HOOFDSTUK 29
JAKE
Ik zit al ik weet niet hoe lang in mijn auto aan de andere kant van de straat. De tijd gaat langzaam en mijn hart gaat ook steeds langzamer kloppen. Alle vastberadenheid die ik in me had verdween op het moment dat ik Cami achterliet in haar appartement. Het moment dat ik háár achterliet. De drang om meteen naar Logan Tower te gaan om die rotzooi aan te pakken was een constante uitdaging. Maar Camille is veilig nu Lucinda over haar waakt. Waar Logan me ook mee confronteert, ik moet de eerste stap zetten om de dingen weer goed te maken. Ik kan niet verder met deze strop om mijn nek. Ik moet mijn demonen het hoofd bieden en vergiffenis vinden. Dan kan Cami me vergeven omdat ik haar heb misleid. Cami. Ik doe mijn ogen dicht en zie haar gezicht ontelbare keren aan me voorbijgaan… haar glimlach, haar ogen. Ze is de helderheid die ik al die jaren nodig heb gehad. Ze is de trigger die ik nodig had om mezelf te vermannen en om te doen wat ik steeds maar heb uitgesteld.
Ik doe het portier open en stap uit en sluit hem zachtjes achter me. Wanneer ik de weg oversteek ga ik steeds langzamer lopen, maar wanneer ik dichter bij het bekende huis kom ga ik sneller lopen met meer vastberadenheid. Het is precies zoals ik het me herinner. Mijn hart begint sneller te kloppen en ik word overspoeld met herinneringen aan deze plek.
Ik loop het pad op. Mijn benen willen niets liever dan omdraaien en wegrennen.
Ik krijg niet eens de kans om te kloppen. De deur zwaait open en ik verstijf.
De tranen stromen over Abbies wangen zodra ze me ziet. Ze stapt naar voren, maar ik stap terug. Geen aanrakingen. Ik kan het niet verdragen dat ze me aanraakt.
Ik kijk naar de grond en probeer zo te ontsnappen aan de wanhoop in haar met tranen gevulde ogen. Ik kan niets zeggen vanwege de slechte herinneringen die door mijn hoofd spoken. Ik kan haar niet aankijken. Ik heb niet bedacht wat ik wil gaan zeggen. Ik ben totaal onvoorbereid.
‘Kom binnen, alsjeblieft,’ zegt ze en ik zie hoe ze terugloopt en de weg voor me vrijmaakt.
Dit huis binnenlopen zou het einde voor me kunnen betekenen. Maar denkend aan Cami stap ik de drempel over in wat ik alleen maar kan beschrijven als de hel. De muren van de gang hangen vol met foto’s. Eindeloos veel fucking foto’s aan weerszijden, die me aanvliegen. Ik kijk er niet naar. Mijn ogen zijn op de vloer gericht en dat blijft ook zo want de claustrofobie overweldigt me en zorgt ervoor dat elke spier in mijn lijf gespannen is.
‘Loop maar verder,’ zegt Abbie en ze loopt langs me heen in de nauwe ruimte. Ik ga strak met mijn rug tegen de muur staan uit angst dat ze me per ongeluk zou aanraken. Ik hoor haar moedeloze zucht, maar ik ben niet in staat om haar een meer ontspannen gevoel te geven terwijl ik zelf zo hard mijn best moet doen om er niet vandoor te gaan.
Ik blijf naar mijn voeten staren terwijl ik haar volg naar de keuken achter in het huis. ‘Ga zitten,’ zegt ze en ze wijst op een van de stoelen aan de tafel. ‘Thee?’
Ik weersta de verleiding om haar te vragen of ze Jack in huis heeft en knik in plaats daarvan bevestigend en ga zitten. Ze is druk bezig met thee zetten en laat een fucking lange akelige stilte tussen ons vallen.
‘Hoe is het met je?’ Ze draait zich om met een dienblad in haar handen, zet het op de tafel neer en gaat dan zelf ook zitten.
‘Ik leef nog,’ mompel ik omdat ik niets anders weet te zeggen.
‘Dat zie ik.’ Ze glimlacht voorzichtig maar hoe hard ik het ook probeer, het lukt me niet hetzelfde te doen. ‘Waarom ben je hier, Jake? Waarom nu, na al die jaren?’
‘Ik heb iemand ontmoet.’ Zonder enige waarschuwing flap ik het eruit, als een bekentenis met als resultaat dat ik haar gezicht zie vertrekken. Dat was zo fucking harteloos, maar ik zit midden in een fucking chaos. Ik weet verdomme niet wat ik moet zeggen.
‘Dat moest natuurlijk een keer gebeuren,’ zegt ze gedachteloos in een lege mok roerend. ‘Kan niet zeggen dat ik het je kwalijk neem.’
‘Ik was het niet van plan,’ begin ik en ik vraag me meteen af waarom ik me in godsnaam wil verklaren. Ik hoef het niet te rechtvaardigen, maar het lijkt wel alsof ik mezelf niet kan tegenhouden. ‘Het was plotseling, geloof me. Ik was niet op zoek.’
‘Dus ben je alleen maar gekomen om me dat te vertellen?’ vraagt ze en ze kijkt me aan. ‘Al die tijd heb ik gewacht tot je wat van je zou laten horen, in elk geval om me te laten weten dat je nog in leven bent. Niets, Jake. Ik ben niet gestopt met om je te geven.’
‘Ik kan niet verder met mijn leven als ik al die spijt met me mee moet sjouwen.’ Ik zeg het met mijn tanden op elkaar geklemd en wil iets van begrip van haar horen. ‘Ik houd van deze vrouw. Ik wil haar alles over mezelf kunnen vertellen. Zonder dat kan ik geen leven met haar hebben. Het zou een leugen zijn.’
‘O,’ lacht ze spottend en ze ontneemt me zo alle hoop op een beetje begrip. ‘Zolang jíj maar oké bent. Zolang jíj maar vrede hebt en jíj verder kunt gaan met jouw leven, Jake.’
‘Ik ben vier jaar lang niet verdergegaan met mijn leven, Abbie!’ schreeuw ik en ik sla woedend met mijn vuist op tafel. Geschrokken springt ze op en ik voel me onmiddellijk schuldig. Haar onderlip trilt. Ik leun met mijn ellebogen op tafel en verberg mijn gezicht in mijn handen.
Weer valt er een stilte, hoewel mijn brein het uitschreeuwt en wil dat ik mijn pistool uit mijn broekriem haal en mezelf voor mijn kop knal. Mezelf uit mijn lijden verlossen en meteen ook iedereen die hierbij betrokken is.
‘Je bent niet de enige die niet verder heeft kunnen gaan met zijn leven, Jake,’ fluistert ze. ‘Ik heb je dochter alleen moeten opvoeden.’
Alles vanbinnen sterft een pijnlijke langzame dood en ik krab met mijn vingers in mijn gezicht. ‘Ik ga het allemaal goedmaken,’ zweer ik en ik meen het ook. Cami heeft alles duidelijk gemaakt voor me. Ik weet alleen niet hoe ik moet beginnen en waar.
‘Pappie?’
Haar lieve stem doet me opschrikken uit mijn stoel. Ik probeer te ontsnappen uit mijn realiteit. Geschokt kijk ik naar Abbie.
Ik kan niet geloven dat ze me dit heeft aangedaan! Dit is emotionele chantage op zijn slechtst. Ik werp snel even een blik op het kleine meisje en heb er meteen spijt van. Ze is het evenbeeld van haar moeder. Dat bedrieglijke, manipulatieve kreng. Abbie snelt naar het meisje toe en knielt voor haar neer, maar het lukt haar niet haar aandacht te krijgen. Kleine nieuwsgierige oogjes zijn op mij gericht. Ik kijk weg, kan het niet verdragen.
‘Charlotte, lieverd, ik had je verteld dat je in je kamer moest blijven spelen.’
‘Hij lijkt op mijn pappie.’
Ik draai me om en kijk naar de muur, mijn zicht vervaagt door de tranen die ik niet langer tegen kan houden.
‘Waarom ben je eigenlijk naar beneden gekomen? Wil je wat drinken?’
‘Nee. Er staat een mevrouw voor de deur.’
Impulsief draai ik me om. Het is niet alleen Charlottes aankondiging die me stuurt. Ik voel dat ze dichtbij is.
Cami staat in de deuropening, haar gezicht vlekkerig door de tranen. Mijn hart breekt en splijt in tweeën. ‘Cami.’ Voorzichtig loop ik naar voren, mijn hand naar haar uitgestoken.
Ze draait zich om en rent weg.
‘Cami!’ Ik ren de keuken uit en vlieg de gang door en zie haar verdwijnen door de voordeur. ‘Cami!’
‘Blijf uit mijn buurt!’ schreeuwt ze en ze rent de straat op en springt in haar auto.
‘Nee!’ Ik blijf lopen, mijn benen als verdoofd van de kracht die ik uit ze haal. ‘Cami, alsjeblieft!’
De motor van haar auto komt tot leven en ze racet de straat uit en zwenkt alle kanten uit. Ze krijgt verdomme nog een ongeluk! ‘Fuck!’ Ik ren naar mijn auto, start de motor en race achter haar aan. Ze heeft al een voorsprong op me maar ik kan haar nog altijd zien. Ze gaat links aan het eind van de straat en stopt amper om te kijken of er geen andere auto’s aankomen. ‘Fuck nog aan toe, engel!’ Ik geef gas en race langs alle voertuigen die op mijn pad komen. Ik geef een harde ruk aan het stuur zodat de achterkant van mijn auto naar buiten zwaait, maar het lukt me om hem weer in het gareel te krijgen, hoewel ik daarbij wel op een haar na een taxi mis.
Ik weet niet meer hoeveel bochten ik heb genomen terwijl ik achter haar aan rijd. Ze zit vijf auto’s voor me, haar rijstijl grillig en onhandig terwijl ze aan me probeert te ontsnappen. Maar ik zal haar niet laten ontsnappen. Ze gaat nergens heen. Ik zál het haar laten begrijpen.
Mijn hoop om haar te pakken te krijgen groeit wanneer ik Charing Cross Road voor me zie. Welke kant ze ook op wil, het zal daar muurvast staan met verkeer. Ze zal geen andere keuze hebben dan stoppen.
Ze gaat links. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd en pak het stuur stevig vast zodat ik de stoplichten nog kan halen voordat ze op rood gaan. ‘Fuck!’ Ze gaan al op oranje en ik zie wel een miljoen voetgangers op de stoep staan wachten om over te steken zodra het groen wordt. Ik ga het niet halen. Ik trap vol op de rem en kom met piepende banden vlak voor een groep toeristen tot stilstand. Ik zet me schrap en schiet omhoog in mijn stoel. Allemaal staan ze stokstijf stil op het midden van de weg en kijken naar me met hun camera’s in hun handen.
Ik adem luidkeels uit wanneer ik zie dat ze allemaal nog heel zijn. ‘Shit!’ Ik spring de auto uit en ren de hoek om en bid voor de eerste keer in mijn leven om een verkeersopstopping.
Ik kan haar zien. Haar rode Mercedes staat verderop vast in het verkeer. Ik trek een sprintje en ren over de weg terwijl mensen naar me schreeuwen en toeteren. De andere kant van de weg is leeg en ik zie de voorkant van haar auto al draaien. Ze gaat omkeren. Ik begin nog harder te lopen en haal haar in. En dan zwaait het portier van haar auto open en zie ik haar. Ze kijkt de weg af en ziet mij ook. ‘Niet weglopen, Cami!’ gil ik.
‘Stop!’ schreeuwt ze en alsof ze een knopje heeft ingedrukt kom ik tot stilstand. ‘Blijf uit mijn buurt, Jake!’
Ik houd mijn handen omhoog ten teken van overgave en ben helemaal buiten adem. ‘Laat het me gewoon uitleggen,’ roep ik, balend van de vijftig meter tussen ons in. Ik moet haar aanraken, haar vasthouden wanneer ik het haar vertel.
‘Je bent getrouwd!’ Haar stem breekt en in haar beschuldigende woorden klinkt wanhoop door. ‘Je hebt een dochter! Je hebt tegen me gelogen!’
‘Nee!’ Ik schud mijn hoofd en doe een stap naar voren maar stop weer wanneer zij naar achteren gaat. ‘Ik wás getrouwd, Cami. Niet meer.’
‘Je liegt!’
‘Ik lieg verdomme niet!’ Ik bal mijn vuisten en weet dat ik het nu moet zeggen omdat ik haar anders voor altijd kwijt ben. ‘Ze is dood, Camille. Mijn vrouw is dood, verdomme.’
Ze staart me aan en laat me verdergaan.
‘Die vrouw is de zus van mijn vrouw. Ik kwam terug van een uitzending en vond mijn vrouw in bed met mijn beste vriend!’
‘Wat?’
De flashbacks die door mijn hoofd gaan doen me bijna met mijn kop tegen de dichtstbijzijnde muur aan beuken. Maar ik moet volhouden. Ik moet verdergaan.
‘We hadden een kindje, engel. Terwijl ik uitgezonden was, kreeg zij onze baby. Ik kwam thuis om vader en echtgenoot te zijn. Ik was een week vroeger. Wilde haar verrassen. Maar ik vond haar in bed met mijn beste vriend.’ Ik sla met mijn vuist tegen mijn voorhoofd. ‘Zij hadden een affaire terwijl ik godverdomme aan het vechten was!’ Ik kijk haar aan en tril van de woede die ik weer op voel komen en de pure rauwe angst. ‘Ik heb mezelf wijsgemaakt dat het kind niet van mij was.’
Cami ziet eruit alsof ze totaal in shock is. Ik weet hoe ze zich voelt. Mijn hele wereld eindigde die dag. Ik stierf voor vier lange jaren en ik ben maar pas weer tot leven gekomen.
‘Ik vond ze in bed en ben weggelopen. Mijn vrouw kwam me achterna. Stapte in haar auto en achtervolgde me. Ze maakte een stuurfout.’ Ik knijp mijn ogen dicht en kijk naar de hemel. Daar ergens is ze en waarschijnlijk kijkt ze nu naar beneden, denkend dat ik eindelijk krijg wat ik verdien. ‘Een aanrijding met een bus. Ze overleed ter plekke.’
De hele afschuwelijke gebeurtenis die ik met eigen ogen zag gebeuren in slowmotion in de achteruitkijkspiegel komt weer tot leven. Helder en duidelijk. Weer maak ik het allemaal mee.
‘O mijn god,’ lees ik op haar trillende lippen net voordat ze haar hand op haar mond legt.
‘Ik ben teruggegaan de oorlog in,’ ga ik verder. Ik vecht tegen de pijn en herbeleef elke seconde van mijn leven. ‘Het voelde alsof het het enige was wat ik nog had. Ik verloor alle respect voor mijn eigen veiligheid. En die van anderen. Ik wilde hier niet meer zijn. Ik wilde niet leven. Ze hebben me ontslagen nadat ik medisch onstabiel was bevonden. Leven werd een soort van continue vorm van kwelling.’ Ik geef toe aan de groeiende brok in mijn keel. Ik slik hem niet door. Ik laat de tranen aanzwellen en mijn stem breken. ‘Toen ontmoette ik jou.’
Ze pakt haar auto beet om zichzelf staande te houden. De claxons zijn nu constant en oorverdovend en ik kijk op en zie dat het verkeer is doorgereden en dat Cami’s auto de weg blokkeert. ‘Waarom heb je het me niet verteld?’ vraagt ze, zich niet bewust van de chaos om haar heen.
Ik ben eerlijk. ‘Ik was te verbitterd en gestoord om het aan te kunnen. Mijn vrouw heeft me belazerd. Het lukte me niet eens om haar te vergeven toen ze dood was. Ik ben weggegaan. Weggelopen. Ik werd een hatelijke, verbitterde klootzak, Camille. Mijn dochter was beter af zonder mij. Ik wilde haar niet vergiftigen met mijn duisternis.’
Ze veegt haar ogen droog en kijkt om zich heen naar de mensen die haar wel kunnen adviseren wat te doen.
‘Cami, ik houd van je,’ schreeuw ik om er zeker van te zijn dat ze het hoort, mijn armen omhoogzwaaiend voordat ik ze langs mijn lichaam laat zakken. Ze kijkt me aan en huilt nog steeds. ‘Niets aan de tijd die we samen hebben doorgebracht is een leugen geweest. Geen seconde.’
‘Je had het me moeten vertellen.’
‘Dat was ik ook van plan. Ik moest alleen zelf eerst alles helder hebben voordat ik die helderheid aan jou door kon geven. Ik moest mijn dochter zien, dingen weer goedmaken. Ik wíl dingen goedmaken. Jij hebt me doen inzien dat ik dat kan.’
Ze kijkt omlaag, knikkend, en mijn hoop komt weer tot leven wanneer ze een voet optilt. Ze komt naar me toe. In stilte moedig ik haar aan. Nog nooit eerder heb ik haar zo graag vast willen houden. Ze neemt een stap en omdat ik de troost die we allebei nodig hebben niet wil uitstellen, loop ik haar tegemoet.
Ik negeer het voortdurende getoeter om ons heen en ben alleen maar bezig om haar terug te krijgen waar ze hoort. In mijn armen. Ze veegt haar ogen weer af en ik zie opluchting en hoop op haar gezicht verschijnen wanneer ze naar me toe komt lopen.
Maar dan dringt een nieuw geluid tot me door, het geluid van piepende banden. Ik probeer te achterhalen waar het vandaan komt en ruk mijn ogen van haar los.
De rest gaat in slowmotion.
Een busje.
Een wit busje. Hetzelfde witte busje dat wegracete toen ik ernaartoe liep, buiten bij het kantoor van Cami’s agent. Het busje racet naar Cami toe en haar aandacht wordt onmiddellijk getrokken door de nabijheid van het voertuig. Ik realiseer me niet eens dat ik aan het rennen ben totdat ik de zolen van mijn voeten in mijn laarzen voel branden. Ik zie hoe haar glimlach verdwijnt. Ik zie haar lichaam verstijven. Maar ik lijk maar niet dichter bij haar te komen, hoe hard ik ook ren.
Ik zie hoe de deur aan de zijkant van het busje openglijdt.
‘Nee!’ schreeuw ik uit en mijn stem buldert door de straten van Londen. Er verschijnt een paar armen bedekt met zwart materiaal, die haar grijpen en het busje in trekken. Weer klinken er piepende banden en de geur van verbrand rubber dringt mijn neus in. Het busje komt recht op me af rijden waardoor ik gedwongen ben om weg te duiken. Met een harde knal smak ik op het asfalt. Ik rol door, spring weer overeind, zwetend en hijgend, en zie hoe het busje Cami’s Mercedes ramt en hem met een oorverdovende kracht platdrukt tegen een muur. Weer trek ik een sprintje, in de richting van het busje, terwijl het naar achteren rijdt. ‘Nee!’ bulder ik weer. Hij rijdt met piepende banden weg, snel de hoek om, terwijl de deur wordt dichtgetrokken. Ik verlies hem uit het oog en ik ga langzamer lopen totdat ik volkomen stilsta.
Verdoofd.
Ik ben verdoofd, koud… stervende.
De wereld om me heen gaat door… mensen staren, lopen met een grote bocht om me heen, auto’s rijden. Het voelt alsof ze denken dat ik uit een gesticht ben ontsnapt. Niemand vraagt me of alles goed met me is. Niemand komt naar me toe om te vragen of ze kunnen helpen.
Ik kan niet meer geholpen worden. Ik kijk om me heen en draai ter plekke een rondje, de gekte van Londen is een waas van kleuren en lawaai. Ze is weg. Ik gooi mijn hoofd achterover, kijk naar de hemel en schreeuw haar naam uit.