Zaman

“Bij de zon en haar morgenlicht Bij de maan, wanneer zij haar volgt! Bij de dag, wanneer zij hem beschijnt! Bij de nacht, wanneer zij haar bedekt! Bij de hemel en wie haar heeft gebouwd!” neuriede Moazen in zijn bed.

Er waren zeven dagen verstreken sinds de komst van de sprinkhanen. Maar Moazen lag nog altijd in zijn kamer op bed.

“Moazen, waarom sluit je je op inje kamer?” vroeg Aga Djan vanachter de deur. “Waarom kom je niet naar buiten?”

“Ik durf niet.”

“Hoezo durf je niet? Waar ben je bang voor? Wat is er gebeurd?” antwoordde Aga Djan en hij ging voorzichtig de kamer in.

“De klok in mijn hoofd staat stil. Ik weet niet meer hoe laat het is.”

“Je bent gewoon moe, Moazen,” zei Aga Djan, “het komt door de pottenbakkerij, doordat je je aardewerk niet meer kwijt kan.”

“Nee, het komt niet door de pottenbakkerij, maar door de sprinkhanen. Toen zij kwamen, stopte mijn klok met tikken. Ik durfde deur niet meer uit te gaan, ik raak in paniek als de mensen me om de tijd, de zaman, vragen.”

De winkelier die het aardewerk van Moazen verkocht, had zijn overeenkomst met Moazen opgezegd. Er waren zoveel nieuwe, goedkope dingen van plastic op de markt gekomen dat niemand meer naar het aardewerk keek. Maar Moazen kon niet stoppen met pottenbakken, hij maakte onophoudelijk borden, schalen, vazen en waterkruiken en zette ze in de kelder. Toen er in de kelder geen ruimte meer was, zette hij ze in de tuin tussen de planten en toen de tuin vol raakte, klom hij met hulp van Hagedis het dak op en plaatste ze op het dak van de moskee.

Moazen bleef nog drie dagen in bed liggen. In de tiende nacht begon zijn klok plots weer te tikken.

“Drie minuten over twaalf,” mompelde Moazen en hij ging opgelucht rechtop in bed zitten.

Hij spitste zijn oren, hoorde de buitendeur. Daarna voetstappen die over de binnenplaats naar de werkkamer van Aga Djan gingen.

“Shahbal!” wist hij meteen.

Hij kwam overeind, wilde hem roepen, maar deed het niet, wist dat Shahbal niet voor niets zo laat nog naar de kamer van Aga Djan ging. Hij moest nu wachten. Shahbal zou straks bij hem langskomen.

Toen Aga Djan Shahbal in de deuropening van zijn kamer zag staan, dacht hij meteen: Hij is veranderd.

De sporen van de jongen die ooit in huis woonde, waren uit zijn gezicht verdwenen, er stond nu een man voor hem.

Aga Djan kwam overeind, omhelsde hem en bood hem een stoel aan. “Hoe is het met je, mijn zoon, je bent ons vergeten, ik heb zo lang niets vanje gehoord.”

“Het is een lang verhaal, Aga Djan, maar ik zal het kort samenvatten: ik ben gelukkig en het gaat goed met me.”

Aga Djan begreep dat hij niet verder moest vragen, daarom zei hij: “Uitstekend, dat is alles wat ik wilde weten.” Hij zweeg en gaf Shahbal ruimte om zelfverder te vertellen.

“Het is onrustig op de universiteit deze dagen,” begon hij meteen, “de Amerikaanse vice-president was vandaag in Teheran op bezoek. De studenten hadden de weg van het vliegveld naar het paleis geblokkeerd, maar ze werden met harde hand door de speciale anti-oproergarde weggestuurd. Ze trokken zich terug en hergroepeerden zich om de Amerikaanse ambassade binnen te stormen. Een politie-eenheid die daar gereedstond, hield ze tegen en ging met ze op de vuist, er werden een paar molotovcocktails door de ramen gegooid en de voorvleugel van de ambassade vloog in brand. Er dook onmiddellijk een helikopter op die blindelings begon te schieten, er kwamen twee studenten om en velen raakten gewond. De politie zoekt nu overal naar de studenten die de demonstratie aanvoerden. Ze zijn allemaal gevlucht. Ik ook. Ik wil me een paar dagen ergens in de moskee schuilhouden tot de rust is weergekeerd, als u daar tenminste geen bezwaar tegen hebt.”

“Bezwaar tegen wat?” reageerde Aga Djan. “Het is verstandigdat je naar huis gekomen bent, je bent hier veiliger dan waar ook, hier kan ik je beter helpen dan in Teheran.”

“Ik dank u.”

“Waarvoor?”

“Ik heb het huis verlaten, maar als ik me soms onzeker of onveilig voel, denk ik meteen aan u. Dit huis is altijd een veilige haven voor me geweest. Dank voor dit sterke gevoel dat u me gegeven hebt. En ik dank u voor uw opvoeding. Ik wist niet goed wie ik was toen ik nog thuis woonde. Nu wel, u hebt een sterke man van me gemaakt.”

Aga Djan was onder de indruk van Shahbals waardering.

“Je bent echt een man met verstand geworden, je kunt je gevoelens uiten,” antwoordde hij.

“En er is nog iets wat ik u wil vertellen,” zei Shahbal, “ik kwam met de trein langs het station van Qpm en daar werd ik getroffen door een ongekend tafereel. Een paar honderdjonge imams hadden het station geblokkeerd, ze stonden tussen de rails en lieten de treinen niet verder rijden. Ze riepen: ‘La illaha illa Allah! Er is geen god buiten Allah.’

Nooit eerder heb ik zo’n heftige demonstratie meegemaakt. De demonstranten hadden iets krachtigs in hun stem. Wat ik in Qpm zag, was een nieuwe verzetsmethode, de ayatollahs zijn van tactiek veranderd. De imams, die vroeger niets van de treinen wilden weten, stonden nu tussen de rails. Een jonge imam klom als een kat hoog op een muur in de stationshal en plakte een portret van Khomeini over de ingelijste foto van de sjah. Het was een indrukwekkende ervaring. Er staat iets groots te gebeuren; hebt u contact met Qpm?”

Het was een onverwachte vraag. Nee, hij had geen contact meer met Qpm en geen ayatollah had hem het afgelopen jaar gebeld. Nu Shahbal dit vertelde, voelde hij dat een trein met ayatollahs het station verlaten had en hij de trein gemist had.

Het was dertien minuten voor één toen Moazen voetstappen in de steeg hoorde. Moazen herkende de voetstappen, maar kon ze niet plaatsen. Hij hoorde iemand met het slot van de voordeur knoeien. Hij kwam overeind en liep op blote voeten zachtjes naar de kamer van Aga Djan en fluisterde: “Ik hoor iemand in de steeg. Er staat iemand voor de deur!”

“Ga naar een van de minaretten!” zei Aga Djan meteen tegen Shahbal.

Shahbal kuste snel zijn vader, klom het dak op, pakte een deken uit het schuurtje, opende het luikje van de linkerminaret, kroop naar binnen en deed het luik achter zich dicht.

Aga Djan zag dat Hagedis verward en in natte kleren midden op de binnenplaats stond.

“Niet hier blijven! Ga maar naar boven,” fluisterde hij tegen hem.

Beheerst liep hij naar de voordeur en opende die.

Een bebrilde man met een hoed op en een sleutel in zijn hand stond voor de deur. Aga Djan had hem ergens eerder gezien, maar wist niet meer waar.

“We kennen elkaar volgens mij, maar mijn ogen zien niet goed in het donker,” zei Aga Djan, “kan ik u ergens mee helpen?”

De man deed zijn hoed af. Aga Djan herkende hem nu pas, maar hij had even de tijd nodig om het te verwerken. Het was Galgal, de vader van Hagedis. Hij zag er oud uit.

“Salam eleikom,” zei Galgal.

Aga Djan wist even niet hoe hij reageren moest. Galgal had het leven van Sediq kapotgemaakt, hij had haar zwanger van een gehandicapt kind achtergelaten en was naar Irak gegaan om bij Khomeini te zijn. Nu stond hij na al die jaren opeens voor de deur.

“Wat kan ik voor u doen?” zei Aga Djan afstandelijk terwijl hij de deur achter zich dichtdeed.

“Ik was op reis om door het hele land de boodschap van Khomeini door te geven. Vandaag was ik in Senedjan en ik had een ontmoeting met een groep handelaars van de bazaar, ik dacht dat u ook aanwezig zou zijn, maar het verbaasde me dat het niet zo was. Ik moet vannacht alweer vertrekken naar Irak en ik heb een verzoek. Mag ik mijn vrouw even spreken?”

“Zij is wettelijk uw vrouw niet meer. Als een man zijn vrouw zo’n lange tijd zonder enig contact verlaat, wordt het huwelijk ontbonden. U zou dat beter moeten weten dan ik. U hebt dus geen recht om haar te ontmoeten.”

“Ik weet het, maar toch, misschien wil zij mij ontmoeten.”

“Ik bepaal hier! Zij wil u niet ontmoeten!” reageerde Aga Djan.

“Maar ik heb een zoon van haar en ik heb het recht om hem te zien.”

“Dat klopt, maar het is beter voor ons allemaal als u nu terugkeert en we deze ontmoeting vergeten,” antwoordde Aga Djan op een wat rustiger toon.

“Eerlijk gezegd was ik niet van plan om langs te komen, ik zat zelfs al in de auto om weg te gaan, maar ik kon de stad niet verlaten, ik wilde ze zien. Ik begrijp uw woede, maar u bent een ervaren man, het is politiek, het is een Amerikaans regime, jemoet je eigen lichaam, je vrouw enje kind opofferen om het regime omver te krijgen, anders lukt het niet. Er was geen andere keuze. Dit hoort erbij.”

“Ik heb geen tijd om midden in de nacht naar deze onzin te luisteren!” zei Aga Djan. En hij wees hem de weg naar de straat.

Galgal wierp Aga Djan een kwade blik toe vanachter zijn donkere bril en zei: “Als u het zo wilt, ga ik weg. Maar we komen elkaar wel weer tegen!”

En hij ging ervandoor.

Aga Djan vertelde Fagri in bed over zijn onverwachte ontmoeting met Galgal. Ze praatten er even over, maar beiden waren te moe om er dieper op in te gaan.

De volgende avond klopte Fagri op de deur van Aga Djans werkkamer: “Ik wil je spreken!”

“Kom binnen,” zei Aga Djan een beetje verbaasd.

Fagri ging midden in de kamer staan en zei: “Volgens mij heeft Zinat contact met Galgal en ik denk dat Galgal met toestemming van Zinat Sediq heeft ontmoet.”

“Wat? Waar heb je het over? Hoeweet je dat?” zei Aga Djan verbaasd.

“Ik vermoed dat ze samenwerken. Volgens mij heeft Galgal Zinat in contact gebracht met Qpm. Zinat heeft de macht geroken. Ik zie het aan haar gedrag. Heb je gemerkt dat ze niet meer naar onze eigen moskee gaat? Je moet uitkijken met haar, ik vertrouw haar niet. Ze doet rare dingen.”

Wat Fagri zei, zou allemaal waar kunnen zijn, maar waarom had hij er zelf niet aan gedacht?

“Ikmoet je iets vertellen wat ik eigenlijk niet moet zeggen, maar nu het zover is, moet je het weten. Galgal heeft Sediq eerder ontmoet. En volgens mij is het meer dan een gewone ontmoeting geweest. Sediq huppelt weer over de binnenplaats.”

“Wat? Dat kan niet! Het is vrouwengeklets.”

“Het is geen vrouwengeklets. Je ziet alle kleine veranderingen in de bazaar, maar waarom zie je de veranderingen inje eigen huis niet? Ik sla onbewust mijn chador om als ik Zinats voetstappen op de trap hoor. Ik durf me zelfs niet meer op te maken in haar aanwezigheid, het lijkt alsof er een vreemde man naar me kijkt. Ik weet niet wat ze doet, ik weet niet met wie ze contact heeft, maar haar manier van kijken is veranderd. Ik heb hetzelfde gevoel tijdens onze vrouwenbijeenkomsten. Niemand durft iets te zeggen in de aanwezigheid van Zinat. Vroeger had ik er zoveel plezier in, maar tegenwoordig komt er een groepje onbeschofte vrouwen dat alleen over de sharia praat. Zinat heeft de leiding.”

Aga Djan zakte dieper in zijn stoel.

Er werd geklopt.

“Wie is daar?”

“De bioscoop rookt,” klonk de stem van Godsi achter de deur.

“Wat doe jij hier zo laat op de avond?” zei Aga Djan.

Hij kwam meteen overeind en opende de deur.

Er hing een dikke laag rook boven het centrum van de stad, brandweerauto’s reden lawaaiig naar de brand.

Galgal! schoot Aga Djan meteen te binnen, maar hij deelde zijn gedachte niet met Fagri, kleedde zich om en snelde naar buiten, naar het centrum.

Overal stonden politieauto’s en ambulances vervoerden de gewonden naar het ziekenhuis. Er was een bom ontploft in de bioscoop, waardoor er drie doden waren gevallen en meer dan honderd gewonden.

Een week later ontplofte er een bom in een bioscoop in Isfahan, waar nog meer doden en gewonden vielen, maar het regime maakte geen melding van de incidenten en er werd niets over in de kranten geschreven.

Toen er een Amerikaanse film in première ging in de grootste bioscoop van het land in de zuidelijke stad Abadan, ontplofte er een zware bom. Het gebeurde veertig dagen na de aanslag in Isfahan. Er vielen vierhonderdzesenzeventig doden en nog meer mensen raakten gewond.

Het nieuws bereikte de voorpagina van alle kranten van de wereld.

De sjah hoorde de voetstappen van Khomeini, maar hij kon zich niet voorstellen dat Khomeini in zo’n korte tijd alle bazaars en moskeeën op één lijn zou kunnen krijgen. Hij vond de gebeurtenissen zorgwekkend, maar in de analyses die hij van zijn functionarissen kreeg, stond nergens een opmerking over een mogelijke volksopstand. De sjah hoorde over niets anders dan over de grote tevredenheid van het volk en hun dankbaarheid. De westerse landen hadden alle vertrouwen in hem. Hij zag geen reden om zich druk te maken over de aanslagen.

Maar alle ogen in de wereld waren gericht op Irak, waar Khomeini nog steeds in ballingschap verbleef.

Tijdens het vrijdaggebed zond de Perzische afdeling van Radio BBC het volgende bericht van Khomeini uit: “Wij hebben het niet gedaan. Wij begaan zulke misdaden niet! De schuld ligt bij de geheime dienst.”

Het werd een historische uitzending, het was de eerste keer dat een imam, een ayatollah, zijn boodschap via een radio liet horen. Zijn stem klonk oud, maar strijdbaarder dan ooit. Hij nam het woord ‘sjah’ niet eens in zijn mond, maar noemde hem bij zijn tweede voornaam, Reza, om hem zo te kleineren: “Die Reza praat met harde woorden, laat hem praten. Hij is niemand, slechts een knecht! Ik kom en ik grijp hem bij zijn oor. Ik daag hem niet uit, hij is niets waard. Ik daag Amerika uit!”

De BBC meldde dat er aanstaande vrijdag in Teheran een demonstratie zou plaatsvinden. Het nieuws ontplofte als een krachtige bom.

De sjah begreep niet waarom de mensen wilden demonstreren als ze tevreden waren. Ook zag hij niet in hoe er oproer kon ontstaan als de politie en de geheime dienst het land scherp onder controle hadden.

Op die beruchte vrijdag gingen duizenden winkeliers van de bazaar van Teheran de straat op en liepen naar het Madjles-plein, waar het parlement zich bevond. Duizenden anderen voegden zich bij hen in de zijstraatjes van het plein, het waren de mensen die net van het vrijdaggebed uit de moskeeën kwamen.

Toen het plein vol stond, kwam de massa in beweging en ging naar het Sjahplein. De eerste rij demonstranten bestond uit jonge imams, helemaal voorop liep in z’n eentje een betrekkelijk jonge ayatollah met opmerkelijk modieuze imamkledij, die niemand tot nu toe eerder gezien had.

Normaalgesproken besteedden de traditionele imams geen aandacht aan hun uiterlijk, maar deze ayatollah was duidelijk anders. Hij liep rechtop, zijn baard was goed verzorgd, zijn witte overhemd was zorgvuldig gestreken en zijn gele imampantoffels trokken ieders aandacht.

Hij was onbekend, niemand had hem eerder gezien. Vorige week was hij vermomd als koopman in een keurig Engels pak en hoed via Dubai uit Irak gearriveerd. Deze eerste proef-demonstratie was meteen geslaagd. De BBC meldde dat honderdduizend mensen tegen de sjah hadden gedemonstreerd in de straten van Teheran en duidelijk was dat de leiding in handen van een jonge generatie imams lag.

Een foto van de opmerkelijke ayatollah stond op de voorpagina van alle ochtendkranten.

“Wie is deze man?” kopte de Keyhan, het belangrijkste landelijke dagblad.

De man heette ayatollah Beheshti, was een jaar of vijfenvijftig en geboren in Isfahan. Hij was in die tijd een van de jongste ayatollahs in de hiërarchie van het sjiitische geloof.

Beheshti was een bevlogen persoonlijkheid die als imam leidinggaf aan de Iraanse moskee in Hamburg. Het was de belangrijkste sjiietenmoskee van Europa.

Hij was de eerste imam die de voetstappen van de revolutie gehoord had. Onmiddellijk had hij zijn moskee verlaten en was afgereisd naar Irak om assistentie aan Khomeini te verlenen.

Omdat hij lange tijd in Duitsland gewoond had, kende hij de westerse wereld van binnenuit. Hij was precies het talent dat de bejaarde Khomeini nodig had om zijn droom, een islamitische staat, te realiseren.

Beheshti kende de waarde van de oosterse verhalen en de macht van de camera. Zijn plan was de aandacht van de westerse televisie op Khomeini richten en daarmee te toveren: “Een bejaarde imam die op een simpel Perzisch tapijtje zat. Hij woonde in ballingschap, at brood en melk en daagde Amerika uit!”

In tegenstelling tot Beheshti wist Khomeini niets van de moderne wereld, hij had nog altijd moeite om het woord ‘radio’ in zijn mond te nemen.

Het was tegen de avond toen Beheshti op de deur van de woning van Khomeini in Nadjaf klopte.

Galgal deed de deur open.

“Ik ben Beheshti, de imam van de moskee in Hamburg, ik ben hier om de ayatollah persoonlijk te spreken,” stelde hij zich voor.

In die tijd gebeurde alles in de woning van Khomeini onder toezicht van Galgal. Er kwamen altijd veel pelgrims die de ayatollah wilden ontmoeten.

Galgal had Beheshti niet eerder ontmoet en nooit over hem gehoord, maar zijn opvallende houding en zijn modieuze uiterlijk spraken hem meteen aan.

“Mag ik weten waarover u de ayatollah wilt spreken?” vroeg Galgal.

“Ik begrijp uw nieuwsgierigheid, maar het is een onderwerp waar ik alleen met de ayatollah over wil spreken.”

Galgal nam Beheshti mee naar de gastenkamer, liet de knecht een glaasje thee voor hem brengen en zei: “Als u even wacht?”

Khomeini kende Beheshti evenmin, maar hij was bevriend geweest met zijn vader, toen die nog leefde. Hij had des tij ds de leiding over de invloedrijke Djomè-moskee in Isfahan gehad. “De ayatollah kende uw vader, hij verheugt zich erop u te ontvangen,” zei Galgal en hij begeleidde hem naar de eenvoudige bibliotheek van de bejaarde ayatollah, die daar op zijn tapijt op de grond zat.

Beheshti ging de kamer binnen, boog licht en deed de deur achter zich dicht.