25

Als ik vlucht, dood me

San Juan Chamula

   Chiapas, Mexico

 

Moore, Fitzpatrick en Torres achtervolgden de blauwe auto en een groen-met-witte bestelbus die de eerste leek te leiden. Ze reden San Cristóbal de las Casas uit, naar de voet van de bergen en het stadje San Juan Chamula, ongeveer tien kilometer verderop. Moore had gelezen dat de inheemse Tzotzil Maya’s zich daar voorbereidden op een vroeg zomercarnaval waar toeristen op afkwamen. Het gedans, het gezang, de livemuziek, het vuurwerk en de lange optocht door het dorp zouden niet alleen bezoekers aantrekken, maar ook de inkomsten genereren waar dit arme stadje zo dringend om verlegen zat.

   Torres zei een paar keer tegen Fitzpatrick dat hij dichterbij moest gaan rijden, maar Moore maakte daar bezwaar tegen. Hij zei dat de ontvoerders hun gevangenen misschien zouden vermoorden als ze wisten dat ze werden gevolgd. Dan zou er geen geldkoe meer zijn voor señor Zuniga en zouden er ook geen onderhandelingen meer plaatsvinden over het openstellen van grenstunnels voor de Sinaloa’s.

   Wat Torres en Fitzpatrick niet wisten was dat Miguels vriendin, ene Sonia Batista (die in het echte leven Olivia Montello heette), een chip in haar schouder had waardoor de Agency haar positie altijd kon traceren. Moore moest wachten tot Torres uit de buurt was tot hij Fitzpatrick kon vertellen wat er aan de hand was. Voorlopig hoefden deze twee mannen alleen maar te weten dat ze afstand moesten houden. Ondertussen deden Towers en de anderen van de Agency al het mogelijke om de mannen te identificeren, hoewel Moore en Towers allebei dachten dat ze zeer waarschijnlijk leden van de Avenging Vultures waren, het Guatemalaanse doodseskader dat om de een of andere reden het Juárez Cartel achternazat. Moore en de anderen bevonden zich immers slechts op een paar honderd kilometer afstand van de Guatemalaanse grens, en de relatie tussen de Guatemalanen en het Juárez Cartel was goed gedocumenteerd. Moore wist niet wat er tussen de twee bendes was gebeurd, maar dit waren geen jonge onbezonnen domkoppen. Tijdens de eerste briefing had Towers verteld dat de sicarios vergeleken met deze mannen een stelletje koorknapen leken. Velen van hen waren voormalige soldaten en/of leden van een Guatemalaanse Special Forces-groepering die bekendstond als de Kaibiles. Hun motto was: Als ik leid, volg me. Als ik stop, spoor me aan. Als ik vlucht, dood me.

   Nog opvallender was dat ze zich zo gereserveerd opstelden. Ze droegen burgerkleren, hadden alleen pistolen bij zich en hadden hun operatie tot nu toe simpel gehouden. Maar dat zou niet zo blijven, dacht Moore. Niet nu, nu ze konden onderhandelen en wraak verwachtten. Moore rilde toen hij eraan dacht dat ze Sonia zouden aanraken, verkrachten en martelen. Hij rilde weer.

   Moore haalde zijn smartphone tevoorschijn en even later bekeek hij een satellietbeeld van de stad waar Sonia’s gps-tracker zich als een blauw stipje over de plattegrond bewoog.

   ‘Zit je naar een plattegrond te kijken?’ vroeg Torres.

   ‘Nee, naar porno.’

   ‘Móét je zo stom doen?’

   Moore snoof. ‘Daar kan ik maar beter geen antwoord op geven.’ De dikzak stelde zijn geduld wel heel erg op de proef.

   Op een andere webpagina van de stad zag hij dat Chamula zijn eigen politiemacht had en dat geen enkele militaire of andere groepering de stad in mocht; sterker nog, toeristen mochten tijdens hun bezoek niet eens foto’s maken. De regels waren dus heel streng. Maar stel dat de Vultures een deal met de lokale politie hadden gesloten? Stel dat deze ontvoering al lang geleden was gepland en dat ze nu een perfecte schuilplaats hadden van waaruit ze konden onderhandelen? Doordat ze niet terugreden naar Guatemala was dat zelfs heel waarschijnlijk.

   Fitzpatrick reed over een slecht geplaveide weg die omhoog kronkelde in de richting van de kerk van San Juan, een eenvoudig gebouw met witte muren. Ernaast stonden auto’s van toeristen en taxi’s geparkeerd tegenover het marktplein met een stuk of vijftig kraampjes onder kleurrijke parasols. Erboven hingen lange rijen vlaggetjes, vanaf de torenspits van de kerk. Er liepen honderden mensen tussen de kraampjes door. Op het met gras begroeide terrein lagen kleden met vruchten en groenten erop uitgespreid, maar ook piramidevormige stapels citrusvruchten.

   ‘We kunnen de auto nu niet parkeren,’ brulde Torres en hij wees naar de auto’s die wegreden. ‘We raken ze nog kwijt!’

   ‘Ik kan ze volgen, klojo,’ zei Moore en hij liet hem zijn smartphone zien. ‘Ik heb een gps-tracker op hun auto geplakt.’

   ‘Wanneer dan?’

   ‘Voordat jij me te pakken kreeg,’ loog Moore. ‘Hou nu even je mond. Laten we uitstappen. Achter de kerk is een begraafplaats en daarvandaan komen we in de heuvels.’ Moore zoomde met zijn duim en wijsvinger in op het touchscreen. De kidnappers stopten bij een groepje huizen, iets ten westen van het kerkhof, en de heuvels vormden een perfecte observatieplek.

   ‘Hé, waarom ben jij het steeds met hem eens?’ vroeg Torres aan Fitzpatrick.

   ‘Omdat hij goed is. Hij heeft ze getrackt, niet jij. Zonder hem zouden we ze allang kwijt zijn.’

   Torres uitte een paar scheldwoorden, sleepte zichzelf de auto uit en hield zijn camera omhoog, omdat hij dacht dat hij zich als een toerist moest gedragen, maar Moore sloeg zijn handen naar beneden.

   ‘Wat doe je nou, verdomme?’

   ‘Geen foto’s hier, dat heb ik toch gezegd. Dat willen ze hier niet. Kom, we gaan.’

   Uit de kofferbak haalden ze drie zware rugzakken, waar onder andere drie gedemonteerde snipergeweren in zaten en liepen via een smal rotspad met diepe voren van de zomerregens erin naar boven. Torres struikelde twee keer over deze diepe geulen voordat ze het kerkhof konden zien. De witte, blauwe en zwarte houten kruisen stonden te midden van slanke pijnbomen en T-vormige elektriciteits- en telefoonpalen. Beneden stonden de ruïnes van de San Sebastián, de kerktrappen waren allang geleden verdwenen, de vergeelde en verbrokkelde muren waren doortrokken met diepe scheuren, als aderen, en de dakranden waren begroeid met mos en schimmel.

   Zodra ze op de top van de hoogste heuvel waren, leidde Moore hen naar een groepje pijnbomen waar ze op hun hurken gingen zitten. Op de camera van zijn smartphone activeerde Moore de ars-app (augmented reality system) die de telefoon in een soort zakcomputer veranderde. Deze applicatie kon een raster leggen over de beelden die de camera maakte en in een kader de afmetingen laten zien van de gebouwen en doelen waarop de camera is gericht. Bovendien legde het systeem contact met de realtime streaming data van het huis waar ze Sonia en Miguel naartoe hadden gebracht. Moore wist dat de nerds thuis zich ook op dat huis richtten, zodat hij die beelden binnen dertig seconden zou ontvangen. Hij deed de bluetooth-headset in zijn oor en zette hem aan.

   ‘Torres, zie je dat blauwe huis daar, naast dat grote crèmekleurige huis?’ vroeg Moore.

   ‘Ja.’

   ‘Daar hebben ze Miguel en zijn vriendin Sonia naartoe gebracht. Het lijkt erop dat ze hetzelfde doen wat wij van plan waren. We hebben dus niet veel tijd, want misschien hebben ze Rojas nu al aan de telefoon.’

   ‘Dan is het afgelopen. We kunnen toch niet zeggen dat we zijn zoon gegijzeld hebben als deze jongens dat al hebben gedaan?’

   Moore zei met een scheve grijns: ‘Laten we ons daar maar niet druk over maken voordat we de gijzelaars hebben bevrijd en ze zelf kunnen kidnappen.’

   ‘Waarom wachten we niet gewoon tot Rojas hiernaartoe komt?’ vroeg Fitzpatrick.

   ‘Omdat we niet zeker weten óf hij wel komt. Wij gingen ervan uit dat hij persoonlijk langskwam, maar wie weet wat deze mannen willen?’ zei Moore. ‘Misschien gaat het hen alleen maar om het geld en kan het hen niets schelen wie het komt brengen.’ Hij keek naar Torres. ‘Heb je een verrekijker in je rugzak? Hou jij dat huis maar even in de gaten. Flexxx?’

   Fitzpatrick trok zijn wenkbrauwen op toen hij zijn bijnaam hoorde. ‘Ik wil dat jij de oostkant in de gaten houdt, zodat je een oogje op dat kleine politiebureau kunt houden. Ik laat je wel een goed plekje zien.’

   Moore gebaarde dat de man naar hem toe moest komen, waarna ze tussen de bomen door liepen tot Torres ze niet meer kon horen. Snel bracht Moore de dea-agent van alles op de hoogte.

   ‘Holy shit,’ zei Fitzpatrick verbijsterd.

   ‘Dat zei ik ook.’

   ‘Dit is dus feitelijk een reddingsoperatie.’

   Moore knikte. ‘En nu weet ik eigenlijk niet wat we met Torres moeten doen.’

   ‘Hij zou nog weleens een groot probleem kunnen worden. En dat is niet grappig bedoeld,’ zei Fitzpatrick.

   Moore grijnsde even om het grapje. ‘Tja, ik denk dat we hem nu nodig hebben. Ik ben wel bang dat hij Sonia vermoordt. Zoiets heeft hij al gezegd. Hij denkt dat de jongen dan meegaander wordt. Hij zou haar weleens kunnen doodschieten als we naar binnen gaan.’

   Fitzpatrick haalde zijn schouders op. ‘Laten we het nog maar eens tegen hem zeggen. Tenzij je wilt dat hij in een vuurgevecht verzeild raakt...’

   ‘Of we sturen hem op een soort zelfmoordmissie.’

   ‘Ja,’ zei Fitzpatrick, die wel blij leek met dat idee. ‘We regelen het gewoon zo dat die dikzak denkt dat hij een held is.’

   ‘We zitten op één lijn, bro.’

   Fitzpatrick knikte. ‘Geen probleem. Ik heb al heel vaak overwogen om die klootzak dood te schieten, we verzinnen dus wel wat.’

   Moore bleef staan en keek naar het marktplein dat gedeeltelijk aan het oog onttrokken werd door de ruïne. ‘Het carnaval begint bij zonsondergang. Schoten, vuurwerk, dat klinkt allemaal hetzelfde. En dat is zo ongeveer het enige meevallertje dat we tot nu toe hebben gehad.’

   ‘Dat is zo. Dus als we erin slagen Miguel en het meisje in handen te krijgen, wat doen we dan met hen?’

   Moore schoot in de lach. ‘Weet je? Dat heb ik niet eens gevraagd...’

   ‘Ik bedoel, als we een undercoveragent bij Rojas en zijn familie hebben zitten, is het dan nog steeds nodig dat we ze ontvoeren? Misschien is het oorspronkelijke plan nu niet meer zo slim. Het undercoverteam dat met haar samenwerkt, moet ons hoognodig bijpraten.’

   Deze vraag bleef in de lucht hangen toen Moore Towers weer belde en hem op de hoogte bracht. De officiële opdracht die hij van de Agency kreeg, luidde: red Sonia Batista zonder haar missie op welke manier dan ook te verstoren, wat Moore en Towers interpreteerden als: laat ze lopen.

   Daar zou de dikke Torres niets van willen weten. Absoluut niet. Als je het over de duivel hebt... Torres riep iets tegen Moore.

   ‘Wat is er?’ vroeg Moore.

   ‘Er is net een auto gestopt. Ze hebben een van Corrales’ jongens te pakken. Ze brengen hem nu naar binnen.’

   ‘Welke?’ vroeg Moore. ‘Raul of Pablo?’

   ‘Volgens mij is het Raul.’

   ‘Weet je zeker dat ze er maar eentje hebben?’

   ‘Zeker weten.’

   ‘Ik kom eraan.’

 

Miguel huiverde door de waslijn waarmee ze zijn handen achter zijn rug hadden vastgebonden. Met datzelfde verweerde touw hadden ze zijn enkels vastgebonden en hem vervolgens gedwongen op de oude houten vloer in een hoek vlak bij het achterraam te gaan zitten. Sonia, die ook geboeid was, zat voorovergebogen tegenover hem op de grond en keek zonder iets te zien voor zich uit.

   Ze waren met z’n zessen en geen van de mannen wilde zijn vragen beantwoorden. Hij en Sonia waren ongeveer tien minuten geleden opgehouden met praten. Nu luisterden ze naar de langste man, een man met grijs stekeltjeshaar en kleine oogjes die door de andere mannen Captain Salou werd genoemd, die iets in zijn mobieltje mompelde. Maar door zijn accent en doordat hij heel snel praatte, konden ze er amper iets van verstaan.

   Miguel had moeite met ademhalen en hij had een knoop in zijn maag. Hij had zijn vriendin en zijn vader in de steek gelaten, en de herinnering aan zijn geliefde overleden moeder te schande gemaakt. Hij had toegelaten dat hij als onderpand werd gebruikt en het was heel duidelijk dat deze mannen, als ze niet kregen wat ze wilden, hem en Sonia zouden vermoorden. Het enige waar ze op mochten hopen, was een snelle dood.

   Maar aan de wrede blik op hun gezicht te zien, zouden deze mannen hun dat niet gunnen. Sonia was verloren. Hoe was het verdomme mogelijk dat dit was gebeurd? Omdat zijn vader een stelletje minkukels had ingehuurd om hen te beschermen. Moest hij zijn vader hier dus de schuld van geven? Misschien had Fernando deze mannen ingehuurd, misschien was het zijn schuld. Zijn incompetentie had hiertoe geleid... Sonia keek naar hem op, haar gezicht vertrokken van de pijn. ‘Maak je maar geen zorgen,’ zei hij, amper in staat te praten, zo droog was zijn mond. ‘Mijn vader rekent wel af met deze honden. Heel snel.’

   Ze keek naar hem, naar het raam, naar de kleine houten tafel en de stoelen, waar twee van de mannen cola zaten te drinken. Een derde man kwam de kamer binnen met een paar vaalgroene rugzakken met een logo van een brandend zwaard erop. Hij liet de rugzakken op de grond vallen en zei: ‘Iedereen draagt nu een radio. Bevel van de Captain.’

   Toen de voordeur openging, kwamen drie mannen binnen. Miguel zag tot zijn verbazing dat een van hen een man van Corrales was. Raul had zichzelf dus ook gevangen laten nemen. Hij was al geboeid en gekneveld. Salou wendde zich tot Miguel en vroeg: ‘Een van jouw mensen?’

   ‘Ja,’ antwoordde Miguel. ‘Mijn bodyguard. Hij heeft bijzonder goed werk geleverd, nietwaar...’

   Salou en de anderen schoten in de lach en terwijl ze Raul de woonkamer in duwden, keek Salou weer ernstig. Hij zei tegen Miguel: ‘Het enige wat we willen is je geld.’

   ‘Ik begrijp je niet. Wie ben je?’

   Salou keek naar de anderen, alsof hij hun goedkeuring wilde. Hij trok zijn neus op, alsof hij de stank die Raul verspreidde niet kon verdragen en zei toen: ‘Wij zijn soldaten in dienst van de gerechtigheid. En we willen dat jij en je aardige vriendinnetje dat begrijpen. We willen dat je weet dat wij mannen van ons woord zijn. Dat zullen we je laten zien.’

   Twee mannen duwden Raul naar het midden van de kamer, met zijn gezicht op de grond, tussen Miguel en Sonia in. Eén man ging op Raul zitten, een andere drukte zijn benen tegen de grond en een derde pakte Raul bij zijn haar vast.

   Miguel schrok toen een van de mannen die aan de tafel had gezeten opstond, de keuken in liep en met een lang hakmes terugkwam.

   ‘Nee, wacht even! Dit is echt niet nodig,’ zei Miguel. ‘Mijn vader heeft geld. Willen jullie geld? Dan krijgen jullie geld. Dit is echt niet nodig!’

   Salou pakte het hakmes aan en testte de scherpe rand met zijn duim.

   ‘We geloven je wel,’ zei Sonia. ‘We geloven wel dat jullie ons zullen vermoorden. Dat hoef je niet te laten zien. Dat weten we.’

   ‘Dit is niet alleen voor jullie,’ zei Salou. ‘Dit is voor alle mannen die ons hebben bedrogen en ons hebben misbruikt.’ Hij keek achterom naar een andere man die een kleine hd-videocamera uit een van de rugzakken had gehaald. Het ledlampje knipperde al.

   Raul schreeuwde, ondanks de prop in zijn mond, en probeerde zich los te worstelen. Maar het had geen zin. De drie mannen drukten hem tegen de grond, terwijl Salou om hen heen liep, zwaaiend met het hakmes.

   ‘Niet kijken,’ zei Sonia. ‘Gewoon niet kijken.’

   Miguel sloot zijn ogen, maar hield dat maar even vol. En toen hij ze weer opende, bracht Salou het hakmes met één grote zwaai naar beneden.

 

‘O verdomme, ze hebben hem vermoord,’ zei Torres en hij liet zijn verrekijker zakken.

   Moore greep de verrekijker en keek door het raam. Hij zag dat de man met het hakmes, de leider en de oudste, zich bukte en iets van de grond opraapte. Toen Moore zag wat het was, deinsde hij achteruit.

   Een collega-agent was maar één zwaai met een hakmes van de dood af en hij en deze twee mannen waren de enigen die dit konden voorkomen. Het gewicht van die verantwoordelijkheid was verstikkend, en hij kon gewoon niet geloven dat de geschiedenis zich herhaalde. Maar het was wel zo en het zou zelfs nog vaker gebeuren, omdat het universum een heel duister gevoel voor humor had, en hij het altijd het zwaarst te verduren kreeg.

   Hij sloot zijn ogen en luisterde naar de lichaamloze stemmen in zijn hoofd: ‘Zodiac is al op weg! Dertig seconden. Mako One, jullie moeten erop, nu!’

   ‘Onderweg. Mako Two, laten we gaan!’

   ‘Nee, nee! Kan nog niet bij Six komen.’

   ‘Mako One, dit is Raptor. Ik word beschoten. Kan dit niet veel langer volhouden. Zorg dat je mensen uit het water gaan en op het boorplatform klimmen, nú.’

   Een andere stem, een vrouw, zei zacht en rustig: ‘Je begrijpt toch wel dat wat er is gebeurd niet kan worden veranderd, hoe vaak je er ook aan terugdenkt? Je moet begrijpen dat je geheugen de uitkomst niet kan veranderen. Je kunt je dat wat er is gebeurd niet anders herinneren.’

   ‘Dat weet ik.’

   ‘Maar dat is wel wat er gebeurt. Je speelt het in gedachten steeds weer af, omdat je diep vanbinnen denkt dat je iets kunt veranderen. Maar dat kun je niet.’

   ‘Niemand wordt achtergelaten.’

   ‘Weet je wie is achtergelaten? Jij. De wereld gaat langs je heen, omdat je je hier niet bij neer kunt leggen. Daarom leid je een ellendig leven en denk je dat je niet gelukkig mag zijn om wat er is gebeurd.’

   ‘Hoe kan ik gelukkig zijn? Hoe kan ik van dit leven genieten? Jij bent de psychiater. Jij hebt alle antwoorden. Vertel me dan maar eens hoe ik verdomme gelukkig moet zijn na wat ik heb gedaan! Na wat ik verdomme heb gedaan!’ Moore opende zijn ogen toen Torres de verrekijker uit zijn handen trok en weer door het raam naar binnen keek. ‘Ik zie een paar legerrugzakken binnen. Dit is veel erger dan ik dacht.’

   Moore haalde diep adem en klemde zijn kaken op elkaar. ‘We gaan die jongen en zijn vriendin daar weghalen. We gaan ze niet kwijtraken.’

   ‘Ze zijn met z’n zevenen. Zag net twee anderen vertrekken. Wie weet hoeveel er nog in San Cristóbal zijn.’

   Moore dacht hier over na. ‘Ik heb ze Corrales gevangen zien nemen. Misschien is hij al dood, anders hadden ze hem hier wel naartoe gebracht.’

   ‘Misschien is hij ontsnapt. Hij is een heel gladde aal.’

   Moore stond op en liep bij Torres vandaan. Hij belde Towers, zei dat hij vanuit de lucht in de stad op zoek moest naar Corrales en Pablo. Daarna vertelde hij Towers over de executie en de legerrugzakken.

   ‘Zie je wel! De Avenging Vultures bedriegen het Juárez Cartel, en wij zitten er middenin.’

   ‘Luister, ik heb heel veel van je nodig, en snel ook,’ zei Moore.

   ‘Zeg het maar.’

   ‘Ziet ernaar uit dat ze via de radio met elkaar gaan communiceren. Ik heb een tap nodig en iemand die het voor me vertaalt.’

   ‘Niet eenvoudig.’

   ‘Dat meen je.’

   ‘Nog meer?’

   ‘Kunnen we Rojas’ communicatie afluisteren?’

   ‘Undercoverteam zegt dat ze dat al maanden proberen, maar hij heeft elektronische tegenmaatregelen genomen en hij heeft hackers in dienst die niets anders doen dan zoeken naar lekken, zodat ze tot nu toe geen geluk hebben gehad.’

   ‘En Corrales’ telefoons?’

   ‘Als we dat in orde hadden, had ik je dat allang verteld. Eerlijk gezegd hebben we zijn telefoontjes al vanaf het begin onderschept, maar hij denkt heel goed na met wie hij belt en wat hij zegt... Hij weet dat we meeluisteren.’

   ‘Nou, kijk dan maar eens of je kunt bevestigen dat hij nog leeft... en Pablo.’

   ‘Nog iets anders?’

   ‘Ja,’ zei Moore en hij kreunde. ‘Een seal-team zou wel fijn zijn.’

   ‘Ik zal ze bellen.’

   Moore verbrak de verbinding en liep weer naar Torres. ‘Wat gebeurt er nu?’

   ‘Het was walgelijk, man. Ze hebben het gezicht van dat meisje onder het bloed gesmeerd.’

   ‘Maar ze hebben haar niets aangedaan?’

   ‘Nog niet.’

   ‘Met hoeveel man zijn ze?’

   ‘Zes of zeven. Zo te zien staan buiten vier man op wacht. Een vijfde zit beneden op straat. Geen idee hoeveel er nog binnen zijn.’

   ‘Oké, Luis. Als we dit gaan doen, moet jij de lastigste klus opknappen.’

   ‘Kijk eens naar me,’ zei Torres dapper. ‘Je denkt toch niet dat ik me bang laat maken door die kleine mannetjes?’

   Moore grijnsde. ‘Goed dan. Luister.’

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml