12
Bondgenoten en vijanden
Aéroport Paris-Charles de Gaulle
Terminal 1
Amhad Leghari was lid van de Punjabi taliban en hij had een afspraak met Mullah Abdul Samad in Colombia. Leghari was zesentwintig en droeg een nette broek, een zijden overhemd en een licht colbertje. Hij had een rugzak bij zich en had zijn koffer ingecheckt. Er zat niets verdachts in zijn bagage, zijn paspoort was in orde en tot nu toe had niemand hem een strobreed in de weg gelegd. De vrouw bij de incheckbalie was zelfs vriendelijk tegen hem geweest en had zijn basale Frans geaccepteerd, ook al hadden ze hem nog gewaarschuwd voor de overwerkte en onvriendelijke medewerkers van het vliegveld. Er was geen enkele reden om te denken dat hij op de Amerikaanse no-fly list stond en zijn vertrouwen in dit opzicht was terecht gebleken. Deze lijst met ongeveer negenduizend namen was sterk bekritiseerd, bleek talloze verkeerde namen te bevatten en kon gemakkelijk worden omzeild. Op de lijst stonden heel veel kinderen, vaak jonger dan vijf en soms zelfs jonger dan één. Daarentegen hadden de volgende namen niet op tijd op deze lijst gestaan: Umar Farouk Abdulmutallab, terrorist en pleger van de bomaanslag op nwa-vlucht 253, en Faisal Shahzad van de autobom op Times Square. De opvallendste foutieve naam die wél op de lijst stond, was die van wijlen senator Edward ‘Ted’ Kennedy. De vermelding ‘T. Kennedy’ had de politicus elke keer dat hij wilde vliegen ontzettend veel ongemak en irritatie opgeleverd. Het feit dat ‘Ted’ de bijnaam en niet de echte naam van de senator was, leek niets uit te maken. Kennedy had eindelijk rust gekregen nadat hij rechtstreeks contact had opgenomen met de directeur van Homeland Security, iets wat een gewone burger niet kon doen, zoals de senator zelf in het openbaar had opgemerkt.
Hoe mensen op de lijst terechtkwamen, zou een goed bewaard geheim moeten zijn, terwijl hooguit een beetje informatie tijdens hoorzittingen van het Congres zou worden onthuld. Toch hadden de taliban een redelijk juiste analyse kunnen maken van de manier waarop enkelen van hun leden op die lijst waren beland. Een eerste stap kon zijn dat een politieagent of een spion verkregen informatie doorgaf aan het nationale Counter Terrorism Center in Virginia, oftewel Liberty Crossing, waar het werd ingevoerd in een geheime database, de Terrorist Identities Datamart Environment (tide). Die informatie werd vervolgens op een geavanceerde manier doorgespit op zoek naar namen en identiteiten. Als deze datamining meer resultaten opleverde, werd de informatie doorgegeven aan het Terrorist Screening Center, ook in Virginia, waar het verder werd geanalyseerd. Elke dag werden meer dan driehonderd namen naar dat centrum doorgestuurd. Als de informatie van een verdachte ‘redelijke verdenking’ opleverde, kon hij worden opgenomen op de terrorist watchlist van de fbi. Security-personeel van vliegvelden gebruikte deze lijst om bepaalde reizigers extra te screenen, maar liet ze wel vliegen. De taliban hadden ontdekt dat iemand pas op de no-fly list kwam te staan als de autoriteiten beschikten over diens volle naam en geboortedatum, en bovendien zeker wisten dat hij een bedreiging vormde voor de luchtvaart of de nationale veiligheid. Hoewel de taliban dat niet bevestigd konden krijgen, hadden ze gehoord dat de definitieve beslissing om een naam aan de lijst toe te voegen werd genomen door zes administrateurs van de Transportation Safety Administration (tsa). Bepaalde verdachten op de no-fly list mochten soms toch nog reizen, onder begeleiding, en tenzij ze voor een bepaalde misdaad werden gezocht, werden ze alleen maar aangehouden, opgesloten, verhoord en ten slotte vrijgelaten.
Een verdachte kon ook op de selectee list terechtkomen; hij werd dan automatisch extra gescreend als hij aan bepaalde criteria voldeed, zoals een enkele reis boeken bij een luchtvaartmaatschappij, contant betalen voor een ticket, een vlucht boeken op de dag van vertrek of vliegen met een identiteitskaart.
Leghari had bijna negen maanden getraind voor deze reis, de plattegrond van de terminal in zijn hoofd geprent en zich afgevraagd wat mensen tegen hem konden zeggen en hoe hij daarop zou reageren. Hij had het grootste deel van zijn leven doorgebracht in Dera Ghazi Khan, een arm grensstadje in de provincie Punjab met een groeiende schare fanatieke gelovigen.
Zijn ouders waren veteranen van de door de overheid gesteunde Pakistaanse opstand tegen Indiase eenheden in Kashmir totdat president Pervez Musharraf onder Amerikaanse druk niet anders kon dan zijn steun aan de Punjabi-groepering intrekken. Zijn ouders waren gedwongen geweest naar de tribale gebieden te vluchten, waar ze hun banden met de taliban en Al Qaida aanhaalden. Leghari werd bij familie achtergelaten.
Vooral dit laatste feit dreef de verbitterde jongen naar de lokale madrassa onder leiding van Muhammad Ismail Gul, een opleidingscentrum voor de verbannen Punjabi Lashkar-i-Jhangvi talibangroepering.
Leghari haalde diep adem en stapte in de zeshoekige millimeter wave scan, een lichaamsscanner. Het vliegveld had deze controversiële technologie maandenlang getest op alle passagiers van vluchten naar de Verenigde Staten, maar had de doelgroep onlangs vergroot. Leghari kreeg opdracht zijn armen in de lucht te steken, waarna de voor- en achterkant van zijn lichaam werd bestraald door extreem hoogfrequente (ehf) radiogolven. Het beeld dat hierdoor ontstond, werd door de security beoordeeld. Hij droeg natuurlijk geen vloeistoffen, scherpe voorwerpen of iets anders wat alarmbellen liet rinkelen op zijn lichaam.
Maar terwijl hij door een gang van gepolijst staal en glas liep en de grote gele borden volgde, werd hij aangesproken door twee mannen in een donkerblauw uniform, en door de vriendelijke vrouw van de incheckbalie.
‘Is dat hem?’ vroegen ze haar in het Engels.
‘Oui.’
De langere man zei iets tegen Amhad wat hij niet helemaal verstond, maar een paar woorden zorgden ervoor dat de koude rillingen hem over de rug liepen: U.S. Customs and Border Protection Immigration Advisory. Op een van de insignes op het uniform van de man stond de Amerikaanse vlag.
Hij stapte achteruit en slikte. De Amerikaanse douane, hier? Dat hadden zijn trainers niet voorzien.
Opeens kreeg hij geen lucht meer.
Weer zeiden ze iets tegen hem, langzamer nu, en de vrouw zei in het Frans tegen hem dat hij met die mannen moest meegaan.
Amhad schrok. En toen, zonder dat hij erbij nadacht, begon hij te rennen. Rechtuit. Door de gang.
De mannen riepen iets tegen hem. Hij keek niet achterom.
Terwijl hij tussen de reizigers door rende die rolkoffers achter zich aan trokken of een beker koffie bij zich hadden, deed hij zijn rugzak af omdat die hem vertraagde. Hij liet hem vallen en begon nog harder te rennen.
De mannen riepen weer iets.
Hij bleef niet staan. Geen sprake van. Hij kwam bij een kruising en sloeg rechts af. Het alarm in de terminal ging af en uit de luidsprekers kwam een stem.
Een mannenstem zei in het Frans dat alle passagiers bij hun gate moesten blijven.
Voor zich zag hij een paar glazen deuren met daarachter een onderhoudsruimte waar bagagewagens in keurige rijen stonden opgesteld. Op het bord stond iets over beperkte toegang, maar daar trok hij zich niets van aan.
Naar buiten. Hij moest naar buiten!
Maar toen rende hij bijna in de armen van een bewaker van het vliegveld. Hij probeerde om de stevige man heen te lopen, maar deze tackelde hem en Amhad viel op de grond terwijl hij probeerde het pistool van de man te pakken te krijgen. Dat lukte en hij worstelde zich los en schoot de man twee kogels in de borst. Hij sprong overeind en de mensen om hem heen gilden en renden weg, de schoten echoden na, de Amerikanen achter hem schreeuwden en toen opeens hoorde hij een geknetter, als vuurwerk...
Hij voelde een scherpe, stekende pijn in zijn rug waardoor hij weer op de stenen vloer viel. Opeens stikte hij, in zijn eigen bloed, dat wist hij. Hij rolde op zijn rug en zag zichzelf in de geopende armen van duizenden maagden vallen. Allahu Akbar!
Ze waren nu bij hem en bleven schreeuwen, de Amerikaanse gezichten vertrokken in lelijke maskers, met hun wapen op hem gericht, terwijl de wereld aan de randen donker werd.
Jungle House
Het noordwesten van Bogotá, Colombia
Samad veegde het zweet van zijn voorhoofd en keek op van zijn laptop. Hij had zojuist naar een videoreportage gekeken van de schietpartij op vliegveld Parijs-Charles de Gaulle. Van de vijftien taliban die naar Colombia zouden komen, ieder via een andere route, was er maar eentje betrapt; natuurlijk de jongste en minst ervaren van allemaal. Amhad Leghari had niet begrepen dat de Amerikanen hem niet eens hadden mógen arresteren in Parijs. Ze hadden daar alleen maar een adviserende rol. Er was niets aan te merken op zijn documenten en paspoort. Hij zou zijn aangehouden, worden verhoord en zeer waarschijnlijk daarna weer zijn vrijgelaten. In plaats daarvan was hij in paniek geraakt. De vraag bleef hoe het mogelijk was dat hij geïdentificeerd was. Maar de Amerikanen betaalden goudgeld aan de stamleden om de operaties van de taliban te bespioneren, en Samad ging ervan uit dat dit inderdaad was gebeurd. Hij slaakte een diepe zucht en keek hoofdschuddend naar Niazi en Talwar, die tegenover hem zaten en allebei een slok uit hun flesje Pepsi namen, omdat hun barbaarse gastheer geen thee had.
Terwijl hij een slokje van zijn eigen frisdrank nam, hoorde Samad in gedachten weer de woorden van Mullah Omar Rahmani: ‘Jij zult hen leiden. Jij zult de jihad weer naar de Verenigde Staten brengen, en daarvoor moet je de contacten gebruiken die je met de Mexicanen hebt opgebouwd. Begrijp je dat?’
Samad keek naar het dikke varken dat met een onaangestoken sigaar tussen zijn lippen het huis binnenliep. Als Juan Ramón Matta Ballasteros vorige week in bad was geweest, dan had hij een advocaat nodig om dat te bewijzen. De man haalde de sigaar uit zijn mond, streek door zijn zilverkleurige baard en zei in het Spaans: ‘Ik zal je helpen Mexico binnen te komen, maar de onderzeeër zal niet beschikbaar zijn.’
‘Wat?’ riep Samad uit, ook in het Spaans, om te oefenen. ‘Dat is ons beloofd en bovendien zijn jullie daar goed voor betaald.’
‘Het spijt me, maar we zullen andere afspraken moeten maken. De sub zal te zwaarbeladen zijn met mijn product en dat van jou, en de beide andere krijgen nu een onderhoudsbeurt. Toen we deze afspraak maakten, heb ik Rahmani heel duidelijk gemaakt dat zodra de opium Colombia bereikt, ik de leiding over het transport heb. Op deze manier is de kans veel groter dat je slaagt. Begrijp je wel?’
Samad klemde zijn kaken op elkaar. Hun samenwerking was uniek, maar het werk van een genie, volgens de leden van het Juárez Cartel. In plaats dat Ballasteros en zijn cocaïne de concurrentie aangingen met de opium die het land werd binnengesmokkeld, kon je toch net zo goed samenwerken om het transport te stroomlijnen en te bespoedigen? Het Juárez Cartel zou aan beide organisaties een bonus uitkeren omdat ze zo goed hadden meegewerkt. Het was een unieke relatie en ze hoopten dat de Amerikanen dit niet hadden zien aankomen. Ballasteros had al twaalf verschillende smokkelroutes over land, zee en lucht opgezet, en Rahmani had daar de wijsheid van ingezien en was bereid geweest te betalen voor toegang tot die routes en voor koeriers.
‘De rest van mijn groep zal hier al snel zijn,’ zei Samad tegen Ballasteros. ‘Hoe moeten we Mexico nu binnenkomen, denk je? Lopend?’
‘Ik zorg voor een vliegtuig dat jullie naar Costa Rica zal brengen. Maar maak je daar nu maar niet druk om. We moeten nu snel naar Bogotá. Misschien morgen. Luister, we kunnen afspreken dat we elkaar niet mogen, maar onze werkgever heeft hier goed voor betaald en dus zullen we ons tolerant opstellen.’
‘Mee eens.’
‘Je moet me ook beloven dat je nooit tegen wie dan ook zult vertellen hoe ik je heb geholpen met, wat zal ik zeggen, je reisplannen. Niet tegen onze werkgever. Tegen niemand.’
‘Ik heb geen enkele reden om dit met wie dan ook behalve met jou te bespreken,’ loog Samad. Hij wist al dat het hoofd van het Juárez Cartel hem en zijn mannen kon helpen om veilig de Verenigde Staten binnen te komen en hij was absoluut van plan daar gebruik van te maken. Natuurlijk kon Ballasteros het varken hem helpen Mexico binnen te komen, maar zodra hij daar was zou het moeilijk zijn zonder hulp de grens over te steken.
Ballasteros liep naar de deur en vervloekte de hitte. Opeens vlogen er kogels dwars door de muren en de ramen en versplinterden de ruiten. Buiten schreeuwden mannen en er volgde een nieuwe kogelregen.
Samad liet zich op de grond vallen, samen met zijn luitenants. Ballasteros lag daar ook, niet gewond maar hij vertrok zijn gezicht toen een nieuw salvo door de muren naar binnen kwam, hout versplinterde en stofwolken naar het plafond deed opdwarrelen.
‘Wat ís dit?’ riep Samad.
‘We hebben allemaal vijanden,’ zei Ballasteros grijnzend.
Islamabad Serena Hotel
Islamabad, Pakistan
Israr Rana had niet staan springen om door de cia te worden gerekruteerd. Het had Moore bijna drie maanden gekost om Rana duidelijk te maken dat dit werk niet alleen opwindend en lucratief kon zijn, maar dat Rana het ook voor het algemeen belang kon doen en zijn eigen land veilig kon maken. Naar college gaan zou zijn prioriteit moeten zijn, maar nadat Rana door Moore was opgeleid en eropuit werd gestuurd om informatie te verzamelen, had hij het werk bijzonder opwindend gevonden. Hij had elke James Bond-film gezien en zelfs een paar dialogen uit het hoofd geleerd die hij uit de kast haalde tijdens gesprekken met Moore, tot groot chagrijn van de laatste. Rana had zijn Engels geperfectioneerd dankzij Amerikaanse films. Helaas zouden zijn rijke ouders het nooit, maar dan ook nooit goedvinden dat hij dit soort werk deed. Daarom besloot hij dat hij een beetje plezier zou maken − in elk geval een tijdje − tot hij er genoeg van had. Het was inderdaad zo dat Moore een andere manier had kunnen bedenken om hem te rekruteren − minder ethische manieren, zoals chantage, en Moore had hem zelfs verteld hoe dat in zijn werk ging − maar hij had gezegd dat hij een echte meester-leerlingrelatie wilde, gebaseerd op vertrouwen. Rana had dat zo gewaardeerd dat hij nog meer zijn best had gedaan om informatie voor zijn vriend en mentor te verzamelen.
Op dit moment had hij zich in een greppel verstopt in de heuvels die uitzicht boden op het hotel, en zijn hartslag versnelde toen hij deze sms aan Moore intoetste:
gallagher gevonden. serena hotel. islamabad.
Rana stond op het punt hem te vertellen dat hun geachte collega een smerig spelletje met hen speelde. Gallagher werkte nu samen met bekende talibanluitenants en had in het hotel met enkelen van hen gesproken. Rana dacht dat Gallagher Khodais familie misschien had vermoord, terwijl hij opdracht had gehad hen te beschermen. Iedere man had een prijs, en de taliban hadden Gallaghers prijs betaald.
Rana hoorde de mannen achter zich niet aankomen. Opeens trok iemand zijn mobieltje uit zijn handen en toen hij zich omdraaide, zag hij een knuppel op zich af komen die hem bewusteloos sloeg.
Rana’s hoofd hing tegen zijn borst, en zijn hals en de zijkant van zijn gezicht bonsden.
Toen hij zijn ogen opende, zag hij korrelig blauwe en grijze gordijnen, en daarna scheen er opeens een fel licht in zijn ogen.
‘Jij bent de verrader die voor de Amerikanen werkt. Of niet dan?’
De man die hem die vraag stelde, stond vlakbij, ook al kon Rana hem niet zien. Hij zag nog steeds wazig en zijn hoofd was niet helemaal helder.
Aan de klank van de stem te horen was de man jong, niet ouder dan dertig, en misschien een van de luitenants die Rana al had gezien.
‘Het spijt me, arme jongen,’ zei een andere stem; deze stem kende hij. Gallagher. Zijn accent was onmiskenbaar.
Nu kon Rana zich niet inhouden en vroeg, met vreemd dove lippen: ‘Waarom ben je bij hen?’
‘Moore heeft je achter me aan gestuurd, hè? Hij had me met rust moeten laten. Je bent een goeie jongen.’
‘Alsjeblieft, laat me gaan.’
Hij voelde een hand in zijn nek en eindelijk vond hij de kracht om zijn hoofd op te tillen en op te kijken. Rana zag Gallaghers verweerde gezicht afwisselend wazig en helder. Daarna zag hij dat ze helemaal niet in een hotelkamer waren, maar ergens in een grot, misschien in de tribale regio Bajaur ten noordwesten van het hotel, en het blauw en groen dat hij eerder had gezien, maakten deel uit van Gallaghers hemd en broek.
‘Goed dan, we zullen je laten gaan, maar eerst gaan we je een paar vragen stellen over wat je hebt gedaan en wat jij en Moore hier in Pakistan hebben ontdekt. Begrijp je? Als je met ons samenwerkt, kun je gaan. Dan doen we je niets.’
Rana’s hele wezen wilde dat geloven, maar Moore had hem verteld dat dit precies was wat ze zouden zeggen als hij gevangen werd genomen. Ze zouden beloven hem vrij te laten, hem laten praten, maar hem vermoorden zodra ze wisten wat ze wilden weten.
Rana rilde toen hij zich realiseerde dat hij in feite al dood wás.
En zo jong nog. Nog niet eens van school. Nooit getrouwd. Geen kinderen. Er lag nog zo’n groot deel van zijn leven voor hem, maar dat zou hij nooit meemaken.
Zijn ouders zouden diepbedroefd zijn.
Bij die gedachte klemde hij zijn kaken op elkaar en begon hij angstig te hijgen.
‘Rana, laten we dit gemakkelijk maken,’ zei Gallagher.
Hij haalde diep adem en sprak in het Engels de woorden uit die Moore hem had geleerd: ‘Fuck you, Gallagher, verdomde verrader die je bent. Je gaat me toch wel vermoorden, dus doe dat dan maar, klootzak!’
‘Wat een grote mond, maar we zullen je lang en afschuwelijk martelen. Terwijl je vriend, jouw held meneer Moore, je hier heeft laten rotten. Ben je echt van plan trouw te blijven aan iemand die je in de steek heeft gelaten? Ik wil dat je daar eens goed over nadenkt, Rana. Denk daar maar eens goed over na.’
Rana wist dat Moore Pakistan niet vrijwillig had verlaten. Hij was weggeroepen en dat hoorde bij zijn werk als spion; dat had hij al een paar keer gezegd. Ook had hij uitgelegd dat andere agenten misschien contact met hem zouden opnemen en dat Rana’s relatie met de Agency heel belangrijk voor hen was.
Maar Rana wist niet zeker of hij de marteling wel aankon. Hij stelde zich voor dat ze zijn vingers en tenen afhakten, elektriciteitssnoeren aan zijn genitaliën vastmaakten en zijn tanden en kiezen uittrokken. Hij stelde zich voor dat ze hem zouden snijden, verbranden, een van zijn ogen zouden uittrekken en hem door slangen zouden laten bijten. Hij zag zichzelf al in de modder liggen, in stukken gesneden als een lam, en bloedend tot hij van de kou was gestorven.
Hij rukte aan de boeien om zijn polsen en enkels.
Eindelijk zag hij weer helder. Gallagher stond daar en de twee talibanluitenants achter hem. Een van de mannen had een groot mes in de hand en de andere leunde op een grote metalen pijp die hij als een soort stok gebruikte.
‘Kijk me aan, Rana,’ zei Gallagher. ‘Ik beloof je dat we je zullen laten gaan als je ons vertelt wat we moeten weten.’
‘Denk je soms dat ik achterlijk ben?’
Gallagher deinsde achteruit. ‘Denk je dat ik meedogenloos ben?’
‘Fuck you.’
‘Goed dan. Het spijt me.’ Hij keek naar de mannen. ‘Je gaat huilen als een baby en je gaat ons alles vertellen wat we willen weten.’ Gallagher wees naar de man met het mes. ‘Snijd zijn boeien los. En dan beginnen we met zijn voeten.’
Rana trilde. Hield zijn adem in en ja, hij huilde als een klein kind.
Hij rilde van paniek, het golfde door zijn borst en ingewanden. Misschien lieten ze hem gaan als hij zou praten, als hij hun alles zou vertellen. Nee, dat zouden ze nooit doen. Of misschien toch? Hij durfde niets meer te geloven. Nu rilde hij zo hevig dat hij bijna begon te braken.
‘Oké, oké, ik zal jullie helpen!’ gilde hij.
Met een duistere glimlach zei Gallagher: ‘Dat wisten we wel...’