18
De slapende hond
Casa de Nariño
Bogotá, Colombia
Het presidentieel paleis van Colombia was vernoemd naar Antonio Nariño, geboren in 1765 en een van de politieke en militaire leiders van de Colombiaanse onafhankelijkheidsbeweging. Hij had zijn eigen huis op diezelfde plek gebouwd: vier paar ronde zuilen vormden een prachtige zuilengang naar de entree van het paleis. Toen Rojas in de schaduwen van dit indrukwekkende kunstwerk liep, dacht hij dat het geweldig moest zijn om in een huis te wonen met zoveel traditie. Jeff Campbell liep achter hem aan.
President Tomas Rodriguez was er al en keek hen stralend aan. Hij had dik donkerbruin haar en droeg een zwart pak, een wit overhemd en een goudkleurige zijden das. Rojas had nog nooit een stof gezien die zo glad was en zo glansde, en hij nam zich voor de president ernaar te vragen.
Tijdens hun korte begroeting keek de president hen recht aan en gaf Rojas en Campbell een stevige hand, gevolgd door een abrazo en een stevige schouderklop voor Rojas. ‘Het is al veel te lang geleden, mijn vriend.’
‘Sorry dat we zo laat zijn,’ zei Rojas. ‘Maar na die toestand in Parijs heeft het ons bijna drie uur gekost om door de douane te komen.’
‘Ik begrijp waarom jullie laat zijn,’ zei Rodriguez. ‘Ik heb alles klaargezet in de bibliotheek. Ik zal vanavond niet voor tienen naar bed gaan, zodat we alle tijd hebben. Als het niet te koud is, kunnen we ook wel naar het observatorium gaan. Ik ben ervan overtuigd dat jullie me de oren van het hoofd zullen kletsen met de verslagen over jullie holdings, meer dan ik ooit had willen weten over petroleum, koffie en kolen... Ik kan jullie nu alvast vertellen dat we er veel beter voorstaan dan de vorige keer dat we elkaar hebben gesproken.’
‘Ja, dat is zo,’ zei Rojas opgewekt.
De president draaide zich om en liep voor hen uit naar binnen.
Campbell keek grijnzend naar Rojas. ‘Dit is ongelooflijk.’
‘Inderdaad,’ zei Rojas. Toen voegde hij er fluisterend aan toe: ‘En als we klaar zijn, heb je een overheidscontract, geloof me.’
‘Fantastisch,’ zei Campbell onder de indruk.
Ze liepen langs de grote hal waar fraaie ingelijste kunstwerken hingen, waaronder enkele schilderijen van Antonio Nariño zelf, maar er stonden ook eeuwenoude sierlijke meubels. Rojas liet allang niet meer blijken dat hij onder de indruk was van de geschiedenis en de rijkdom van dit gebouw, maar hij vond het leuk om te zien dat Campbell, terwijl ze door het paleis liepen, met grote ogen om zich heen keek.
Zijn telefoon trilde. Een sms van Fernando Castillo: ik ben nu hier met ballasteros. ik heb de usb-stick.
Rojas knikte inwendig. Ballasteros had een bijzonder zware tijd achter de rug en Rojas was blij dat ze nu in het land waren om zijn trouwe leverancier te helpen. Ballasteros’ vijanden zouden binnenkort de woede van het Juárez Cartel over zich heen krijgen.
Basiskamp farc
Ergens in het oerwoud
Vlak bij Bogotá, Colombia
Kolonel Julio Dios van de Revolutionary Armed Forces of Colombia (farc), de grootste en oudste rebellenbeweging van de beide Amerika’s, ging in zijn tent op zijn veldbed liggen. Hij was vandaag vijftig geworden en hij had de hele dag samen met zijn mannen gedronken en feestgevierd. Maar het woord ‘mannen’ was eigenlijk overdreven. Zijn leger bestond voornamelijk uit jongens, amper achttien, sommigen maar veertien of vijftien. Maar hij had ze goed getraind en ze waren bijzonder loyaal aan hem en aan zijn missie om de cocaïneproducenten geld af te persen om hun leger beter te kunnen bewapenen. Ze waren nog lang niet klaar voor een militaire coup tegen de regering van Colombia, maar Dios dacht dat de farc over een paar jaar wel in de aanval kon gaan en zou winnen. Dan zouden ze eindelijk de corrupte president en zijn onacceptabele regime ten val brengen. Maar voorlopig zouden ze hun kapitaal vergroten door de drugsproducenten zwaarder te belasten. Zijn relatie met één bepaalde producent, Juan Ramón Matta Ballasteros, was een ad-hocbondgenootschap tot wederzijds voordeel, omdat Ballasteros vaak cocaïne voor wapens ruilde. De farc waakte voor rechtstreekse betrokkenheid bij de feitelijke productie en het transport van de drugs, en hij leverde Ballasteros de extra security die hij nodig had zodat de lokale en federale politie hem met rust lieten. Maar terwijl Ballasteros zijn zaken uitbreidde, werden Dios en zijn kameraden fanatiek achtervolgd. Hierdoor nam het aantal rebellen af en leek het alsof hun lot afhing van de generositeit van Ballasteros en andere drugshandelaren. Daar moest verandering in komen, had Dios besloten en daarom had hij de drugshandelaar − wiens koppigheid binnenkort zijn dood zou betekenen − iets meer onder druk gezet.
Dios vouwde zijn handen onder zijn hoofd. Hij wilde van een lange en rustige nacht genieten.
Hij zag noch hoorde de man zijn tent binnenkomen; het enige wat hij voelde, was de hand op zijn mond en de felle pijnscheut in zijn borst. Toen hij in de duisternis eindelijk iets kon zien, zag hij een in het zwart geklede man met een bivakmuts op die alleen de ogen vrijliet, of had hij een lapje voor een van zijn ogen?
‘Ballasteros doet je de groeten. Je belazert ons niet. Nooit. Dat zullen je jongens weten... Ga naar God...’
De man stak hem nog een keer in de borst, weer een felle pijnscheut, en opeens had Dios geen controle meer over zijn armen en benen. Hij wilde hoesten. Kon niet. Hij wilde ademhalen. Kon niet. En toen...
Toen hij met bebloede handschoenen de tent verliet, dacht Fernando aan de andere mannen die op datzelfde moment werden vermoord, zes hoge farc-leiders die allemaal werden gedood en een briefje op hun borst geprikt kregen waarin werd ‘gevraagd’ om hernieuwde samenwerking en ‘geduld’.
Het Juárez Cartel had gesproken.
Herenhuis
Bogotá, Colombia
‘Jij moet ze leiden. Jullie zullen de jihad terugbrengen naar de Verenigde Staten, en je moet de contacten die je met de Mexicanen hebt gelegd gebruiken om dat te doen. Begrijp je dat?’
Dat was de opdracht van Mullah Abdul Samad en elke beslissing die hij nam werd genomen om die missie af te ronden. Hoe afschuwelijk hij het ook vond wat hij zou gaan doen, toch zou hij Mullah Omar Rahmani’s woorden niet vergeten.
Samad was alleen teruggereden in de zwarte Mercedes-limousine. Niazi en Talwar keken naar Spaanse soaps in het Charleston Hotel, waar Ballasteros suites voor hen had geregeld, voor alle zeventien strijders. Veertien van Samads vijftien strijders waren in de stad aangekomen en het was Allahs wil dat Niazi, Talwar en hij uit dat huis in het oerwoud waren ontsnapt na de aanval door de paramilitaire troepen van de farc. Tot nu toe was er maar één tegenvaller geweest: de dood van Amhad Leghari in Parijs. Dat Ballasteros de onderzeeër niet kon gebruiken om hen naar Mexico te brengen was iets wat opgelost kon worden, maar het belangrijkst was de grenspost naar de Verenigde Staten. Als Samad nu een deal met het Juárez Cartel kon sluiten, zou het lastigste deel van zijn opdracht geregeld zijn. Zo niet, dan zou hij andere plannen in werking moeten zetten en Rahmani had gezegd dat hij al contact had met ten minste één ander kartel. Hij was bang geweest dat Rojas het zou merken als hij contact met andere kartels opnam, en daarom zouden ze langzaam en heel subtiel te werk gaan.
De chauffeur van de limousine, een jonge man die niet ouder leek dan eenentwintig, reed over de brede bestrate oprit naar de entree van een spectaculair herenhuis in koloniale stijl. Het stond aan de voet van de bergen en had uitzicht over de hele stad. Dit was volgens Ballasteros maar een van de vakantiehuizen van zijn baas, en het pand was miljoenen waard. Samad, die een eenvoudig leven leidde en niet steenrijk was, walgde van de overdaad van dit alles, van de tientallen raampjes in de dakkapellen en de zes verschillende fonteinen op de ronde oprit tot de marmeren beelden die de indruk wekten dat hij naar een museum werd gebracht in plaats van naar een privéwoning. Ze stopten voor de dubbele walnotenhouten deuren met daarop handgesneden en vergulde bladpatronen. De chauffeur stapte uit en opende het portier, waarna Samad uitstapte. Zelfs zijn meest vertrouwde luitenants zouden hem niet herkennen als ze hem van een afstandje zouden zien: zijn baard en haren waren kortgeknipt en hij had een bijzonder westers pak gekocht en een leren attachékoffertje. In de ogen van een willekeurige Colombiaan was hij een succesvolle buitenlandse zakenman die de weekenden graag buitenshuis doorbracht, te zien aan zijn warrige baard en slanke lichaam.
Een ietwat gebogen man met een grijze snor en gekleed in het uniform van een butler deed de voordeur voor hem open en ging hem voor naar een terras aan de achterkant van het huis. Daar zat de man met wie Samad een afspraak had in zijn eentje aan een gietijzeren tafel de krant te lezen, La República Bogotá, met een glas jus d’orange onder handbereik.
‘Señor Rojas? Uw gast is gearriveerd,’ zei de butler in het Spaans.
De man liet de krant zakken en Samad zag een onthutsend jonge man, gezien zijn positie, maar Samad probeerde zijn verrassing niet te laten blijken. De man stond op, streek met zijn vingers door zijn dikke zwarte haar waar een beetje grijs doorheen schemerde en gaf Samad een stevige hand.
‘Buenos días. Alstublieft, neem plaats.’
‘Gracias,’ zei Samad, ervan uitgaande dat ze Spaans zouden praten. ‘Het is een hele eer u eindelijk te ontmoeten. Mullah Rahmani heeft veel goede dingen over u verteld.’
‘Nou, dat waardeer ik bijzonder. Uw ontbijt zal zo worden opgediend.’
‘Uitstekend.’
‘Señor Ballasteros heeft me verteld dat u vrij veel mensen bij u hebt.’
‘Dat is waar.’
Rojas vertrok zijn gezicht. ‘Dat baart me zorgen. En dat heb ik Mullah Rahmani al laten weten.’
‘Dan begrijpt u ons dilemma,’ zei Samad.
‘Ik ben bang van niet. Hij heeft me de reden van uw bezoek niet verteld, alleen dát u kwam en dat het bijzonder belangrijk was dat we een onderhoud hadden.’
‘Nou, voordat we daarover gaan praten, wil ik u ervan verzekeren dat de fouten die in Pakistan zijn gemaakt, niet herhaald zullen worden. De cia heeft ons heel erg onder druk gezet, maar we hebben iemand vanbinnen gerekruteerd. Hij heeft ons een paar namen gegeven en met zijn hulp zullen de transporten weer zoals gebruikelijk hervat worden.’
Rojas trok een wenkbrauw op. ‘Daar ben ik van overtuigd, want anders zal ik gedwongen zijn een andere leverancier te zoeken. Veel warlords in het noorden hebben zich al bij me gemeld. En zoals ik Rahmani heel duidelijk heb gemaakt, zijn wij het enige kartel waarmee jullie zaken zullen doen.’
‘Natuurlijk.’
‘Let op mijn woorden. Als ik hoor dat jullie niet gelukkig met ons zijn en jullie product bijvoorbeeld aan het Sinaloa Cartel of aan een van mijn andere concurrenten verkopen, zal dat ernstige gevolgen hebben.’
Hoewel Samad zijn afkeer van het feit dat hij werd bedreigd niet kon verhullen, bleef hij zich er goed van bewust dat hij dit huis niet levend zou verlaten als hij deze man kwaad maakte. ‘We begrijpen heel goed dat onze afspraak exclusief is. En we vinden het heel prettig om voor u te werken en dat u zoveel moeite doet om het bereik van ons product te vergroten; dat is een facet dat in het verleden door de kartels is verwaarloosd. We zijn u zelfs zo dankbaar voor uw hulp dat ik een paar cadeaus voor u heb.’
Samad zag dat Rojas naar zijn koffertje keek. ‘O nee,’ zei Samad grijnzend. ‘Daar zitten ze niet in. Ze zijn veel groter, zal ik maar zeggen.’
‘Ik denk dat ik wel weet wat u in gedachten hebt.’
‘Ja. Iets voor uw vijanden.’
Op dat moment werden bij Ballasteros’ huis in het oerwoud twee trucks volgeladen met geïmproviseerde explosieven (ied’s), gemaakt in Samads fabriek in Zahedan. De lading bestond niet alleen uit honderden bommen, maar ook uit tweeëntwintig kratten met Belgische FN 5.7-pistolen. Samad wist dat deze wapens geliefd waren bij de Mexicaanse drugskartels die de mata policía gebruikte tegen politieagenten die kogelvrije vesten droegen. De kogels uit dit pistool gingen daar vaak dwars doorheen en Samad dacht dat een dergelijk cadeau Rojas en zijn sicarios zeker zou bekoren.
Samad haalde een lijst uit zijn koffertje en liet hem aan Rojas zien die er met grote ogen naar keek.
‘Uitstekend.’
‘Ik zal ze vanmiddag laten afleveren.’
‘Niet hier. Ik zal zorgen dat Fernando u belt om hierover afspraken te maken. Maar ik neem aan dat u hier niet helemaal naartoe bent gekomen om wapens af te leveren of om uw excuses aan te bieden voor wat er in Pakistan is gebeurd?’
‘Nee.’
‘U wilt een gunst.’
Samad slaakte een diepe zucht. ‘Een van onze goede vrienden, een gerespecteerde imam, heeft longkanker gekregen en moet voor een gecompliceerde medische behandeling naar de Verenigde Staten. Hij reist met ons mee, samen met zijn twee zoons, twee neven en een groep helpers. Ik verzeker u dat hij geen terrorist is, maar een arme stervende man die de beste medische hulp nodig heeft die wij hem kunnen bieden. De universiteit in Houston heeft het allerbeste kankercentrum. We willen de imam daarnaartoe brengen. Maar daarvoor hebben we uw hulp nodig. Weet u, vanwege zijn religieuze overtuigingen en de twijfelachtige financiering vanuit Arabische landen staat zijn naam op de Amerikaanse terroristenlijst en bovendien op de internationale no-fly list. Als u ons zou helpen hem en zijn mensen naar Houston te krijgen, zouden we u ontzettend dankbaar zijn.’
Een andere bediende liep naar de tafel en zette voor Samad een dienblad neer met wat toast, jam, muesli en koffie. Hij baalde van deze interruptie, omdat hij Rojas’ reactie wilde zien.
Samad bedankte de vrouw en keek toen naar Rojas die naar zijn glas sap zat te kijken. Hij boog zich naar Samad toe en zei: ‘Ik kan u niet helpen.’
‘Maar señor, dit is een zaak van leven en dood.’
‘Inderdaad.’
Rojas schoof zijn stoel naar achteren, stond op, liep bij de tafel vandaan, kwam terug en krabde peinzend aan zijn kin. Toen hij eindelijk iets zei, was het met een veel lagere stem: ‘Kunt u zich voorstellen wat er zou gebeuren als uw mensen worden betrapt? Kunt u zich dat voorstellen?’
‘Maar we worden niet betrapt, omdat we ons op uw expertise zouden verlaten om de grens over te komen.’
Rojas schudde zijn hoofd. ‘De VS zijn een slapende hond. En zoals ze zeggen, moet je slapende honden niet wakker maken. Als we die hond wakker maken, zullen u en wij daar grote problemen mee krijgen. We zouden gearresteerd kunnen worden en onze zaken zouden ten onder gaan. Dit heb ik Rahmani al duidelijk gemaakt. U kunt ons niet gebruiken om uw jihad uit te vechten. U zult ons nooit kunnen gebruiken om veilig de VS binnen te komen. Ik zal nooit iets doen wat de vraag naar ons product in gevaar kan brengen, en zowel u als ik begrijpen dat de Amerikanen de grootste gebruikers van ons product zijn. U zult zonder onze hulp de grens moeten zien over te steken.’
‘Dat is veel te gevaarlijk. De Verenigde Staten stoppen al vele miljoenen meer in de bescherming van hun grens. De drones die zoveel problemen veroorzaken in Waziristan? Nu, daarmee vliegen ze nu ook al langs deze grens. U hebt geen idee hoe moeilijk het nu voor ons is, hoeveel moeite we moeten doen om hen te ontwijken. En dat allemaal terwijl de hond nog steeds ligt te slapen.’
Samad zag dat Rojas hem met een ondoorgrondelijke blik aankeek; hij zou de man nooit kunnen ompraten. Samad begreep dat het geen zin had hierop door te gaan. ‘Ik begrijp uw zorgen. Uw beslissing stelt me teleur, en we zullen de imam moeten vertellen dat we op zoek moeten naar een andere plek om te worden behandeld.’
‘Daar kan ik u wel mee helpen. Ik zal mijn kantoor een paar telefoontjes laten plegen en dan zoeken we een kankercentrum waar de imam een uitstekende behandeling zal kunnen krijgen.’
‘Heel erg bedankt, señor.’
Rojas verontschuldigde zich om een telefoontje te plegen en Samad begon aan zijn ontbijt. Toen de man terugkwam, nam hij een grote slok van zijn jus d’orange en zei toen: ‘Samad, ik maak me nog steeds grote zorgen over dit bezoek. Ik ben bang dat u en uw groep iets overhaast zouden kunnen doen. Ik zal Mullah Rahmani bellen en hem hetzelfde vertellen als ik u heb verteld: als jullie proberen de Verenigde Staten binnen te komen, betekent dat het einde van onze deal. Dan zal niemand in Mexico nog opium van jullie kopen. Niemand! Dan zal ik onze zaken opheffen. Sterker nog, als ik daarmee klaar ben, zal er op de hele wereld niemand meer zijn die nog iets van jullie koopt! Ik wil dat jullie hier heel goed over nadenken. Op dit moment hebben we een heel bijzondere relatie en het zou dom zijn die te ruïneren. Ik wil niet ongevoelig overkomen, maar dit zijn de feiten.’
‘Vertrouwen moet verdiend worden,’ zei Samad. ‘En ik heb uw vertrouwen nog niet verdiend. Maar dat zal gebeuren. Wacht maar af, maakt u zich hier dus alstublieft geen zorgen meer over.’
‘Goed. Oké, hebt u een vrouw? Kinderen?’
‘Nee.’
‘Het spijt me dat te horen, want het telefoontje dat ik net kreeg, was van mijn zoon. Hij is op vakantie met zijn vriendin en sinds kort geeft hij me het gevoel dat ik heel oud ben.’ Rojas grijnsde en nam nog een slok van zijn jus d’orange.
Toen Samad terug was in het Charleston Hotel deed hij verslag van zijn gesprek aan Talwar en Niazi. Ze keken even somber als hij toen hij uitgesproken was.
‘Ballasteros is trouw aan Rojas. Ik denk niet dat we hem kunnen omkopen. We kunnen onze plannen om met zijn hulp naar Mexico te reizen dus wel vergeten.’
Talwar zei: ‘Maar Mullah Rahmani heeft ons opdracht gegeven...’
‘Dat weet ik,’ zei Samad snel. ‘We gaan nog steeds naar Mexico, maar dat moeten we doen zonder dat Ballasteros of iemand anders die iets met het kartel te maken heeft weet wat we doen. Ik had echt gedacht dat Rojas ons zou willen helpen, maar ik heb me vergist.’
‘Je zei dat hij ermee dreigde om onze deal te beëindigen.’
‘Dat is zo, maar op de terugweg sprak ik met Rahmani en hij vertelde me dat hij zich niet meer druk maakt over Rojas of de Mexicanen. Er zullen altijd nieuwe kopers zijn. Als de Mexicanen ons niet met de jihad kunnen helpen, zullen we hen ook als vervangbaar beschouwen.’
Zijn luitenants knikten en toen zei Niazi: ‘Volgens mij hebben we een vriend die ons naar Costa Rica kan vliegen. Kun je je hem nog herinneren?’
Samad grijnsde. ‘Heel goed zelfs. Ja, ik kan me hem nog herinneren. Bel hem maar.’
Ze gingen naar de Verenigde Staten. En Rojas had gelijk gehad: ze moesten de hond laten slapen...
Zodat ze een mes in zijn hart konden steken.