40
Een nieuw plan
Rojas’ herenhuis
Cuernavaca, Mexico
90 kilometer ten zuiden van Mexico City
Towers was in zijn rechterbovenarm geraakt, een schampschot. Maar de kogel in zijn schouder was dwars door zijn kogelvrije vest gegaan en had een lelijke uitgangswond veroorzaakt.
‘Als hij nu kan ontsnappen, zijn we hem voor altijd kwijt,’ zei Towers. ‘Schiet op!’
‘Niet voor ik een verzorger voor je heb opgeroepen.’ Moore tikte op de afstandsbediening aan zijn riem. ‘J-Two, dit is Marina-Two, over?’
Moores oortje kraakte en daarna vroeg een stem: ‘J-One, J-Two? Dit is Marina-Two. Zijn contact met Marina-One verloren. Ben je daar, over?’
Dit was Soto’s luitenant, ene Morales.
‘Marina-Two, dit is Moore. Ik heb in de woonkamer een verzorger nodig voor Towers. In de chaos zijn we Soto kwijtgeraakt, over.’
‘Begrepen, J-Two. Verzorger is onderweg.’
Moore slaakte een zucht van opluchting en zag opeens vanuit zijn ooghoek een paar deuren aan de andere kant van de woonkamer. Eén deur stond wijd open, zodat hij de trap daarachter kon zien. Een man met een gasmasker op en een regenjas aan rende naar de trap. Moore begon te rennen. Hij wist het niet zeker, maar de lengte, het haar en de bouw deden hem meteen aan Rojas denken.
Ergens op de eerste verdieping waren Soto’s mannen in een vuurgevecht verwikkeld met ten minste twee andere bewakers van Rojas toen Moore over een dik tapijt de trap af rende met zijn M4 in de aanslag.
De lampen sprongen aan toen Rojas over de tegelvloer sprintte en nog geen twee seconden later hoorde hij een explosie achter zich die bakstenen, balken en beton uiteen deed spatten in de ondergrondse garage waar zijn antieke auto’s stonden. Hij zag meteen wat er was gebeurd: zijn aanvallers hadden een gat in het plafond geblazen en lieten een touw zakken. Ze kwamen naar beneden. Rojas rende naar de kluis aan de linkerkant van de kelder en begon op het toetsenbord te tikken.
Hij typte de code in, deed de vingerafdrukscan en realiseerde zich toen dat hij zijn gasmasker zou moeten afzetten om de irisscan te kunnen doen. Hij haalde diep adem, hield zijn adem in, trok zijn masker af en drukte zijn oog tegen de scan. De laser flitste. Daarna stopte hij zijn vinger in de buis voor het bloedmonster.
Toen de eerste soldaat aan het touw hing, haalde Rojas een pistool uit de zak van zijn regenjas en vuurde. De soldaat liet zich op de grond vallen en zocht dekking achter Rojas’ antieke Ferrari 166 Inter.
Een tweede man kwam naar beneden en Rojas stapte weg van het paneel en wachtte tot de kluisdeur sissend en kreunend openging. Hij rende de kluis in en haalde diep adem in de veronderstelling dat de lucht daar zuiver zou zijn. Dat was zo. Maar hij kon de deur niet sluiten − een garantie om te voorkomen dat hij ingesloten zou worden.
Hij rende langs de honderden kunstwerken, rijen meubels, boekenverzamelingen en dozen en vitrines met wapens en een collectie van tienduizend lp’s, waarvan elk album in zijn eigen plastic hoes zat. Sofia was gek geweest op die verzameling en kon er uren mee bezig zijn. Hij kwam bij de achterwand; hier stonden twee grote rekken met nog meer Turkse tapijten, maar ook een zijden Perzisch kleed uit de zestiende eeuw die hij voor vierenhalf miljoen dollar bij Christie’s had gekocht, waardoor het een van de kostbaarste tapijten ter wereld was.
Hij schoof de rekken opzij, waardoor er een metalen deur zichtbaar werd met een roterend cijferslot. Hij rolde de cijfers rond: zijn trouwdatum. Het slot klikte, hij tilde de kleine hendel op en trok de deur naar zich toe.
Ondertussen begon hij in paniek te raken; in gedachten zag hij al dat hij gearresteerd werd en alles aan Miguel moest uitleggen. Hij had Miguel nooit verteld hoe zijn broer Esteban was gestorven, hoe het pistool in zijn handen was gevallen en hoe wanhopig graag hij wraak had willen nemen; hij had hem nooit verteld hoe hard hij had moeten zwoegen om zijn ondernemingen op te bouwen, hoeveel risico’s hij had genomen; hij had hem nooit verteld over de vele slapeloze nachten die hij had meegemaakt zodat hij zijn zoon alles kon geven waar hij naar verlangde, alles. Maar dat zou niets uitmaken. Alle tijd in de wereld, alle verklaringen en alle verontschuldigingen zouden niets veranderen aan het feit dat die leugen dood was.
En een deel van Jorge Rojas zou deze nacht ook doodgaan.
Schoten van buiten de kluis brachten hem weer terug naar het heden.
Hij vroeg zich geschrokken af waar Alexsi was. Hadden ze haar al?
Toen Rojas de deur openduwde, sprongen de lampen in het rechthoekige vertrek aan. De ruimte was hoogstens drie meter breed en ongeveer vijftien meter lang. Aan weerszijden stonden open stalen rekken die doorzakten onder het gewicht van het contante geld, miljoenen en miljoenen Amerikaanse dollars, misschien wel vijfhonderd miljoen of meer − Rojas wist het niet eens zeker.
Iedereen die zoveel geld bij elkaar zag, was verbijsterd. Het geld was gebundeld en opgestapeld tot groene muren van dollarbiljetten. Rojas had weleens gedacht dat deze bankbiljetten de bladzijden waren van een spectaculaire, lange biografie van zijn leven en dat ze níét met bloed waren doordrenkt. Tegen de achterwand van de kluis stonden nog meer rekken met daarop kratten vol wapens en munitie; geen antieke of verzamelobjecten zoals de wapens in de buitenste kluizen, maar mata policía en de bermbommen die hij van Samads mensen had gekregen en die vanuit Colombia het land in waren gesmokkeld. Helemaal achterin was een stenen gewelf en daar weer achter was de tunnel die naar de garage op de heuveltop leidde. De muren van de tunnel waren verstevigd met geïmpregneerd hout en vervolgens opgevuld met bouwsteen en gewapend beton. Rojas zou een dergelijke tunnel ook graag willen aanleggen tussen Juárez en de Verenigde Staten, zelfs nóg gecompliceerder dan de tunnel die Castillo had moeten vernietigen.
Hij rende naar het gewelf en naar de tunnel erachter.
Maar in het vertrek achter hem verscheen een soldaat, met zijn geweer in de aanslag.
Valley View Appartementengebouw
Laurel Canyon Boulevard
Studio City, Californië
Samad zat rechtop in bed en de zachte gloed van zijn mobiele telefoon wierp lange schaduwen op het plafond. Talwar, Niazi en de rest van het Los Angeles-team sliepen in de andere kamers. Rahmani kon hen elk moment bellen zodat hij verslag kon doen van hun activiteiten en Samad wilde dat de oude man eindelijk eens zou bellen; hij was helemaal kapot en zijn ogen vielen al bijna dicht. Wat ze op het punt stonden te gaan doen − de complexiteit en de gedurfdheid ervan, de overtuiging die ervoor nodig was − was zwaar te dragen. Hij zou nooit openlijk toegeven dat hij zich schuldig voelde, maar nu het afgesproken tijdstip dichterbij kwam, werden zijn bezwaren steeds scherper, steeds groter.
Zijn vader was het probleem. Die oude foto sprak tot hem, vertelde hem dat dit niet was wat Allah wilde, dat het doden van onschuldige burgers niet Allahs wil was en dat de ongelovigen moesten worden gewezen op hun fouten en daar niet voor mochten worden vermoord. Die oude foto herinnerde Samad aan de dag waarop zijn vader hem een zak vol chocolade had gegeven. ‘Waar hebt u dit vandaan?’ had Samad gevraagd. ‘Van een Amerikaanse missionaris. De Amerikanen willen ons helpen.’
Samad kneep zijn ogen dicht en balde zijn handen tot vuisten; hij begroef zijn nagels diep in het vlees, alsof hij de schuld uit zijn lichaam kon persen, het kon uitzweten alsof het koorts was. Hij wilde mediteren, nóg harder tot Allah bidden en hem om gemoedsrust vragen. Hij keek naar zijn koran:
O Boodschapper, stuur de Gelovigen naar de strijd. Als er twintig van u zijn, geduldig en volhardend, zullen ze er tweehonderd verslaan: als er honderd van u zijn, zullen ze duizend Ongelovigen verslaan: want zij zijn een volk zonder inzicht.
De telefoon trilde; hij schrok ervan. ‘Ja, Mullah Rahmani, ik ben hier.’
‘En is alles in orde?’
‘God is groot. Onze actie is perfect verlopen en ik heb ook bericht van de andere teams. Geen problemen.’
‘Uitstekend. Ik heb nog een nieuwtje dat ik wil vertellen. Ik heb een deal met het Sinaloa Cartel gesloten. Zuniga is wel dood, maar zijn opvolger, die ook zijn zwager was, heeft me dezelfde regeling beloofd als we met Rojas hadden, maar dan nog beter, omdat hij ons in contact brengt met het Gulf Cartel om onze transporten te verdubbelen. We hebben het Juárez Cartel niet meer nodig. Ik heb señor Rojas’ gedrag nooit kunnen waarderen.’
‘Hij was niet erg aangenaam toen ik met hem sprak.’
‘Dat maakt nu niets meer uit. Ik spreek je morgen, Samad. Slaap goed, slaap lekker. Allahu Akbar.’
Rojas’ herenhuis
Cuernavaca, Mexico
90 kilometer ten zuiden van Mexico City
Moore was achter de man aan de trap af gerend, door de kelder en naar de kluizen. Maar toen was hij van achteren door iemand beschoten en daardoor was hij klem komen te zitten, vlak voor de geopende kluisdeur. Hij kon zich nu met geen mogelijkheid omdraaien en de kluis in komen. Hij keek even naar buiten en zag dat de man door de kelder sloop en dekking zocht achter een van de auto’s. Toen de man zijn hoofd omhoogstak en Moore het zwarte lapje onder zijn gasmasker kon zien, opende hij het vuur op hem en schoot drie keer, waardoor de man achteruitdeinsde om betere dekking te zoeken.
Nu kon Moore van zijn plaats komen. Hij stond op en wilde net naar de kluis rennen, toen drie van Soto’s mannen bij hem in de kluis kwamen. Ze waren in vuurgevecht met de eenogige Castillo, en Moore belde naar Marina-Two om te zeggen dat deze mannen al hun aandacht op die man moesten richten. ‘Zorg dat ze weten dat ik in de kluis ben,’ voegde hij eraan toe.
Terwijl Soto’s mannen een kogelregen in Castillo’s richting vuurden, draaide Moore zich vliegensvlug om en rende naar voren. Hij bleef rennen, maar scande ondertussen elke hoek, elke inham, elk plekje vlak bij of naast een meubelstuk of een tapijt waar iemand zich kon verstoppen. Dit was een kluis. Hoe diep kon die zijn? Maar daar was het al, vlak voor hem, achter dat rek met tapijten: alweer een deur met een cijferslot die iets openstond.
Zijn hart bonsde. De pot op, dacht hij, en hij trok zijn gasmasker af; hij had nu al zijn zintuigen nodig. De lucht was zuiver, dat leek in elk geval zo. Hij had uitgebreid met allerlei soorten gas geoefend, in eerste instantie, heel lang geleden, in bootcamp in de Confidence Chamber en daarna tijdens de seal-training. Hij was eraan blootgesteld met en zonder masker, en de gevolgen van herhaalde blootstelling waren vaak rode ogen en braken. Gelukkig had hij een enorme longinhoud, dus haalde hij diep adem, hield zijn adem in en trok de deur open, rende naar binnen en keek verbijsterd naar de ruimte erachter: de rekken, de stapels geld, de geweren en kisten munitie tegen de achterwand, en de stenen toegang naar een tunnel...
Daarna zag hij iets waar hij zo van schrok dat het als een elektrische schok door zijn lichaam trok: Rojas zwaaiend met een AK-47.
Rojas reageerde veel sneller dan Moore had verwacht en liet zich naast een van de wapenrekken op de grond vallen en vuurde een automatisch salvo af.
Twee kogels sloegen in Moores linkerborst, waardoor hij achteruit tegen de rekken met cash viel. Hij kreeg geen adem, zijn kogels misten doel en sloegen in de geldmuur tot hij kon stoppen met schieten.
Rojas viel, klapte met één elleboog hard tegen de grond en liet zijn geweer vallen.
Moore hervond zijn evenwicht, knielde en tuurde naar Rojas die zijn AK-47 weer wilde richten, maar midden in zijn beweging ophield − hij realiseerde zich dat Moore hem onder schot hield, dat hij geen tijd had, geen enkele kans maakte. Hij stak een hand in de lucht, toen nog een.
‘Sta op!’ commandeerde Moore.
Rojas stond op en liet zijn geweer op de grond liggen. Met zijn handen nog steeds in de lucht, stapte hij blootsvoets naar Moore.
Dit was dus de rijkste man van Mexico, omringd door de roofbuit van de oorlog die hij had gevoerd tegen Mexico, tegen de Verenigde Staten en tegen de rest van de wereld. Hij had scholen en ziekenhuizen gebouwd, zelfs terwijl de kanker van zijn imperium op datzelfde schoolplein woekerde. Hij was een heilige, zeker weten, zijn witte gewaad nu bebloed, zijn zakken afgezet met de ellende van miljoenen. En hij was natuurlijk zo op zichzelf gericht dat hij geen idee had hoeveel mensen door zijn acties waren gestorven.
Maar Moore kende in elk geval een paar van hen, hun ziel rustte op zijn schouders, hun vergeefse dood was op dit moment, deze nacht, in elk geval niet vergeefs.
Rojas schudde zijn hoofd en keek hem aan. ‘Wat een waardeloze inval... Is dit alles? Denk je soms dat dit iets betekent? Als jullie me arresteren, ben ik zo weer vrij.’
‘Dat weet ik,’ zei Moore. Hij liet zijn geweer zakken en trok een van zijn Glocks, met een kogel al in de kamer. Hij richtte het wapen op Rojas’ hoofd. ‘Maar ik ben hier niet om je te arresteren.’
Castillo lag tegen een van Rojas’ antieke auto’s, de 1963 Corvette om precies te zijn, dood te bloeden vanuit een schotwond in zijn hals toen hij in de kluis een schot hoorde. Hij trok zijn gasmasker en zijn ooglapje af en begon te bidden. Hij had een goed leven gehad en hij had verwacht dat het zo zou eindigen. Als je leefde door de kogel, moest je sterven door de kogel. Hij wilde alleen maar weten of señor Rojas was ontsnapt. Als hij kon sterven in de wetenschap dat dit waar was, zou hij deze aarde nadat hij zijn laatste adem had uitgeblazen met een glimlach verlaten. Hij had alles te danken aan Jorge Rojas.
Tijdens de inval hadden Soto’s mannen de kok en verschillende bedienden gearresteerd, plus een vrouw, ene Alexsi, Rojas’ vriendin. Zodra het huis was ingenomen stapte Towers, nu met een mitella, samen met Moore in een van de ongemerkte auto’s die om de hoek hadden gestaan. ‘Wat jammer dat je hem moest doodschieten...’
Towers trok zijn wenkbrauwen op, vroeg om details.
Moore ontweek zijn blik en kroop achter het stuur. ‘Laten we maken dat we hier wegkomen, voordat het circus hier arriveert. We moeten Sonia oppikken en naar het vliegveld zien te komen.’
Misión del Sol
Resort en spa
Cuernavaca, Mexico
Miguel hoorde het klopje op hun deur en toen hij opkeek zag hij dat Sonia, die haar kamerjas al aanhad, de deur opendeed. Ze liet twee mannen binnen, gekleed in een lange broek en een donker colbert, en knipte vervolgens een lamp aan. Hij kneep zijn ogen halfdicht tegen het felle licht.
‘Sonia, wat is dit? Wie zijn deze kerels?’
Ze liep naar het bed en hief haar handen. ‘Rustig maar. Deze mannen horen bij mijn team.’
‘Jouw team?’
Ze haalde diep adem en haar blik dwaalde weg, alsof ze naar woorden zocht. Dat was ook zo. ‘Luister, het gaat allemaal om je vader. Het ging altijd alleen maar om hem.’
Hij sprong uit het bed en liep naar haar toe, maar een van de mannen kwam met een dreigende blik op hem af.
‘Sonia, wat ís dit?’
‘Ik kom afscheid van je nemen. En ik kom je vertellen dat het me spijt. Je bent nog altijd een jonge man met een geweldige toekomst, ondanks alles wat je vader heeft gedaan. Dat moet je weten.’
Hij begon te rillen, kreeg geen adem meer. ‘Wie ben je?’
Met een kille, vreemd zakelijke stem zei ze: ‘Ik ben natuurlijk niet wie je denkt dat ik ben. Net als je vader. Je had gelijk over hem.’
‘Echt waar?’
‘Ik moet gaan. Je zult me nooit terugzien.’ Ze wierp zijn mobieltje naar hem toe. ‘Pas goed op jezelf, Miguel.’
‘Sonia?’
Ze liep samen met de beide mannen naar de deur.
‘Sonia, wat is dit verdomme?’
Ze keek niet achterom.
‘sonia, ga niet weg! je mag niet weggaan!’
Een van de mannen draaide zich om en wees met zijn wijsvinger naar Miguel. ‘Jij blijft hier,’ zei hij waarschuwend. ‘Tot we zijn vertrokken.’ En hij deed de deur achter zich dicht.
Miguel bleef midden in de kamer staan, in shock, terwijl hij in gedachten alles afspeelde wat Sonia ooit had gezegd, al haar leugens.