De Koe
In den beginne was er de Koe, de rest was stilte. Zo dachten de oeroude Perzen. Daarom staan er koeienkoppen op de pilaren van de oude Perzische paleizen in de provincie Fars.
Toen de Koe stierf, kwam de rest van het leven uit haar lijf. Er kwamen dieren en planten uit het vlees.
Zulke gedachten verdwenen na verloop van tijd en er kwamen andere voor in de plaats. Het Vuur werd heilig en de Koe vervaagde.
Het Vuur brandde nog altijd hoog in de vuurtempels in de bergen toen Zarathoestra werd geboren in Yazd. Hij was de eerste Perzische profeet en hij verkondigde dat noch de Koe noch het Vuur aanbeden mocht worden. Hij plaatste God in de hemel en gaf hem een naam: “Ahoera Mazda.”
En het Vuur werd het symbool van Ahoera Mazda op aarde.
De profeet bood de Avesta aan zijn volk aan, waarin de heilige woorden van God stonden.
Eeuwen later werd de islam verkondigd door Mohammad en werden alle oude Perzische denkbeelden gewist en het Vuur gedoofd.
Veertienhonderdjaar lang is de Koe of het Vuur niet meer geprezen, maar de ziel van die gedachte is in de geest van de Perzen blijven bestaan.
∗
Nu zorgde de islam voor een ernstige breuk in de familie van Aga Djan. De afgelopen acht eeuwen had het huis als eenheid, via de preekstoel van de moskee, tegen de vij anden van de islam gevochten. Maar voor het eerst stond de islam zelf als vijand tegenover de familie.
Hoewel de revolutie nu grotendeels voorbij was, kwam Shah-bal nog altijd niet thuis.
Met Nosrat ging het goed. Hij was dag en nacht bezig om een positie in de Iraanse cinema te bemachtigen, in de nieuwe islamitische republiek. Hij had geen tijd meer om naar huis te komen. Hij belde zelfs niet meer.
Zinat had zich volledig overgegeven aan de islam van Kho-meini, ze kwam zelden thuis. Ze had haar contacten met de familie verbroken, niemand was op de hoogte van wat ze precies deed.
Moazen voelde zich niet goed en ging steeds vaker op reis en ook Djawad ging regelmatig weg.
Hij liet thuis niemand weten waar naartoe, maar hij ging eigenlijk steeds vaker naar Teheran. Hij was in contact gekomen met Shahbal. Hij had altijd in stilte sympathie getoond voor de linkse beweging waarin Shahbal nu een actieve rol had.
“Waarom kom je niet thuis?” vroeg hij aan Shahbal.
“Toen Khomeini nog in Parijs zat, had hij beloofd dat hij anderen zou tolereren. Maar nu hij aan de macht is, wil hij er niets meer van horen. Hij ziet de linkse beweging als godslasterlijke mensen voor wie geen ruimte bestaat onder zijn islamitische bewind. Daarom hebben we een stapje terug gedaan en we verschuilen ons op geheime adressen. Khomeini is niet betrouwbaar.”
Ook Nasrin en Ensi, de dochters van Aga Djan, hadden besloten weg te gaan. Ze wilden op kamers gaan in Teheran.
Nooit had een vrouw uit het huis zoiets eerder gedaan. Nasrin en Ensi waren volwassen jonge vrouwen en ze wilden niet langer thuis op een man zitten wachten.
Fagri Sadat had hen altijd beschermd opgevoed. Van haar hoefden ze niet per se naar de moskee te gaan en ze had hen naar de beste scholen van de stad gestuurd.
Toen ze hun middelbareschooldiploma hadden behaald, volgden ze beiden de lerarenopleiding. Als alles hetzelfde was gebleven, waren ze nu afgestudeerd en konden ze als onderwijzeres aan de slag. Maar toen de revolutie begon, gingen alle universiteiten en scholen dicht. En na de revolutie mochten ze hun studie niet meer afmaken.
Het nieuwe islamitische regime was met een culturele revolutie begonnen in bedrijven, kantoren, scholen en universiteiten. Iedereen die niet voldoende islamitisch werd bevonden door het comité, werd terug naar huis gestuurd.
Nasrin en Ensi waren de eersten uit hunjaar die meteen werden afgekeurd en dat kwam onder andere door Ahmad en de scène die Aga Djan op het bazaarplein had gemaakt.
Ze bleven een tijdje thuis wonen, maar ze hadden geen toekomst meer in Senedjan.
“Nasrin en Ensi willen naar Teheran gaan. Ze hebben het er met mij over gehad,” zei Fagri tegen Aga Djan voordat ze naar bed gingen.
“We kunnen twee meiden niet alleen naar Teheran laten gaan,” zei Aga Djan.
“Wat wil je dan met hen doen? Wil je ze voorgoed hier houden?”
Aga Djan zei niets.
“Ze hebben geen toekomst hier. Je moet hen laten gaan.”
Op een dag gingen Nasrin en Ensi naar de kamer van Aga Djan en ze vertelden hem dat ze naar Teheran wilden gaan, om daar te wonen en te werken en dat hij hen niet moest proberen tegen te houden.
“Ik hou jullie niet tegen,” zei Aga Djan.
Ze verhuisden naar Teheran en logeerden een tijdje bij een oude klasgenote.
∗
Aga Djan bleef elke dag naar de bazaar gaan, maar niets was meer hetzelfde. Alle mannen had een baard laten staan en wedijverden met elkaar om zo dicht mogelijk bij de geestelijken te komen. Iedereen was brutaal geworden en toonde geen respect meer voor hem. Zijn trouwe knecht kwam in militie-uniform naar zijn werk, zodat Aga Djan niet meer in zijn bijzijn een telefoongesprek durfde te voeren. Vroeger, als hij naar de dorpen ging waar zijn tapijtateliers waren, werd hij als een koning ontvangen door de dorpelingen, maar tegenwoordig kwam niemand hem meer verwelkomen.
Op een dag toen een oude vriend uit Isfahan bij hem langsging, trof die hem gebogen over zijn papieren aan achter zijn bureau. Hij herkende hem niet. Aga Djan was oud geworden. Grijs en gebroken.
Hij probeerde gewoon te blijven werken, maar het ging niet, hij kon het niet volhouden. Hij keerde eerder terug naar huis en hield zich bezig in de tuin. Soms verdween hij in de kelder en bleef urenlang tussen de spulletjes rommelen. Fagri Sadat zocht hem dan: “Wat doe je daar toch de hele tijd?”
“Ik heb nooit de tijd gehad om eens goed in al deze kisten te kijken.”
“Het is genoeg geweest voor vandaag, ga je handen wassen, ik heb verse thee gezet.”
Hij waste zijn handen en gezicht in de hooz en ging naar de keuken en dronk thee met Fagri.
“Heb geduld,” zei Aga Djan als Fagri begon te klagen over de toekomst van hun kinderen.
“Hoe moet ik geduld hebben, als mijn kinderen alledrie zonder toekomst het huis verlaten hebben en we niet eens weten waar ze zijn?”
“Het zijn niet alleen onze kinderen die eronder lijden, duizenden anderen zijn door hetzelfde lot getroffen. Dat is altijd zo geweest in het leven en het zal altijd zo doorgaan, maar er is een remedie die ons allemaal kan helpen, geduld.”
“Dat kan alleen jij die zo sterk bent van geloof, maar ik kan het niet, ik ben zwak, ik twijfel vaak, ik durf het je bijna niet te zeggen, maar ik betwijfel of God dit allemaal ziet.”
“Fagri, wees sterk, dwaal niet af naar het donker, anders verlies je je rust en dat is niet goed voor je.”
“Iedereen kiest voor zijn eigen belang, iedereen probeert zijn eigen leven veilig te stellen, jij bent de enige die eerlijk was en eerlijk is gebleven, maar wat hebje bereikt? Je bent in de kelder beland! Ooit was je dé man van de bazaar, je woord werd als goud gewogen, maar wat doe je nu? In de kelder tussen oude troep snuffelen.”
“Datmoet je niet zo zeggen, Fagri,” zei Aga Djan gekwetst.
“Sorry, maar je weet best wat ik bedoel, waar zijnje vrienden, die machtige mannen van de bazaar, om je te helpen?”
“Ik heb niemands hulp nodig,” antwoordde Aga Djan.
“Iedereen heeft je in de steek gelaten. Waar is Zinat? Waar is Moazen en bovenal, waar is je broer Nosrat? Heb je iets van hem gehoord?”
Op dat moment stond Nosrat thuis onder de douche. Hij zocht naar een manier om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de Perzische cinema. Maar hij wist dat het zonder de goedkeuring van Khomeini nooit zou kunnen. Terwijl het water over zijn hoofd spatte, kreeg hij een geweldig idee. Een koe. Hij riep het luid: “Gevonden! Ik heb het gevonden!” Hij draaide meteen de kraan dicht, pakte een handdoek, droogde zich af, kleedde zich aan en snelde naar buiten. Hij nam een taxi en reed naar het paleis waar Beheshti zijn kantoor had gevestigd.
Er waren negen maanden verstreken sinds de revolutie was begonnen en Khomeini wist nog altijd niet wat hij met de bioscopen moest doen. De deuren van de bioscopen waren allemaal dichtgetimmerd en ze werden samen met de bordelen onrein verklaard.
Door de nauwe samenwerking tussen Nosrat en Beheshti ontstond er een vertrouwd contact tussen hen. Beheshti kende de cinema. In Duitsland ging hij vaak stiekem naar de bioscoop, maar hij vond dat de tijd nog niet rijp was om met Khomeini over cinema te spreken.
“Ik weet wat we moeten doen,” zei Nosrat tegen Beheshti, “we moeten de imam gewoon mee naar een bioscoop nemen. Hij moet met zijn eigen ogen zien dat een bioscoop totaal anders is dan een bordeel.”
“Wees reëel,” zei Beheshti, “wat kunnen we hem laten zien om hem te overtuigen?”
“Ik heb Koe voor hem!” zei Nosrat.
“Koe?”
“Het is de eerste serieuze Perzische film, je kunt hem zelfs islamitisch noemen.”
“En hij heet Koe?”
“Ja, Koe. Een Perzische klassieker. Ik wil niet zeggen dat het een meesterwerk is, maar het is het beste wat we aan de imam kunnen tonen. De Koe zit in de geest van elke Pers, zelfs in de geest van imam Khomeini. Ik zal een bioscoop regelen en u brengt de imam daarnaartoe. De islam kan heel veel betekenen voor de cinema. Ik heb grote plannen. Als Khomeini de film goedkeurt, zal er een zelfstandige cinema voortvloeien uit het hart van onze cultuur. De sjiieten hebben een aparte kijk op de wereld en wij hebben de oude Perzische cultuur als bagage, we zullen in korte tijd alle bioscopen ter wereld veroveren.”
“Over de wereld zullen we een ander keertje praten, laten we eerst die film aan de imam vertonen.”
“Zoveel tijd hebben we niet, het moet binnenkort gebeuren, alle bioscopen zijn al dichtgetimmerd en de grote tapijthande-laars zijn met een landelijke actie begonnen; ze kopen de bioscopen op om er moskeeën van te maken.”
“We kunnen de imam niet in een bioscoop krijgen.”
“Ik doe het anders. Ik breng de bioscoop naar de imam.”
“Dat is een goed idee,” zei Beheshti glimlachend.
“Het wordt geschiedenis, Khomeini zal ervan genieten, de film speelt zich af op het platteland, waar hij vandaan komt.”
∗
De volgende avond nog ging Nosrat met een opgerolde doek op zijn schouder en een projector in zijn hand het verblijf van Khomeini in de noordelijke heuvels van Teheran binnen.
Beheshti nam hem mee naar de werkkamer van de imam, waar Khomeini op een tapijt tegen een kussen tegen de muur geleund zat. Sinds de revolutie had Nosrat grijs haar en een baard en droeg hij een artistieke hoed. Normaal knielde iedereen voor Khomeini en kuste zijn hand, maar Nosrat deed dat niet. Hij nam zijn hoed af en boog zijn hoofd een beetje naar voren.
Beheshti introduceerde hem: “Dit is de cameraman wiens reportages over de revolutie al meerdere malen door de wereldzenders zijn uitgezonden. Hij is een betrouwbare man. Hij komt uit een goede religieuze familie en heeft interessante ideeën voor de cinema, ik laat hem met u alleen.”
Even viel er een stilte toen Beheshti de kamer had verlaten.
Nosrat zette zijn spullen neer en zocht een plek om het witte doek op te hangen. Hij haalde een hamertje uit zijn zak en spijkerde zonder te vragen het witte doek met twee spijkers aan de muur tegenover Khomeini.
Hij verplaatste een tafel die naast de muur stond en zette er zijn projector op. Vervolgens zette hij een stoel midden in de kamer en zei: “Wilt u plaatsnemen in deze stoel?”
“Ik zit hier goed!” reageerde Khomeini licht geïrriteerd.
“Ik begrijp het, maar de stoel maakt deel uit van de cinema.”
Khomeini keek hem verbaasd aan, nooit eerder had iemand zo tegen hem gesproken. Maar hij wist dat Nosrat fotograaf was en wistdat je naar twee mensen altijd moest luisteren: naar je huisarts en naar een fotograaf. Dus kwam hij overeind en ging midden in de kamer op de stoel zitten.
Nosrat trok de gordijnen dicht en deed het licht uit, zodat het pikdonker werd in de kamer.
Toen deed hij de projector aan.
De spoel begon te draaien, de film was zwart-wit en oud, er verscheen een koe op het scherm, ze loeide, iets wat Khomeini niet verwacht had. Er kwam een boer die de koe een kus op haar kop gaf, haar nek streelde en zei: “Jij bent mijn koe. Mijn lieve koe. Kom! We gaan een wandeling maken.”
De boer liep voorop en de koe volgde hem naar de weilanden. Eenmaal bij de wei haalde de boer zijn traditionele pijp tevoorschijn, ging in de schaduw van een boom zitten en begon te roken, terwijl hij voldaan naar zijn grazende koe keek. Toen verscheen er een boerin met een hoofddoek.
“Salam eleikom, Mashadi!”
“Salam eleikom, Badji. Kom hier in de schaduw zitten, het is warm vandaag. Ik neem mijn koe zo mee naar de rivier, het beest had het zo warm in de stal. Hoe gaat het met jou, Badji?”
De boerin ging naast hem op de grond zitten en samen keken ze in stilte naar de koe.
Het was geen wonderlijke film, maar er zaten magische scènes over het leven van gewone dorpelingen in. Het verhaal was sober, maar je werd juist gegrepen door het primitieve leven van de dorpelingen.
Het was een toepasselijke film voor de nieuwe islamitische republiek van Khomeini, want moderniteit was ver te zoeken in het dorp. Alle boerinnen liepen met een sluier om en de Koran was alom aanwezig. Er was geen elektriciteit of waterleiding in het dorp. Je hoorde geen muziek en niemand had een radio. Een betere startfilm kon je voor Khomeini niet bedenken. Hij zou zichzelf, zijn ouders en zijn dorpsgenoten van toen in de film herkennen.
∗
Het verhaal ging over een boer die geen kinderen had, maar hij hield van zijn koe. Op een dag wordt de koe ziek. De wijzen van het dorp adviseren hem de koe te laten slachten voordat het erger wordt, maar hij wil er niets van weten.
Op een dag valt de koe dood neer in afwezigheid van de boer. De dorpelingen besluiten haar onmiddellijk te begraven, voordat de boer komt.
Als de boer terugkomt en naar zijn koe vraagt, zegt iedereen dat ze weggelopen is. De boer raakt in paniek. Dagenlang zoekt hij naar zijn koe, maar hij vindt haar niet. Hij verliest zijn levenslust en kan niet meer eten.
De wijzen van het dorp gaan bij hem langs om hem te troosten en uit te leggen dat het niet bij een mens past om om een koe te rouwen. Maar de boer is zo ziek dat hij denkt dat hij zelf een koe is geworden. Als de wijzen zijn huis binnenkomen, begint hij als een koe te loeien van verdriet.
De wijzen halen hun zakdoeken tevoorschijn en huilen stilletjes om de boer.
Toen de film afgelopen was, deed Nosrat het licht aan. Kho-meini greep naar zijn zakdoek.
∗
De vrijdag erna deden de ayatollahs in het hele land tijdens hun preek een ongewone mededeling: “Vanavond wordt er een film op de televisie vertoond. De film heet Koe en is goedgekeurd door imam Khomeini. De gelovigen mogen ernaar kijken!”
Mensen die thuis geen televisie hadden stroomden ‘s-avonds de theehuizen in om naar de film te kijken.
Het was een belangrijke dag in de geschiedenis van de Iraanse kunst.
Aga Djan keek naar de film met Hagedis in zijn schuurtje op het dak. Voor hem was het ook de eerste keer dat hij naar een film keek. Toen hij de koe zag en de boer en de armoedige huizen, geloofde hij niet dat dit nu de veelgeprezen cinema was.
Shahbal zat samen met Djawad te kijken.
Nasrin en Ensi, de dochters van Aga Djan, zagen de film met een oude klasgenote.
Sediq keek in gezelschap van een paar islamitische vrouwen in Teheran. Galgal had via zijn zus geregeld dat Sediq een tijdje in de hoofdstad kon verblijven.
Zinat Ganoem logeerde bij Azam Azam, die had haar aangenomen als haar assistent.
Onlangs had Zinat in de moskee haar afkeer jegens Ahmad uitgesproken. Ze had gezegd dat ze zich schaamde voor haar zoon.
Zinat was niet de enige. Er verschenen vele gelovige ouders op de televisie die hun kinderen, die tegen de ayatollahs waren, de rug toekeerden. Iedereen praatte erover, maar niemand begreep het. Kwam het door hun geloof? Of waren ze gehersenspoeld door de geestelijken?
Nadat Zinat haar afkeer had uitgesproken, werd ze de volgende dag door de ayatollah in zijn werkkamer ontvangen. Hij sprak haar onder vier ogen.
“Zinat Ganoem, jij bent het voorbeeld van de islamitische vrouw dat ik nodig heb voor de stad. Je bent een echte mahdja-be’. De heilige Fatéme is blij metjou. Nu, luister goed! Ik geef je opdracht om de vrouwen van Senedjan een islamitisch gezicht te geven. Ik wil ze allemaal als Zinat Ganoem zien. Is dat duidelijk?”
“Ja, duidelijk, ayatollah!” zei Zinat en ze kwam overeind.
Zinat richtte met zes fanatieke vrouwen een zedencomité op. En ze begonnen het gedrag van vrouwen in het openbaar te islamiseren.
∗
De meeste vrouwen in de stad deden een zwarte chador om als ze de deur uit gingen, maar er waren veel jonge vrouwen die geen gehoor aan het islamitische regime wilden geven en weigerden een chador te dragen. Er patrouilleerden drie jeeps, waarin twee gesluierde vrouwen en een gewapende man zaten. Zij controleerden de hedjab* van de vrouwen van de stad.
Zodra ze een vrouw tegenkwamen die haar sluier niet volgens de islamitische voorschriften had omgeslagen of make-up had gebruikt, sprongen ze uit de jeep, snelden naar haar toe en hielden haar tegen.
Als de vrouw naar hun advies luisterde en haar hoofddoek corrigeerde, lieten ze haar gaan, maar als ze een grote mond had, stopten ze haar in een busje dat achter de jeep aan reed en namen haar mee naar een geheim adres om haar een lesje te leren.
Alle gearresteerde vrouwen kwamen bij Zinat terecht.
Samen met Azam Azam had ze methodes bedacht om zulke vrouwen flink bang te maken.
Azam Azam smeerde de benen van de vrouwen in met siroop en Zinat zette ze in een donker kamertje waar kakkerlakken vlogen.
Meisjes met een grote mond werden opgesloten in een donkere kamer, waar muizen piepend over hun voeten krioelden.
Laatst had Zinat de roodgestifte lippen van een vrouw zo hard schoongeveegd met een ruwe handdoek dat haar lippen bloedden.
∗
Op de avond dat iedereen in het hele land voor de buis zat en naar Koe keek, klom een grote groep islamitische studenten, met goedkeuring van Khomeini, over de hekken van de Amerikaanse ambassade en viel de ambassade binnen. Met een bliksemactie arresteerden ze de ambassadeur en vijfenzestig medewerkers die uit veiligheidsoverwegingen in het gebouw verbleven. De gijzelaars werden meteen naar geheime plekken vervoerd, aangezien het islamitische regime bang was dat Amerika hen met een grootschalige actie zou komen bevrijden.
Voor alle zekerheid werden de belangrijkste personen meteen per jeep naar Qpm, Isfahan en Senedjan gestuurd.
∗
Midden in de nacht werd ayatollah Araki van Senedjan in zijn bed wakker gemaakt door zijn assistent.
“U moet u meteen omkleden,” fluisterde hij, “er staat iemand in de woonkamer op u te wachten.”
“Wie is het?” zei de ayatollah.
“Een zeer jonge man, hij wil u een staatsgeheim vertellen.”
De ayatollah kleedde zich meteen om. In de woonkamer stond de jongeman op hem te wachten.
De ayatollah stak zijn hand naar hem uit, de man kuste zijn hand en zei zacht: “Ik ben student aan de Teheraanse universiteit. Ik heb een geheime boodschap van ayatollah Ruhollah Khomeini voor u.”
De ayatollah bracht zijn hoofd naar voren en de student fluisterde het geheim in zijn oor: “Er staan drie wagens voor de deur, met zeven geblinddoekte Amerikanen.”
De ayatollah zette onmiddellijk zijn tulband op, greep zijn wandelstok en zei: “Ga je mee?” Hij stapte in een van de wagens en ze reden naar de woestijn.
∗
Maandenlang voerden vertegenwoordigers van Iran en Amerika met bemiddeling van Zwitserland vele gesprekken over de vrijlating van de gijzelaars, maar de langdurige onderhandelingen leverden niets op. Khomeini had twee ijzeren eisen aan de Amerikanen gesteld:
I. Uitlevering van de sjah voor een islamitische berechting.
II. Overmaking van de miljarden dollars aan Iraans oliegeld dat op de Amerikaanse banken stond.
Maar de Amerikanen konden de sjah niet uitleveren, want de ayatollahs zouden hem meteen executeren. En ook de miljarden dollars konden ze niet op zo’n korte termijn teruggeven. De onderhandelingen werden afgebroken en er viel een stilte.
∗
Honderdtweeënzeventig dagen later vlogen er zes Amerikaanse transportvliegtuigen in het donker boven Senedjan, niemand zag of hoorde ze. Een half-uur eerder hadden ze het dek van een Amerikaans marineschip dat in de Perzische Golf lag verlaten en waren met toestemming van Saddam Hussein via het Irakese luchtruim Iran binnen gevlogen.
Ze waren op weg naar een geheim militair vliegveld in de woestijn. Het was de bedoeling dat de voormalige comman-do-eenheden van de sjah de gijzelaars zouden bevrijden en hen per helikopter naar het vliegveld in de woestijn zouden brengen om van daaruit het land te verlaten.
De Amerikanen hadden via een vertrouweling van Khomeini, die voor hen spioneerde, de plaatsen achterhaald waar de gijzelaars werden vastgehouden.
Maar de actie mislukte. Door een mysterieus voorval dat alleen Khomeini kon verklaren, viel alles in het water. “Allah heeft hen tegengehouden!” riep Khomeini de volgende ochtend, toen bekend werd dat de zeer geheime militaire operatie van de Amerikanen was uitgelopen op een ramp.
“Allah beschermt dit land,” zei hij op rustige toon, “waarom willen de Amerikanen dat niet begrijpen? Het is heel simpel: God heeft het gedaan.”
Toen twee van de Amerikaanse vliegtuigen op de geheime vliegbasis wilden landen, botsten ze op een helikopter. De vliegtuigen en de helikopter gingen in vlammen op, er ontstond een vuurzee midden in de droge woestijn, maar niemand die ervan wist.
Er vielen acht doden en vijf mensen raakten gewond. Meteen na het ongeval trokken alle overige vliegtuigen zich terug op het marinevliegdekschip.
∗
Een herder die aan de rand van de woestijn onder een boom naast een oude waterput in slaap was gevallen, schrok wakker van een voor hem onbekend geluid. Hij kwam overeind en keek in de nacht naar de woestijn, hij zag een zwarte rookwolk opstijgen in de heldere hemel.
Onmiddellijk klom hij de boom in en zag het vuur in de verte. Hij wist meteen dat er iets vreselijks aan de hand was, hij liet zijn kudde achter en rende naar het dorp. Een half-uur later stonden alle dorpelingen op hun dak en keken naar de vuurzee.
De imam van het dorp rende naar de moskee, opende de deur en pakte de telefoon, de enige telefoon in het dorp. Hij draaide meteen het nummer van ayatollah Araki: “Ik zie hoge vlammen in de woestijn. De wijzen van het dorp hebben nog nooit zoiets gezien. Er moet iets gebeurd zijn!”
De ayatollah stuurde terstond de commandant van het islamitische leger naar de woestijn voor inspectie. Drie kwartier later greep de ayatollah zijn rode telefoontoestel en belde rechtstreeks naar huize Khomeini in Teheran: “Ongekend hoge vlammen! Er schijnen een paar vliegtuigen te zijn neergestort. Het vuur is te hevig, we kunnen nog niet dichterbij komen!”
Voordat Teheran een inspectieteam bij elkaar had geroepen om naar Senedjan te sturen, reden de dorpelingen op hun ezels naar de neergestorte vliegtuigen en probeerden de gewonden te redden.
De autoriteiten wisten nog altijd niet wat er precies gebeurd was toen Radio Moskou het nieuws om zes uur ‘s-morgens bekendmaakte: “Drie Amerikaanse vliegtuigen zijn in de woestijn van Iran vlakbij Senedjan neergestort.”
Moazen, die iedere ochtend naar de zender luisterde, hoorde het nieuws, maar begreep het belang van het bericht niet. Pas toen hij bij de herhaling de naam ‘Senedjan’ hoorde, liep hij naar Aga Djan en riep: “Er zijn Amerikanen neergestort in de woestijn!”
De staatstelevisie opende het nieuws van twee uur met een live reportage uit de woestijn, de camera zoomde in op de lijken van de Amerikanen. Vervolgens verscheen ayatollah Araki op het scherm, hij hield een heftig betoog terwijl hij een kalasj-nikov in zijn rechterhand hield: “De islam is een wonder, de islam is na veertienhonderd jaar nog altijd een wonder.
De Amerikaanse vliegtuigen waren via Irak ons land binnengekomen, ze hadden hun lichten uitgedaan en vlogen in het donker, ze gebruikten de modernste elektronische middelen om onze radars te misleiden. Ze hadden alles perfect uitgedacht en hun superintelligente computers hadden alles berekend, maar één ding hadden ze vergeten mee te nemen in hun berekeningen: de Koran! Wij hebben geen supermoderne computers nodig om zulke dingen te berekenen, wij hebben geen elektronische ogen nodig om alles te kunnen waarnemen, er is slechts één iemand die dit land bewaakt, er is één iemand die ons beschermt, één iemand die alles onder controle heeft als wij slapen. En dat is Allah.
Amerika heeft de computer, wij hebben Allah.
Amerika heeft grote verkenningsvliegtuigen, wij hebben Allah.
Amerika! Als je wilt weten wie je vliegtuigen neergehaald heeft, lees dan de soera Al Fiel:
“Alam tara kayfe raboka beh asabel fiel
Heb jij niet gezien wat wij met hen hebben gedaan die op olifanten reden? Hun list had ze op een dwaalspoor gebracht. Wij zonden zwermen vogels die steentjes op hen wierpen. En zij maakten hen tot afgevreten halmen.””