38

Alleen op uitnodiging

Rojas’ herenhuis

   Cuernavaca, Mexico

   90 kilometer ten zuiden van Mexico City

 

Jorge Rojas zat in zijn kantoor en het financiële nieuws had hem eigenlijk in een goede stemming moeten brengen. De DowJones-index, de nasdaq en de S&P 500 waren allemaal gestegen. Bovendien zag de ipc van de bmv (Bolsa Mexicana de Valores), waarin vijfendertig aandelenkoersen waren opgenomen en die de beste indicator was voor de algemene stand van zaken van de bmv, er uitstekend uit. Vooral de ipc was belangrijk, omdat Rojas’ ondernemingen drieënveertig procent van deze cijfers bepaalden. Zijn investeringen deden het bijzonder goed en zijn ondernemingen hadden gerapporteerd dat de winsten dit kwartaal zouden stijgen.

   Waarom zat Rojas dan met een zuur gezicht aan zijn kopje koffie? Om allerlei redenen... omdat hij tegen zijn zoon had gelogen... omdat hij nog elke dag verdriet had om het verlies van zijn vrouw... omdat zijn imperium waar hij van hield en dat hij verafschuwde werd bedreigd...

   Wat was er met hem gebeurd? Hij had zijn imperium niet op tranen maar op zweet gebouwd. Hij had zijn tegenstanders niet vernietigd door te huilen als ze toesloegen, maar hij sloeg altijd tien keer zo hard terug.

   Hij had het geld. Hij had de wapens. Maar nee, hij was niet beter of anders dan zij, het tuig dat op schoolpleinen drugs verkocht, de gangsters die geld van hun oma’s jatten om hun verslaving te kunnen bekostigen. Hij was al een lijk in een kogelvrij pak, hij zat in een herenhuis en had medelijden met zichzelf omdat hij zijn ziel was kwijtgeraakt. Omdat hij zijn geheimen nooit met Alexsi had gedeeld, opperde ze als ze zijn verdriet zag dat hij professionele hulp moest zoeken. Rojas wilde daar niets van weten. Hij wilde trots kunnen zijn en doorgaan, zoals hij altijd deed, zelfs nadat hij in de levenloze ogen van zijn broer had gekeken.

   Hij keek nog een keer naar zijn smartphone. Niets. Rojas had geprobeerd contact op te nemen met Mullah Rahmani, maar de man had zijn telefoontjes niet beantwoord. Samads nummer was afgesloten. Castillo had Rojas verteld dat de politieauto’s in Calexico door Arabieren waren bestuurd en dat een jongen uit die stad was ingehuurd om de voertuigen in een andere kleur te spuiten. Rojas had al geconcludeerd dat Samad en zijn mensen Pedro Romero hadden vermoord en de tunnel waren binnengegaan. Nadat hij zijn mannen opdracht had gegeven de tunnel te vernietigen, zei Castillo dat Romero’s gezin dood in hun woning was gevonden, allemaal met een schot in het hoofd, als een executie. Corrales was nog steeds verdwenen, hoewel Fernando dacht dat hij naar Zuniga’s boerderij was gegaan. Zuniga was gedood tijdens een vuurgevecht daar. Spotters hadden gezien dat het lijk van een vrouw het huis uit was gedragen. Misschien was dat Corrales’ vriendin Maria, maar geen van de spotters had Corrales geïdentificeerd. Federale agenten, die misschien als spion hadden gewerkt, waren in een helikopter gevlucht. De spotters hadden hen niet goed kunnen zien. Rojas was bang dat Corrales naar de autoriteiten was gegaan, de Mexicaanse of de Amerikaanse. En het ergste was dat Fernando had gerapporteerd dat hun beste contact met de federale politie, inspecteur Alberto Gomez, was verdwenen.

   Het werd tijd bankrekeningen te sluiten, geld te verplaatsen, laden te legen en sloten te veranderen. Hij was een expert geworden in het verbergen van zijn banden met het kartel door zijn legale ondernemingen en dankzij ongelooflijk trouwe medewerkers die nooit hadden gedreigd hem te verraden. Maar nu was alles anders.

   Toen zijn telefoon ging en hij het nummer zag, schrok hij. ‘Hallo?’

   ‘Hallo, señor Rojas.’ De man sprak Spaans, maar Rojas rilde van het accent.

   ‘Rahmani, waarom hebt u mijn telefoontjes niet beantwoord?’

   ‘Ik ben op reis geweest en de mobiele ontvangst was niet goed.’

   ‘Ik geloof u niet. Waar bent u nu?’

   ‘Thuis.’

   ‘Goed, voordat u nog iets zegt, moet u heel goed naar me luisteren. Samad kwam in Bogotá bij me met een lang, zielig verhaal over een zieke imam. Hij wilde veilige doorgang naar de Verenigde Staten. Hij probeerde me om te kopen met bermbommen en pistolen.’

   ‘Die u natuurlijk hebt aangenomen.’

   ‘Natuurlijk, maar u weet waar ik de grens trek. We mogen de slapende hond niet wakker maken.’

   ‘Señor, accepteer mijn excuses alstublieft. Samad is een schurk en ik kan geen contact meer met hem krijgen. Eerlijk waar, ik heb geen idee of hij in de Verenigde Staten is of niet. Ik heb hem heel duidelijk gemaakt dat hij weg moest blijven en onze relatie niet op het spel mocht zetten, maar hij is een onbezonnen jongeman, en ik zal ervoor zorgen dat hij boet voor zijn fouten.’

   ‘Als hij in Amerika is, zijn u en ik verleden tijd. Dan zal ik niet alleen ophouden met het importeren en transporteren van uw product, maar dan zal ik ervoor zorgen dat u nooit meer ook maar iets naar mijn land kunt brengen. Ik heb Samad hier al voor gewaarschuwd, en ik heb u al eerder geprobeerd te waarschuwen toen ik in Bogotá was, maar u hebt mijn telefoontjes nooit beantwoord. Begrijpt u me?’

   ‘Ja, ik begrijp u wel, maar maak u geen zorgen. Ik zal alles doen wat in mijn macht ligt om elk mogelijk probleem dat Samad voor u of uw ondernemingen zou kunnen vormen op te lossen.’

   Rojas zei op wrede en bijzonder dreigende toon: ‘Ik hoop snel van u te horen.’

   ‘Dat gebeurt ook. O, en dan nog iets. We hebben een waardevolle informatiebron die misschien van belang is, een Amerikaanse cia-agent die nu voor ons werkt. Ik geef u graag alle informatie die voor u van belang kan zijn. Ondertussen verzoek ik u door te gaan met het transporteren van het product. Doe niets overhaasts. De hond, zoals u zei, slaapt nog steeds en dat willen we graag zo houden.’

   ‘Zoek Samad. Bel me dan.’ Daarna verbrak Rojas de verbinding en keek naar de deuropening waar Fernando Castillo stond te wachten.

   ‘Goedemorgen. J.C. heeft het ontbijt klaar.’

   ‘Dankjewel, Fernando. Ik wist niet dat je ook onze butler was.’

   ‘Nee, meneer. Ik kwam hier eigenlijk voor iets anders. Voor twee dingen eigenlijk...’ Hij haalde diep adem en sloeg zijn blik neer.

   ‘Wat?’

   ‘Er is een explosie geweest in San Martin Texmelucan.’

   ‘De pijpleiding?’

   Hij knikte. ‘Ongeveer vijftig mensen dood. De Zetas hebben onze waarschuwingen alweer in de wind geslagen en ze zijn er nog steeds.’

   Las Zetas, een bende sicarios van het Gulf Cartel, waren ingehuurd om olie te stelen van Pemex, een aardolieonderneming die staatseigendom was en ook door de staat werd gerund. De president van Mexico had zich tot Rojas gewend voor advies en voor hulp, en hoewel Rojas ontkende dat hij rechtstreeks contact had met het kartel, had hij het geld geschonken dat nodig was om in de meest kwetsbare gebieden de lokale politie en de veiligheidsdienst van Pemex te versterken. Ondertussen had Rojas Castillo opdracht gegeven contact op te nemen met de Zetas en hen gewaarschuwd voor nieuwe aftappingen. Alleen al dit jaar hadden ze meer dan negenduizend vaten olie gestolen, genoeg om meer dan veertig tankwagens te vullen. Ze verkochten de brandstof via hun eigen benzinestations en transportmaatschappijen die ze voor hun witwaspraktijken hadden opgericht, en bovendien op de internationale zwarte markt. Veel van die olie kwam terecht in de Verenigde Staten. Soms vermengden ze de gestolen brandstof met legaal aangeschafte brandstof om extra winst te maken. Castillo had het er vaak over gehad om de Zetas-operatie over te nemen, zodat ze veel meer winst konden maken. Het was natuurlijk wel waar dat Rojas de regering met de ene hand geld gaf en het met de andere hand terug pikte, maar hij vond het kortzichtig en roekeloos om de financiële stabiliteit van de belangrijkste olieleverancier van het land in gevaar te brengen. Bovendien was de operatie veel te riskant en werd deze slecht geleid. Deze explosie sterkte hem zelfs in die mening.

   Rojas vloekte en dacht even na. ‘Bel je vriend. Zeg tegen hem dat als de Zetas niet ophouden met het aftappen van olie, wij de pijpleiding dan namens de regering komen bewaken.’

   ‘Zal ik doen,’ zei Castillo.

   ‘Oké, hoe zit het met de tunnel die we zijn kwijtgeraakt?’

   ‘We vullen het gat aan onze kant, ontkennen dat we wisten dat de toegang zich in het pakhuis bevond en hebben een van de onderaannemers de schuld in de schoenen geschoven. Ik ben al op zoek naar een nieuwe bouwkundige en naar een nieuwe locatie voor een tunnel, maar we hebben daar heel veel geld verloren. Ik hoop dat u begrijpt dat het vernietigen van de tunnel een goede beslissing is geweest.’

   ‘Natuurlijk, Fernando. Je hebt me nog nooit teleurgesteld.’

   Castillo grijnsde even. Daarna liep hij naar Rojas’ bureau en haalde een digitaal opnameapparaatje achter een van de ingelijste foto’s vandaan. ‘Ik kreeg de melding dat er een clandestien apparaat in uw kantoor zou zijn. Dat is de andere reden dat ik hier ben.’

   ‘Miguel?’

   Castillo knikte.

   Rojas vroeg zich af wat hij het beste kon doen en zei toen: ‘Wis alles maar en laat hem daar staan...’

   Met een hol gevoel in zijn maag verliet Rojas zijn kantoor en liep in zijn kamerjas naar de keuken waar in elk geval iets hem blij maakte: de zoete geur van huevos rancheros.

 

Sonia zat door het slaapkamerraam naar buiten te kijken. Miguel kwam achter haar staan en sloeg zijn armen om haar middel. ‘Wat ruik je lekker,’ zei hij.

   ‘Jij ook.’

   ‘Zullen we vandaag naar de waterval gaan?’

   ‘Weet ik nog niet.’

   ‘Dat heb je beloofd. En ik dacht aan dat resort en de spa waar je het over had, Misión del Sol. We kunnen een massage nemen en ik wil een pedicure. En we kunnen er blijven slapen en iets romantisch doen. Volgens mij zijn we daar wel aan toe.’

   Miguel voelde de spanning in zijn schouders, alsof iemand dikke leren riemen om hem heen sloeg en ze langzaam stevig aantrok, gaatje voor gaatje. ‘Ik voel me niet goed.’

   Ze maakte zich los uit zijn omarming om hem te kunnen aankijken. Ze keek naar zijn ogen, legde haar hand op zijn voorhoofd en keek hem pruilend aan, als een verdrietig klein meisje. ‘Geen koorts.’

   ‘Dat is het niet. Kijk eens.’ Hij haalde het apparaat uit zijn heupzak.

   ‘Een nieuwe telefoon?’

   ‘Nee, een digitaal opnameapparaat. Gisteravond heb ik hem in het kantoor van mijn vader verstopt. Ik heb hem net opgehaald. ’s Ochtends voert hij altijd heel veel telefoongesprekken. Weet je, dit heb ik al heel lang willen doen. Hij heeft tegen me gelogen toen we beneden in de kluis waren. Hij loog. Dat weet ik en hij wil niet dat ik het weet, omdat hij bang is voor wat ik van hem zal denken.’

   ‘Heb je hem al afgeluisterd?’

   ‘Nee. Ik ben bang.’

   Ze liep naar de deur van de slaapkamer en deed hem dicht. ‘Maak je maar geen zorgen. Wil je dat ik erbij ben?’

   ‘Ja.’

   Ze gingen op het bed zitten en hij haalde diep adem. Hij drukte op de playknop, maar ze hoorden niets.

   ‘Is hij kapot?’

   ‘Nee. Hij deed het. Dat weet ik zeker.’

   ‘Misschien heeft hij hem gevonden.’

   ‘Ja, en als er dan iets op stond, heeft hij het gewist, omdat hij niet wil dat ik dit te weten kom.’

   ‘Dat spijt me.’

   Miguels ademhaling versnelde. ‘Hij móét iets voor me verbergen.’

   Sonia vertrok haar gezicht. ‘Je vader is geen drugsdealer. Je vergeet steeds weer hoeveel hij voor Mexico heeft gedaan. Als hij zaken moet doen met de drugskartels − je weet wel, ze manipuleren, om hen heen laveren − dan zou je daar begrip voor moeten hebben.’

   ‘Ik denk niet dat hij de drugskartels manipuleert. Ik denk dat hij een drugskartel ís.’

   ‘Je luistert niet naar me. Mijn vader moet in zijn bedrijf ongeveer dezelfde dingen doen. Er zijn handelaren en producenten die hem altijd last bezorgen, wielrenners die doping gebruiken en worden betrapt, sponsorcontracten die mijn vader moet verbreken. Dat is de zakenwereld en je zou moeten accepteren dat je daar bepaalde dingen moet doen, omdat je ooit veel meer zult erven dan alleen je vaders geld. Je zult de betrokkenheid erven, en ik weet zeker dat je vader dát wil. Misschien probeert hij je te beschermen voor de smerige kant van de zaak, maar de zakenwereld van tegenwoordig is geen schone zaak. Echt niet.’

   ‘Je zit wel op de praatstoel vandaag.’

   ‘Alleen maar omdat ik me zorgen maak.’

   ‘Dat hoef je mij niet te vertellen.’

   ‘Stel eens dat je gelijk hebt. Stel dat je vader inderdaad een kartel is. En dat ze hem arresteren. Wat ga je dan doen?’

   ‘Zelfmoord plegen.’

   ‘Dat doe je niet, dat weet je best. Je zou ermee doorgaan, omdat je veel sterker bent dan je denkt.’

   Miguel pakte de digitale recorder, trok een la open en smeet hem erin. ‘Ik heb geen idee wat ik ben.’

   Ze rolde met haar ogen om zijn sombere opmerking, dacht even na en keek hem toen weer aan. ‘Volgende week begin je dus met je vakantiebaan bij Banorte. Dan denk je hier echt niet meer aan.’

   Hij zuchtte. ‘Ik weet het niet. Misschien niet.’

   ‘O, doe het maar gewoon. Dit najaar verhuizen we naar Californië en dan zal alles perfect zijn.’

   ‘Nu klinkt het bijna alsof je daar verdrietig om bent.’

   Ze perste haar lippen op elkaar. ‘Ik zal mijn familie erg missen.’

   Hij trok haar tegen zich aan. ‘We zullen hen zo vaak mogelijk opzoeken...’ Miguels telefoon trilde. ‘Dat is een sms uit de keuken. J.C. zegt dat de eieren koud worden. Heb je honger?’

   ‘Niet echt.’

   ‘Ik ook niet. Kom, laten we gaan. Dan nemen we onderweg wel koffie. Ik heb helemaal geen zin om mijn vader nu te zien.’

 

Gulfstream iii

   Onderweg naar Mexico City

 

Moore en Towers zaten in het tweemotorige vliegtuig en bekeken het pdf-bestand met de plattegrond van Rojas’ herenhuis in Cuernavaca. Het huis was bijna 270 vierkante meter groot, had twee verdiepingen en een garage, was volledig onderkelderd, leek vanbuiten op een kasteel uit de zestiende eeuw en was gebouwd op een heuveltop die uitkeek over de stad. De residentie was ooit het hoofdonderwerp geweest van een tijdschriftartikel, waarvoor Rojas’ overleden vrouw Sofia (wier naam griezelig veel leek op die van hun agent Sonia) de redacteuren een rondleiding had gegeven door het huis en de omringende tuinen. Zij had de plek La Casa de la Eterna Primavera genoemd.

   De Agency had het huis in de gaten gehouden met menselijke spotters omdat de hele omgeving vol zat met afluisterapparatuur. Towers en Moore hadden een gedetailleerd rapport ontvangen over het aantal bewakers van Rojas en hun positie, en verdere informatie over de elektronische beveiliging van het huis. Rojas bezat verschillende beveiligingsbedrijven in Mexico en de Verenigde Staten, zodat ze mochten aannemen dat hij zijn huis beveiligde met het beste wat voor geld te koop was: verborgen camera’s waarvan de software kon worden ‘getraind’ om alarm te slaan na elektronisch analyse van ‘interessante’ objecten, zoals het silhouet van een mens of dier, of iets anders wat je het systeem leerde ontdekken. Hij had ook bewegings- en geluidssensoren, lasers en sweepers binnens- en buitenshuis, en dit alles maakte deel uit van een virtuele verzameling detectieapparatuur die vanuit een beveiligde bunker in de kelder door een bewaker werd gemonitord. Bij het artikel stonden foto’s van Rojas’ collecties antieke meubels en boeken die volgens de schrijver zorgvuldig in kluizen waren opgeslagen. Moore concludeerde dat deze kluizen zich in de kelder bevonden.

   Towers had al een opvallend zonnedek ontdekt op de eerste verdieping op de noordwesthoek van het huis. Perfecte toegang tot de eerste verdieping. Op het beeldscherm van zijn iPad dubbelklikte hij op de plek en prikte er een blauwe punaise in.

   ‘Hiervandaan kan hij zomaar op de oprit komen,’ zei Moore en hij wees naar het beeldscherm. ‘Als hij in de problemen komt, kan hij via die helling in de garage komen en proberen door die stenen muur te rijden... en hier... Dat is de tweede garage. Daar heeft hij misschien wel een wagen klaarstaan.’

   Towers keek Moore aan en zei: ‘Als hij ontsnapt, moeten we allebei met pensioen gaan.’

   ‘Ik zeg het alleen maar.’

   ‘Zeg het maar niet. Dat gebeurt niet als ik erbij ben.’

   Moore vroeg glimlachend: ‘Zeg, je hebt me nooit verteld... hoe heb je eigenlijk toestemming gekregen om erbij te zijn?’

   ‘Dat heb ik niet. Ze denken dat ik nog in San Diego ben.’

   ‘Je maakt een grapje zeker...’

   Towers grijnsde. ‘Inderdaad. Ik heb een goede baas, en hij respecteert mijn werk. Ik heb nooit eerder zoveel mensen tijdens één operatie verloren, dus ik maak dit ook af. Slater heeft me ook gesteund. Hij wilde niet dat jij dit alleen moest doen. Ze lijken je te mogen.’

   ‘Dat verbaast me.’

   Towers trok een wenkbrauw op. ‘Mij ook. O ja, de lijst die Gomez ons heeft gegeven, is gecontroleerd. Hij heeft tien sleutelfiguren binnen de federale politie genoemd, plus de onderminister van Justitie. En zodra we klaar zijn met deze operatie ga ik me daarmee bezighouden. Het kan me niets schelen, ook al moeten we de hele politiemacht van Juárez arresteren. Ze gaan er allemaal aan.’

   ‘Helemaal mee eens, baas. In elk geval gaan we nu samenwerken met een paar keiharde lui. Die jongens van de fes zijn geweldig en ze gaan een feestje bouwen. Ik ben heel blij dat we ook zijn uitgenodigd.’

   Moore stelde zich natuurlijk bescheiden op, want Slater had niet alleen gebruikgemaakt van zijn eigen contacten, maar ook van Moores ervaring als Navy seal om de Fuerzas Especiales (fes) in te huren, een Special Operations Unit van de Mexicaanse marine die eind 2001 was opgericht. Moore beschouwde ze als de Mexicaanse versie van de Navy seal’s, en had niet lang nadat deze groep was opgericht zelfs vier weken samen met hen in Colorado getraind. Hun motto was eenvoudig: fuerza, espíritu, sabiduría: kracht, karakter, wijsheid. De groep van bijna vijfhonderd man was ontstaan vanuit het Marine Airborne Battalion uit de jaren negentig. Hun primaire taak was het uitvoeren van amfibische operaties, maar ze waren ook uitstekend getraind voor onafhankelijke, onconventionele oorlogvoering in de lucht, op zee en op het land met gebruikmaking van alle beschikbare middelen. Ze waren ervaren duikers en parachutisten, en goed getraind in verticale afdaling, gevechten in steden en sluipschieten. Zoals iedere goede marinecommando hadden ze een gezonde belangstelling voor alles wat boem zei. De groep was onderverdeeld in twee units, de Pacific-unit en de Gulf-unit, en had drieënvijftig weken lang een trainingsprogramma gevolgd dat alleen de sterkste mannen konden volhouden. Ze hadden een belangrijke rol gespeeld bij de oorlog van de Mexicaanse regering tegen drugssmokkelaars, dankzij hun goed geplande en bijzonder agressieve tactieken, technieken en procedures: de goede oude ttp’s, zoals Moore ze kende.

   Een van de opvallendste fes-operaties vond plaats op 16 juli 2008, toen ze opereerden vanaf de zuidwestkust van Oaxaca, Mexico. fes-teams daalden af vanuit een helikopter op het dek van een tien meter lange narco-onderzeeër. Ze arresteerden vier mannen en namen een kleine zes ton Colombiaanse cocaïne in beslag.

   In een vrij berucht kabeltelegram, gelekt door Amerikaanse diplomaten, werd het Mexicaanse leger beschreven als bekrompen, risicomijdend en veel te territoriaal ingesteld, omdat agency’s zoals de dea en de cia hadden geprobeerd met hen samen te werken om drugssmokkelaars aan te pakken, terwijl officieren van de Mexicaanse marine al jarenlang samenwerkten met hun Amerikaanse collega’s en hun vertrouwen hadden verdiend. De samenwerking tussen de Mexicaanse marine en de Amerikaanse agency’s was ongekend. De dea was natuurlijk altijd terughoudend geweest over samenwerking met welke Mexicaanse dienst dan ook na de inmiddels beroemde kidnapping van een van hun meest succesvolle agenten, Enrique Camarena, die in 1985 door corrupte politieagenten was ontvoerd, gemarteld en ten slotte op brute wijze vermoord.

   Moores contact met de fes was kapitein Omar Luis Soto. Dat was niet toevallig, want ze hadden elkaar in Coronado leren kennen. Soto was inmiddels eind dertig, had een gemakkelijke glimlach, brede schouders en een neus die hij zelf beschreef als ‘Maya-architectuur’. Hoewel zijn lichaam bijzonder intimiderend was, was hij door zijn scherpschutterskunst de opvallendste man uit de Mexicaanse groep. Toen hem werd gevraagd hoe het mogelijk was dat hij zoveel fatale schoten met zoveel verschillende wapens kon afvuren, glimlachte hij alleen maar en zei: ‘Ik hecht aan het leven.’ Moore had later gehoord dat Soto veel tijd op de schietbaan doorbracht, en dat al sinds zijn vroegste jeugd had gedaan.

   Moore vond het geweldig dat hij de man weer zag, ook al had hij liever gezien dat dit in andere omstandigheden gebeurde. Voor de goede orde, had Slater gezegd, de Verenigde Staten hadden niets te maken met de inval in de woning van Jorge Rojas. De fes zelf werd heel goed betaald om de hele operatie buiten de publiciteit te houden, zodat de Mexicaanse regering er niets van wist.

   Zoals Slater had gehoord en Moore had vermoed, kon Soto’s team niet wachten tot ze de inval konden uitvoeren. Bovendien vonden ze het geweldig dat ze konden samenwerken met twee slimme Amerikanen.

 

Campo Militar 1

   Mexico City, Mexico

 

Moore en Towers landden halverwege de middag in Mexico City. Daar huurden ze een auto en reden naar een legerkamp tussen Conscripto en Zapadores Avenue en de Belt Freeway. Het was de enige militaire basis met roze muren en een zwart gietijzeren hek die Moore ooit had gezien. Ze toonden hun identiteitsbewijzen aan de bewaker bij de poort, die een telefoontje pleegde, hun namen op een lijst opzocht en hun ten slotte toestemming gaf door te rijden. Ze kwamen bij een administratiegebouw van één verdieping, waar ze Soto en de rest van zijn team zouden ontmoeten. De vergaderkamer was uitgeleend aan de marine door de administrateurs van het legerkamp, en Soto had zich al van tevoren verontschuldigd voor het eenvoudige onderkomen.

   Een paar seconden nadat Moore hun auto op een parkeerplaats had gezet, gingen de dubbele deuren open en verscheen Soto, gekleed in een spijkerbroek en sweatshirt. Hij grijnsde en gaf Moore een stevige hand. ‘Goed je weer te zien, Max!’

   ‘Idem.’

   Nadat Moore Towers had voorgesteld, liepen ze snel achter Soto aan naar binnen. Via drie gangen die al heel lang geen bezem meer hadden gezien, stapten ze de vergaderzaal binnen. Aan een lange tafel zaten ongeveer twaalf mannen te wachten, die allemaal, net als Soto, burgerkleren droegen. Tot Moores verbazing bevond zich achter in de ruimte een projectiescherm waar ze hun computers en iPads konden inpluggen om beelden te laten zien. Ze hadden hier wel om gevraagd, maar niet zeker geweten of de fes dit kon regelen.

   Soto nam alle tijd om hen aan iedere agent voor te stellen; het waren stuk voor stuk doorgewinterde mariniers die lid waren geworden van de Special Forces. Twee van de mannen waren piloot. Nadat de introducties waren afgerond, maakte Towers zich klaar om aan de briefing te beginnen. Hij schraapte zijn keel en zei in het Spaans: ‘Goed dan, heren, wat we van plan zijn te gaan doen, zal de krantenkoppen halen. Jorge Rojas is niet alleen een van de rijkste mensen ter wereld, maar ook een van de belangrijkste leiders van een drugskartel. En vannacht gaan we hem uitschakelen en zijn kartel ontmantelen.’

   ‘Señor Towers, onze groep is eraan gewend geschiedenis te schrijven,’ zei Soto, terwijl hij met een gezonde dosis bewondering naar zijn team keek. ‘U kunt dus op ons rekenen.’

   Moore keek de kamer rond. De mannen hadden er zichtbaar zin in en toen hij dat zag, begon zijn hart ook sneller te kloppen.

   Hij dacht weer aan Khodai, Rana, Fitzpatrick, Vega en Ansara, en nam zich voor er deze nacht voor te zorgen dat geen van hen voor niets was gestorven.

   Towers verhief zijn stem. ‘Heren, we hebben plattegronden van Rojas’ herenhuis en die zullen we allemaal nauwkeurig bekijken, maar we moeten er ook van uitgaan dat niet alles hierop staat. Daarna gaan we de hele omgeving analyseren en de details van ons aanvalsplan bespreken. Ik wil nogmaals benadrukken dat deze operatie streng geheim is. We moeten er hoe dan ook voor zorgen dat de regering niet te weten komt dat deze operatie plaatsvindt.’

   Soto knikte. ‘Dat begrijpen we, señor Towers. Alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen...’

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml