorgekomen. Alle mensen die het artikel gelezen hadden, liepen naar de moskee om Hagedis op het dak te bewonderen.
Het werd een keerpunt in Hagedis’ leven; voorheen klom hij iedere dag via het dak in een van de minaretten, helemaal bovenin waar ooit de ooievaars genesteld hadden. Daar ging hij liggen om zijn boeken te lezen.
∗
Er kwam nooit iemand naar de moskee voor een demonstratie, maar nu kwamen iedere dag honderden jongeren naar Hagedis kijken.
“Je hebt een slechte invloed op hem,” klaagde Aga Djan door de telefoon tegen Nosrat.
“Waarom? Ik zie het probleem niet.”
“Hij klimt als een aap de minaretten in, hij is het vermaak van de stad aan het worden.”
“Laat hem doen waar hij plezier in heeft. Het is toch ook goed voor het beschadigde imago van de moskee.”
“Het is een moskee waar je het over hebt, geen circus. We mogen ons niet verder belachelijk maken, eerst hadden we de praktijken van Ahmad en nu weer deze jongen.”
“Ik zal met hem praten,” zei Nosrat.
Twee nachten later zou Nosrat weer in de nachttrein naar Se-nedjan zitten.
Hij wist niet dat het de laatste keer zou zijn dat hij met zwart haar naar Senedjan zou gaan, de volgende keer zou zijn haar zo grijs zijn en zijn gezicht zo veranderd dat niemand hem meer herkende toen hij thuiskwam.
∗
Nosrat riep Hagedis bij zich op zijn kamer en stopte een stapel zwartwitpamfletten met daarop het portret van Khomeini in zijn jaszak en zei: “Als het straks druk is op straat, klim je in de minaret en gooi je deze papieren naar beneden. Begrijp je dat? Zo,” en hij maakte een wuivend gebaar, “alles in één keer naar de mensen gooien!”
Om halftwaalf klom Hagedis de minaret in. Na een paar wilde sprongen om de aandacht van de mensen te trekken, gooide hij de portretten naar beneden.
Nosrat, die op het dak stond, nam onmiddellijk een paar foto’s van de dwarrelende portretten en van de mensen die ze probeerden te vangen.
De foto’s bereikten alle landelijke kranten en het was de eerste keer dat een foto van Khomeini gepubliceerd werd.
Het regime werd verrast, maar kon geen maatregelen nemen, aangezien de kranten de publicatie collectief hadden gesteund. Aga Djan kocht de kranten en stopte ze in de kist waarin hij zijn cahiers bewaarde.
∗
Nosrat en zijn camera waren aanwezig waar belangrijke zaken gebeurden en iedere dag stonden er wel foto’s, door hem gemaakt, in de kranten. Ook had Nosrat video-opnamen gemaakt van de eerste grote demonstratie in Teheran, waar Beheshti helemaal vooropliep. Beheshti was illegaal het land binnengekomen om deze belangrijke demonstratie te leiden.
Nosrat had de aanwezigheid van de ayatollahs en hun leidinggevende kracht goed in beeld gebracht. Alsje naar zijn reportages keek, zag je wat het land te wachten stond.
∗
Door de bijzondere opnamen die Nosrat regelmatig naar het comité van de revolutie in Parijs stuurde, kwam hij in nauw contact met Beheshti. Beheshti belde hem thuis en stelde hem op de hoogte van geplande demonstraties. Op die manier had Nosrat steeds genoeg tijd om zich voor te bereiden.
Het comité had iemand op het vliegveld van Teheran in dienst die in het geheim als postbode functioneerde. Nosrat overhandigde hem zijn foto’s en films en de man stuurde ze met het eerste vliegtuig naar Parijs.
Nosrat was onafhankelijk, maar hij vroeg zich soms af welke partij voordeel had van zijn werk. Maakte hij propaganda voor Khomeini? Nee, hij bond zich aan niets en niemand. Hij had niets met het geloof. Ook niets met de politiek. Hij hield rekening met niemand, dacht alleen aan de camera. Hij stond waar hij stond. Zijn camera registreerde.
Hij had in het geheim ook contact met Shahbal. Hij gaf hem foto’s, die Shahbal in zijn ondergrondse krant publiceerde. Bij een van hun ontmoetingen tijdens een demonstratie raakten ze diep in gesprek. Nosrat las Shahbals krant en was op de hoogte van een fel debat binnen de partij over het islamitische bewind dat Khomeini wilde stichten.
∗
Naarmate Khomeini met meer machtsvertoon te werk ging, werden de ondergrondse linkse groeperingen met de vraag geconfronteerd wat ze met Khomeini moesten doen. Zouden ze hem steunen? Moesten ze zich tegen hem opstellen? Er ontstond een hevige discussie en het resultaat was een pijnlijke splitsing. Een klein deel van de beweging wilde Khomeini niet steunen en besloot ondergronds te blijven werken. Maar een meerderheid van de beweging legde de wapens neer en steunde Khomeini en zijn anti-Amerikaanse standpunten.
Shahbal, die allang de universiteit verlaten had, was met deze laatste stroming meegegaan.
∗
Op de zeventiende dag van de zomermaand Shahrivar kwam er een keerpunt. In Teheran bundelden de ayatollahs hun krachten om zo veel mogelijk mensen in de moskeeën bijeen te brengen. Om acht uur ‘s-ochtends verlieten ze allemaal tegelijk hun moskee en liepen al leuzen roepend naar het parle-mentsplein. Het was de dag waarop zowel de aanhangers van Khomeini als het regime hun macht wilden tonen.
∗
Toen duizenden demonstranten vanuit alle hoeken van Teheran naar het parlementsplein liepen, verliet het leger de kazernes om hun een harde les te leren.
Generaal Rahimi, die de actie leidde, hield in eenjeep op de hoek van het plein alles vanachter zijn donkere brillenglazen in de gaten.
Toen het plein uiteindelijk zwart zag van de demonstranten, gaf hij bevel om met de tanks alle zijstraten te blokkeren, zodat de massa niet ontsnappen kon.
De mensen hadden geen idee wat het leger van plan was, want ze gaven de soldaten bloemen en deze namen de bloemen aan.
De massa riep: “Vrede! Vrede! Leger, vrede!” En de officieren van het leger zwaaiden vredig terug.
De demonstranten wisten het niet, maar het was de bedoeling om het parlement binnen te dringen en het gebouw te bezetten. Nosrat was op de hoogte en koos positie met zijn camera.
Zodra de eerste rij demonstranten het parlementsgebouw bereikt had, klommen een paar jongemannen de hekken op. Ze werden door schutters op nabije daken onder vuur genomen en vielen dood neer op de grond.
De mensen vluchtten alle kanten op en riepen luid: “La illaha illa Allah!”
Hoewel iedereen probeerde te vluchten, renden er toch tientallen jongemannen naar de poort van het parlement en ze probeerden over de hekken te klimmen, maar ook zij werden zwaar bestraft.
“La illaha illa Allah!” riepen de boze demonstranten. Ze begonnen aan de lange ijzeren hekken te trekken en te duwen om ze kapot te krijgen en naar binnen te gaan. Maar die kans kregen ze niet, want het leger nam de demonstranten vanaf alle hoeken van het plein onder vuur.
In slechts een paar minuten vielen er honderden doden en gewonden.
Nosrat, die op de vloer van een balkon verscholen lag, legde alles vast met zijn filmcamera.
De soldaten achtervolgden de demonstranten en schoten op iedereen die in hun vizier kwam. De vrouwen klopten op deuren van huizen om er binnen te kunnen, de mannen klommen op de daken en in bomen, jongens en meisjes kropen onder auto’s en overal lagen schoenen, jassen, petten, fotocamera’s, hoofddoeken en vele zwarte chadors.
Nosrat miste niets: de generaal met de zonnebril die de bevelen gaf, de mannen die vanaf de hekken op de grond vielen, de mensen die in de afvoergoten kropen, de mensen die over de blokkades wegvluchtten, de tanks die via de zijstraten het plein op reden en de lichamen van hen die gevallen waren.
Zeven minuten later was het doodstil op het plein, iedereen die had kunnen vluchten was gevlucht en honderden hadden hun heil in de omliggende huizen gezocht. Wat restte waren de doden en gewonden.
De generaal had bevolen dat geen journalist het plein op mocht en dat alle gevonden camera’s ter plekke vernietigd moesten worden.
Hij zette zijn zonnebril af, wierp één blik op het slagveld en gaf bevel dat het plein onmiddellijk opgeruimd moest worden. Vervolgens stapte hij in zijnjeep en reed naar het paleis om verslag uit te brengen aan de sjah.
Zodra hij weg was, ontsnapte Nosrat van het plein via de daken.
Drie dagen later zond ABC Nosrats reportage uit. Er waren meer dan zevenhonderd doden gevallen.
∗
Aga Djan volgde de gebeurtenissen op de televisie van Hagedis.
De sjah, die geschrokken was, sprak het volk toe: “Ik heb de stem van de revolutie gehoord! Ik heb mijn volk gehoord. Er zijn fouten begaan, ik zal een nieuwe minister-president aan het parlement voorstellen om orde op zaken te stellen. Ik vraag het volk nog even geduld te hebben.”
Zijn stem trilde, zijn toespraak was warrig en hij stotterde.
Een paar dagen later stelde hij een nieuwe minister-president aan, maar Khomeini keurde hem onmiddellijk af, zodat ook dat kabinet niet meer dan een paar weken stand kon houden.
De sjah zocht naar een andere kandidaat, maar niemand durfde meer met hem samen te werken.
Het was onvermijdelijk, de sjah moest de totale macht overdragen aan de militairen. Generaal Azhari, de meest pro-Amerikaanse generaal van het leger, vormde een militair kabinet. Ook kondigde hij meteen een straatverbod in Teheran af gedurende de nacht.
Om zijn bevel te ontkrachten riep Khomeini iedereen op om ‘s-nachts de daken op te gaan.
Miljoenen bewoners van het land gaven gehoor aan de oproep van Khomeini en klommen de daken op en riepen onophoudelijk: “Weg met Amerika! Allaho Akbar.”
∗
Waarom stond Aga Djan niet op het dak? Was hij niet tegen het regime? Was hij niet blij dat het afgelopen was met de sjah? Was hij niet blij dat Khomeini kwam?
Wat zouden de buren straks zeggen als er niemand van het huis op het dak stond?
“Fagri!” riep Aga Djan.
Maar Fagri hoorde hem niet door het lawaai van de massa.
“Meisjes!”
Nasrin, zijn oudste dochter, liet zich zien.
“Iedereen staat op de daken. Ik ga ook het dak op. Waar is je moeder? Gaanjullie mee?”
Op de trap kwam hij Hagedis tegen.
“Wil je Moazen gaan halen?” zei Aga Djan tegen hem.
Hagedis snelde naar de kelder om Moazen te waarschuwen.
Even later stonden Aga Djan, Moazen en Fagri Sadat en haar dochters, in het zwart gesluierd, op het dak en riepen met z’n allen: “Allaho Akbar! Allaho Akbar!”
Hagedis zat op de rand van de koepel en keek met verbazing naar de hysterische massa.
∗
Tevergeefs deed de sjah een poging om een gerespecteerde nationale politicus te vinden die een verzoening binnen het kabinet tot stand kon brengen. Geen enkele politicus leek bereid tot die zware, hopeloze poging.
Toch overtuigde hij Baktiar, de tweede man van de Nationale Partij, om als zijn verzoeningspremier op te treden.
Maar die wilde alleen op het verzoek van de sjah ingaan als de sjah onmiddellijk het land voor onbepaalde tijd zou verlaten.
De sjah ging akkoord. Vanaf dat moment ging alles razendsnel. Het leek alsof er een lawine in beweging was gekomen die alles en iedereen meesleurde.
∗
De volgende ochtend was het druk in het pand toen Aga Djan op de bazaar arriveerde.
De sjah vertrok. Aga Djan ging bij zijn werknemers staan, die naar de televisie keken. De sjah was met Farah Diba op het vliegveld van Teheran. Hij werd omringd door een groep functionarissen.
Baktiar gaf hem een hand en wenste hem een goede vlucht.
Opeens liet een officier zich voor de voeten van de sjah vallen en kuste zijn schoenen. Hij smeekte hem om niet weg te gaan. Het ontroerde de sjah zo diep dat de tranen over zijn wangen liepen.
Iemand haalde een koran tevoorschijn en hield het boek boven het hoofd van de sjah zodat hij eronderdoor kon lopen. Een Iraanse traditie om dierbaren voorspoed tijdens hun reis te geven.
De sjah kuste de koran en liep eronderdoor naar het vliegtuig. Vervolgens kuste Farah de koran en volgde de sjah. Ze stapten in. Het vliegtuig vloog met een escorte van twee straaljagers naar de grens.
∗
Dertien dagen later keek Aga Djan met Fagri Sadat, hun dochters en Hagedis naar het beeld van het Franse vliegveld waar technici een Concorde gereedmaakten voor de historische terugkeer van de ayatollah.
Baktiar had Khomeini gewaarschuwd dat hij zijn vliegtuig geen toestemming zou geven om te landen, maar Khomeini schoof die waarschuwing aan de kant: “Baktiar is niemand. Ik bepaal! Ik installeer een revolutionair kabinet. Ik kom naar huis.”
∗
Miljoenen mensen gingen al vroeg in de morgen te voet naar het vliegveld van Teheran waar de Franse Concorde zou landen.
Onder hen was Shahbal. Hij wilde alles met eigen ogen zien en er een artikel over schrijven.
Nosrat stond met een grote camera op zijn schouder in een open jeep, die door een bebaarde man overal naartoe werd gereden. Hij was de enige die alles van dichtbij mocht filmen.
De Concorde verscheen boven het vliegveld.
“Salie alla Mohammad! Khomeini gosh amad, welkom aan Khomeini!”
Toen het toestel landde en even later de deur openging, verscheen Khomeini als eerste boven aan de trap van het vliegtuig. Hij zwaaide beheerst.
“Salam baar Khomeini!” juichte de massa.
∗
Aga Djan liep naar buiten. In de steeg kwam hij Ahmad tegen. Het was hem niet duidelijk waarom, maar hij nam hem in zijn armen en hield hem even vast. Ze konden allebei niet weten wat hun te wachten stond.