3

Vruchtbare aarde

Nogales, Mexico

   Vlak bij de grens van Arizona

 

Dante Corrales vond het verschrikkelijk als hij niet thuis was in Juárez, vooral omdat hij dan zijn vrouw Maria miste. Hij dacht steeds weer aan het vorige weekend, aan de manier waarop ze haar benen hoog had opgetild en haar gelakte teennagels in de lucht had gestoken, aan de spinnende geluidjes die ze had gemaakt, aan haar vingers die ze in zijn rug had gedrukt, aan de manier waarop ze tegen hem praatte en aan de uitdrukking op haar gezicht. Ze hadden de liefde bedreven als een stel hongerige, gewelddadige beesten! Corrales werd licht in het hoofd toen hij daaraan terugdacht. Hij stond in de uitgebrande Pemex gasolinera en keek naar de mannen die de bananendozen uitlaadden, de brokken cocaïne eruit haalden en in hun rugzakken stopten. Tweeëntwintig runners (smokkelaars) stonden onder supervisie van Corrales en vijf andere sicarios. Hun groep stond bekend als Los Caballeros, De Heren, omdat ze altijd bijzonder goed gekleed waren en beschaafd spraken, zelfs als ze hoofden afhakten en corpse messages naar hun vijanden stuurden. Ze waren slimmer, moediger en absoluut gevaarlijker en doortrapter dan de moordteams van alle andere Mexicaanse drugskartels. En zoals Corrales graag gekscherend zei, waren ze dan alleen nog maar hun machismo aan het oppoetsen!

   Corrales wist dat een deel van de lading via Brewster County naar Texas was gegaan, en hij had net een telefoontje ontvangen van zijn eerste man, Juan, die hem had verteld dat ze problemen hadden. Zijn team was een unit van de Border Patrol tegengekomen en een van de jongens die Juan voor het smokkeltransport had ingehuurd, had het hoofd van een agent van de Border Patrol afgesneden.

   ‘Wát zei je, verdomme?’

   Corrales vloekte nog een paar keer, kalmeerde en herinnerde Juan eraan dat hij helemaal geen jongens van buitenaf had mógen inhuren. Juan zei dat hij geen keus had gehad, dat hij meer hulp nodig had gehad, omdat twee van zijn vaste krachten niet waren komen opdagen en waarschijnlijk dronken waren of high.

   ‘De volgende begrafenis die je bijwoont is je eigen.’ Corrales verbrak de verbinding, vloekte nog een keer, trok de kraag van zijn leren regenjas omhoog en plukte een paar pluisjes van zijn Armani-pantalon.

   Hij zou zich niet zo kwaad moeten maken. Het leven was immers goed. Hij was vierentwintig, een hooggeplaatste luitenant in een belangrijk drugskartel en hij had al veertien miljoen pesos verdiend, meer dan één miljoen Amerikaanse dollar. Dat was indrukwekkend voor een arme jongen uit Juárez, het enige kind van een kamermeisje en een onderhoudsman die allebei in een goedkoop motel werkten.

   Vanwege het uitgebrande tankstation en de stank van alle roet wilde Corrales snel vertrekken. De stank deed hem denken aan een andere nacht, de ergste nacht van zijn leven. Hij was toen zeventien en lid van een bende highschooljongens die zichzelf de Juárez 8 noemden. Ze trotseerden de sicarios van het Juárez Cartel en gingen in de tegenaanval nadat vrienden van hen waren bedreigd en gedwongen gerekruteerd. Te veel vrienden van Corrales waren al dood door hun betrokkenheid bij het kartel, en hij en zijn kameraden hadden besloten dat het genoeg was geweest.

   Op een middag hadden twee jongens Corrales achter een afvalcontainer in een hoek gedreven en hem gewaarschuwd dat als hij niet uit die bende stapte en zich bij Los Caballeros zou aansluiten, zijn ouders zouden worden vermoord. Dat hadden ze heel duidelijk gemaakt.

   Corrales zag de ogen van die vent nog altijd glashelder voor zich: in de donkere steeg gloeiden ze als brandende kooltjes. En hij kon de stem van die vent nog altijd horen: we zullen je ouders vermoorden.

   Natuurlijk had Corrales hun verteld dat ze moesten oprotten. En twee nachten later, toen hij na een avondje drinken thuiskwam, stond het motel in lichterlaaie. De lichamen van zijn ouders werden uit de puinhopen gehaald: beiden waren geboeid met tape en levend verbrand.

   Hij was helemaal doorgedraaid, had het pistool van een vriend gestolen en was op topsnelheid door de stad gereden, op zoek naar de klootzakken die zijn leven hadden geruïneerd. Hij had zijn auto tegen een hek gereden en had hem daar achtergelaten, daarna was hij naar een barretje gerend waar hij in het toilet in elkaar was gezakt. De politie had hem daarvandaan gehaald en naar familie gebracht.

   Nadat hij een tijdje bij zijn pleegmoeder had gewoond en zelf als conciërge had gewerkt terwijl hij ondertussen probeerde zijn highschool af te maken, besloot hij dat hij niet langer net zo wilde zwoegen als zijn ouders hadden gedaan. Dat kón hij gewoon niet.

   Hij had geen keus: hij zou lid worden van de bende die zijn ouders had vermoord. Dat besluit had hij niet zomaar en ook niet snel genomen, maar werken voor Los Caballeros was voor hem de enige manier om de sloppenwijken te ontvluchten. En omdat hij veel slimmer was dan de meeste misdadigers, en misschien ook wraakzuchtiger, bereikte hij snel een hoge positie en leerde veel meer van de zaken dan zijn bazen zich realiseerden. Hij had algauw door dat kennis macht is en daarom verzamelde hij zo veel mogelijk informatie over de zaken en de vijanden van het kartel.

   Toevallig waren de beide jongens die zijn ouders hadden gedood een paar weken voordat Corrales bij de bende kwam zelf vermoord. Ze waren gedood door een rivaliserend kartel omwille van hun wrede en domme gedrag. De andere Caballeros waren blij dat ze dood waren.

   Corrales rilde en keek even naar zijn team runners die allemaal een donkere trui met capuchon droegen en krom liepen door het gewicht van hun overvolle rugzakken. Hij liep voor hen uit naar een hoek achter in de nachtwinkel en tilde een grote plaat multiplex van de vloer waardoor de ingang van een tunnel zichtbaar werd. Het was een nauwe schacht waar een aluminium ladder in stond. Er welde een golf koude, muffe lucht naar boven.

   ‘Als jullie in het andere huis zijn,’ zei Corrales, ‘mag je niet naar buiten gaan tot je de auto’s ziet, en er mogen er steeds maar drie tegelijk gaan. Meer niet. De rest blijft in de slaapkamer. Als er problemen zijn, komen jullie terug via deze tunnel. Oké?’

   De mannen mompelden instemmend en gingen daarna naar beneden, een voor een, enkelen hadden een zaklamp bij zich. Dit was een van de kleinere, maar langere tunnels van het kartel: bijna honderd meter lang, een meter breed en iets minder dan twee meter hoog. Het plafond was verstevigd met dikke steunbalken. Doordat er in Mexico zoveel werkloze timmerlieden en bouwvakkers waren, was het belachelijk eenvoudig werkploegen te vinden die dit soort tunnels wilden aanleggen. Er stonden zelfs ploegen klaar om aan het volgende project te beginnen.

   Corrales’ mannen liepen dicht op elkaar en ineengedoken door de tunnel. Deze liep vlak onder een van de controleposten in Nogales, Arizona, en het was altijd mogelijk dat een groter voertuig, een bus bijvoorbeeld, een instorting veroorzaakte. Dat was al vaker gebeurd. Corrales had zelfs gehoord dat de verschillende kartels al meer dan twintig jaar tunnels in Nogales lieten aanleggen en dat de overheid er al honderden had ontdekt. Toch bleef men nieuwe doorgangen graven, waardoor Nogales de drug tunnel capital of the world werd genoemd. Maar de laatste jaren was het Juárez Cartel begonnen zijn tunneloperaties uit te breiden; het had nu bijna alle belangrijke tunnels in handen die toegang boden tot de Verenigde Staten. Ze huurden mannen in die goed werden betaald om de tunnels te beschermen en te voorkomen dat rivaliserende kartels ze gebruikten. Bovendien lieten ze de tunnels nog dieper aanleggen, zodat de grondpenetrerende radarsystemen ze niet konden ontdekken en/of agenten ze zouden aanzien voor een van de vele rioleringsbuizen tussen Nogales in Mexico en Nogales in Arizona.

   Toen hij in de deuropening achter zich geschreeuw hoorde, greep hij naar zijn mata policía in zijn schouderholster. Hij haalde het pistool tevoorschijn en liep naar de deur waar twee van zijn mannen, Pablo en Raul, een andere man naar binnen sleurden. De man bloedde uit zijn neus en mond, verzette zich hevig en spuugde opeens een golf bloed uit die Corrales’ Berluti-mocassins op een haar na miste. Corrales was ervan overtuigd dat die idioot geen idee had hoe duur zijn schoenen waren.

   Corrales vroeg fronsend: ‘Wie is dit verdomme?’

   Raul, de langste van de twee mannen, zei: ‘Ik denk dat we een spion hebben ontdekt. Volgens mij is hij een van Zuniga’s jongens.’

   Corrales slaakte een diepe zucht, streek met zijn vingers door zijn lange, donkere haar en drukte opeens de loop van zijn pistool tegen het voorhoofd van de man. ‘Volgde je ons? Werk je voor Zuniga?’

   De man likte langs zijn bebloede lippen. Corrales drukte het pistool nog harder tegen zijn voorhoofd en schreeuwde dat hij antwoord moest geven.

   ‘Fuck you!’ snauwde de man.

   Corrales liet zijn stem dalen en ging nog dichter bij de man staan. ‘Werk je voor de Sinaloa’s? Als je me de waarheid vertelt, laat ik je leven.’

   De man kreeg een afwezige blik in zijn ogen, hief zijn hoofd een beetje en zei: ‘Ja, ik werk voor Zuniga.’

   ‘Ben je alleen?’

   ‘Nee. Mijn vriend is nog in het hotel.’

   ‘Op de hoek?’

   ‘Ja.’

   ‘Oké. Bedankt.’

   Zonder ook maar een seconde te aarzelen schoot Corrales hem in zijn hoofd. Hij deed dat zo snel en zo achteloos dat zijn eigen mannen ervan schrokken. De spion viel voorover en Corrales’ mannen lieten hem op de grond vallen.

   Corrales gromde. ‘Stop deze klootzak in een zak en zet dit stuk afval maar bij onze ouwe vriend voor de deur. Stuur twee mannen naar het hotel en laat ze dat andere stuk tuig levend ophalen.’

   Hoofdschuddend keek Pablo naar de dode man. ‘Ik dacht dat je hem zou laten leven.’

   Corrales snoof, keek naar beneden en zag dat er een bloedvlek op een van zijn schoenen zat. Hij vloekte en liep terug naar de tunnel. Onderweg pakte hij zijn mobieltje en belde zijn mannetje in het huis aan de andere kant van de grens.

 

Omgeving Crystal Cave

   Sequoia National Park

   Californië

   Vier dagen later

 

Een vrachtwagen van U-Haul stopte voor de grote tent. Special agent Michael Ansara van de fbi zag dat er twee mannen uitstapten die gezelschap kregen van twee andere mannen die uit de tent waren gekomen. Een van hen, de langste, deed de achterklep van de truck van het slot en rolde de deur omhoog. Daarna gaven de mannen de dozen aan elkaar door, ze vormden een rij naar de ingang van de tent. Dit gebied was een bevoorradingscentrum voor de groepen verder noordwaarts. Dat de Mexicaanse drugskartels cocaïne de Verenigde Staten binnensmokkelden, was ongeveer even vermetel als de operatie die Ansara de afgelopen week had verkend.

   De kartels hadden uitgebreide marihuanakwekerijen opgezet in de rotsachtige heuvels en het achterland van het Sequoia National Park. Hoewel er veel wandelpaden doorheen liepen, waren er nog steeds grote gebieden verboden voor wandelaars en kampeerders. Omdat er maar weinig voetpatrouilles werden uitgevoerd, hadden de kartels enorme afgelegen gebieden tot hun beschikking die goed gecamoufleerd waren voor verkenningsvliegtuigen. Aan deze kant van de grens konden ze straffeloos hun eigen product kweken en snel naar hun klanten vervoeren, op hetzelfde moment als het geld naar Mexico werd getransporteerd. Ansara had zich hier meer dan eens over verbaasd, maar de kartels deden dat al jaren.

   Vermetel? Ja, verdomme. Zeker als je zoveel tijd in dat gebied had doorgebracht als Ansara. Hij had de uitgebreide veiligheidsmaatregelen al ontdekt, verdedigingslinies die begonnen in de gebieden die parallel liepen aan de hoofdpaden. Avonturiers die per ongeluk van het pad waren gedwaald, konden allerlei soorten en maten vallen tegenkomen, zoals twee meter diepe valkuilen bedekt met takken, bladeren en dennennaalden, waarin dikke planken met spijkers lagen. Het was de bedoeling deze nieuwsgierige aagjes te verwonden zodat ze teruggingen om medische hulp te zoeken. Verderop had Ansara struikeldraden gevonden waardoor argeloze wandelaars voorover op een verstopte plank vol spijkers vielen. Uiteraard waren dit wrede manieren om voorbijgangers te ‘ontmoedigen’, maar ze vormden slechts een onderdeel van een nog geraffineerder verdedigingsnetwerk verder naar binnen.

   Zijn huidige uitkijkpunt had hij alleen maar kunnen bereiken omdat hij een ervaren bergbeklimmer was. Hij was met lichte bepakking vertrokken, hij had heuvels beklommen met een steilte van meer dan achttien procent en behoorlijk rotsachtige kliffen, en hij had zeker een keer of zes een omweg moeten maken om niet te worden ontdekt. Losschietende stenen, laaghangende uitsteeksels en steile hellingen hadden hem soms de adem benomen.

   Ongeveer een uur ten noorden van de grote tent die hij nu observeerde, en twee uur lopen van de dichtstbijzijnde weg, lag wat Ansara de garden, de tuin, noemde. Afgeschermd door hoge suikerdennen stonden meer dan vijftigduizend marihuanaplanten, soms wel anderhalve meter hoog, in rechte rijen met bijna twee meter tussenruimte. Ze groeiden in de vruchtbare aarde op soms heel steil terrein. Veel van deze planten stonden tussen dik struikgewas en langs rivieren die de kartels voor irrigatie gebruikten. In het heuvellandschap waren leidingen ingegraven en rivieren afgedamd, en een uitgebreid druppelirrigatiesysteem zorgde ervoor dat de planten niet te veel water kregen. Het was een professionele operatie waarbij kosten noch moeite waren bespaard.

   Langs de akkers stonden groepjes tenten, waar boeren en bewakers woonden. Het meeste voedsel werd opgeslagen in grote zakken die aan boomtakken werden gehangen om ze te beschermen tegen de zwarte beren die dit gebied bewoonden. De akkers werden vierentwintig uur per dag bewaakt door minstens dertig man tegelijk. Voorraden werden aangevoerd door mensen die duidelijk niet op de hoogte waren van deze operatie, behalve dan dat er voedsel, water, kleding, kunstmest en andere noodzakelijke artikelen nodig waren. De geoogste planten werden ’s nachts door groepjes boeren het land uit gesmokkeld, beschermd door bewakers. De teams die overdag werkten, reden op dure mountainbikes en verplaatsten zich snel en stil door de meedogenloze dalen. Ansara nam aan dat veel van de arbeiders familieleden en vrienden waren van de kartels, mensen die ze konden vertrouwen. Elke hoofdingang en hoofduitgang van het park werd beschermd door rangers, en Ansara’s onderzoek had uitgewezen dat ten minste één nachtwaker was omgekocht zodat hij ongeveer elke tien dagen tussen middernacht en vijf uur ’s ochtends een voertuig doorliet.

   Ansara wist hoe marihuana werd gekweekt. Hij was opgegroeid in East Los Angeles, in een halfvrijstaand huis in Boyle Heights. De oudere broer van zijn moeder, Alejandro de La Cruz, woonde aan de andere kant. Door de week was zijn oom ‘tuinman van de sterren’ in het welvarende Bel Air. ’s Nachts en in het weekend kweekte en verkocht De La Cruz hasj aan diezelfde rijke klanten.

   En Ansara was zijn vertrouwde assistent.

   Toen hij tien was, kon Ansara delta-9-tetrahydrocannabinol (thc) niet alleen spellen, maar ook uitspreken. thc is de actieve werkzame stof in hasj die ervoor zorgt dat de gebruiker high wordt. Hij was uren bezig met het in de wacht slepen en prepareren van piepschuimen bekers. Hij maakte afvoergaatjes in de bodem, vulde ze met potaarde en stopte er een donkerbruin zaadje in, met het puntige uiteinde naar boven. Hij zette dertig of veertig bekers op een plaat die heel veel op zijn moeders bakblik leek, en daarna schakelde hij de verwarmingsdraden aan de onderkant van de lange werkbank aan voor onderwarmte.

   Hij leerde hoe hij de kiemplantjes moest verplanten, met heel veel aarde aan de wortelkluit, en hij leerde waarom het belangrijk was dat de ventilator vierentwintig uur per dag draaide. Hij bladerde de kranten door, vooral de bijlagen en folders, op zoek naar goedkope gloeilampen van zeshonderd watt en hogedruknatriumlampen.

   De nacht, of de donkere periode, van een marihuanaplant was even cruciaal voor de groei. Het was een hele klus om vierentwintiguurstimers te vinden. Gewone timers konden gemakkelijk doorbranden door de gloeilampen en zijn oom had hem geleerd dat dure relaisschakelaars noodzakelijk waren.

   Dat de planten bepaalde hoeveelheden daglicht en duisternis nodig hadden, creëerde twee veiligheidsproblemen. Ten eerste was het dichtplakken van de ramen om totale duisternis te creëren, riskant omdat het argwaan vanaf de straat wekte. Daar waren agenten van de narcoticabrigade speciaal naar op zoek. Continu bovengemiddeld elektriciteitsverbruik kon een alerte werknemer van het Californische energiebedrijf alarmeren die vervolgens dezelfde narcoticabrigade kon waarschuwen. Ten tweede kon een kwekerij behoorlijk vochtig worden. Openstaande ramen op vreemde tijden, onafhankelijk van eventuele neerslag of de buitentemperatuur, was dus ook riskant.

   Op zijn twaalfde kon Ansara de twaalf snelst werkende marihuanasoorten opnoemen, in afnemende volgorde van hun thc-gehalte, van White Widow tot Lowryder. En al die tijd rookte Ansara geen enkele keer zelf pot, net als zijn oom; deze zei dat ze zakenlieden waren die een belangrijk product produceerden. Als je koekjes verkoopt, zei hij tegen Ansara, eet je ook niet al je koekjes zelf op.

   Aan dat alles kwam abrupt een einde toen zijn moeder ontdekte waarom hij zoveel tijd bij oom Alejandro doorbracht; maandenlang had ze geen woord tegen haar broer gezegd.

   Dat Ansara voor de fbi was gaan werken en al verschillende marihuanaproducenten had gearresteerd, was behoorlijk tegenstrijdig. Nog tegenstrijdiger was wat hij op dit moment zag gebeuren. Slechts een handjevol agenten van de narcoticabrigade was belast met het toezicht op de tachtigduizend hectare nationaal bos van Californië en helaas hoorde Ansara daar niet bij. Hij was daar omdat hij jacht maakte op één bepaalde smokkelaar, ene Pablo Gutierrez, die in Calexico een andere fbi-agent had vermoord en die volgens Ansara directe banden had met het Juárez Cartel.

   Tijdens de jacht op deze man ontdekte Ansara het Oz van de Californische marihuanakwekerijen. Toch stonden hij en zijn collega’s niet te dringen om deze organisatie op te rollen, omdat ze hoopten dat ze met behulp hiervan meer informatie over de kartels konden vergaren. Iedereen begreep dat ze de luitenants en de bazen te pakken moesten krijgen. Als ze te snel ingrepen, zouden de kartels een paar kilometer verderop gewoon een nieuwe akker aanplanten.

   Nadat de bewaking langs de Amerikaans-Mexicaanse grens was verscherpt, breidden de kartels hun kwekerijen in de Verenigde Staten uit. Ansara had gesproken met een special agent van het Federal Bureau of Land Management. Deze had hem verteld dat park rangers nog maar acht maanden geleden elf ton marihuana per week in beslag namen. De man vroeg zich af hoeveel ze níét in beslag namen, hoeveel ze kweekten en hoeveel ze verkochten... Mexicaanse drugsbaronnen opereerden op Amerikaans grondgebied en er waren niet genoeg agenten om ze tegen te houden. Zoals de soldaten in Vietnam altijd zeiden: het is zoals het is...

   Ansara liet zijn verrekijker zakken en trok zich verder terug in de struiken. Hij dacht dat hij een van de laders twee keer zijn kant op zag kijken. Zijn hartslag versnelde. Even later keek hij weer door zijn kijker. De mannen waren weer aan het werk gegaan en hadden een paar dozen apart gezet waarvan de deksels waren weggehaald.

   Ansara zoomde in en zag dozen met tandenborstels en tandpasta, zeep, wegwerpscheermesjes, potjes aspirine en hoestdrank. In grotere dozen zaten tankjes propaangas, pakjes tortilla’s en blikken met onder andere tomaten en pens.

   In het bladerdak boven zijn hoofd fladderde een vogel. Ansara schrok ervan en hield zijn adem in. Weer liet hij zijn verrekijker zakken, wreef in zijn vermoeide ogen en hoorde in gedachten Lisa weer zeggen: ‘Ja, ik wist wel waar ik aan begon, maar je bent gewoon te vaak weg. Ik dacht dat ik dit kon. Ik dacht dat ik dit wilde. Maar dat is niet zo.’ En dus was alweer een blondine met lange benen, een rokerige stem en zachte handen aan Ansara’s greep ontsnapt. Maar zij was anders geweest, ze had hem bezworen dat ze er wel tegen kon dat hij weg was en had het eerste jaar heel erg haar best gedaan. Ze was schrijfster en hoogleraar politieke wetenschappen aan de asu (Arizona State University) en ze had tegen hem gezegd dat het goed was dat hij af en toe weg was, omdat ze tijd voor zichzelf nodig had. Op de avond toen ze vierden dat ze één jaar bij elkaar waren, had ze nog smoorverliefd geleken. Tijdens een feestje had ze hem vergeleken met acteurs als Jimmy Smits en Benjamin Bratt, en op haar Facebook-pagina had ze hem beschreven als ‘een lange, slanke, gladgeschoren Amerikaan van Spaanse afkomst met een verrukkelijke glimlach en een heldere, bescheiden blik’. Hij had dat nogal cool gevonden. Hij kon dat soort woorden niet gebruiken. Maar de liefde was niet bestand geweest tegen zijn afwezigheid; ze was immers nog geen dertig. Hij had het begrepen en haar laten gaan. Maar de laatste maanden was hij aan haar blijven denken. Hij dacht terug aan hun eerste date; hij had haar meegenomen naar een klein Mexicaans familierestaurant in Wickenburg, Arizona. Toen had hij haar verteld over zijn eigen tijd aan de asu en over zijn werk bij de Army Special Forces in Afghanistan. Hij had haar verteld dat hij het leger had verlaten en dat de fbi hem had gerekruteerd. Ze had gevraagd: ‘Waarom vertel je me dit allemaal?’

   ‘Dat weet ik niet. Word je er opgewonden van als je topgeheimen hoort?’

   Ze had met haar ogen gerold en gegiecheld. Hun gesprek was serieus geworden toen ze hem vragen had gesteld over de oorlog, over zijn gestorven kameraden, over dat hij van te veel vrienden afscheid had moeten nemen. Na het dessert had ze gezegd dat ze naar huis moest, wat betekende dat ze niet echt in hem geïnteresseerd was, maar dat hij zijn zus moest bedanken omdat ze hen met elkaar in contact had gebracht.

   Natuurlijk was hij haar achternagelopen, dat zou iedere vent van de Special Forces/fbi hebben gedaan. En uiteindelijk verleidde hij haar met bloemen en slechte gedichten op zelfgemaakte kaarten en nog meer dinertjes bij kaarslicht. Maar dat was allemaal naar de knoppen gegaan door zijn carrière, en daar begon hij van te balen. Hij had gedacht dat hij tevreden zou zijn met een kantoorbaan, maar hij werd al beroerd als hij zich alleen maar voorstelde dat hij in een hokje moest werken met een baas die hem achter de vodden zat.

   Het was veel leuker om hoog in de bergen te zitten met een verrekijker in de hand om een paar misdadigers in de gaten te houden. Ja, hij had het gevoel dat hij weer een klein jongetje was.

   De mannen waren klaar met uitladen, stapten weer in de truck en reden weg. Ansara zag hen wegrijden, waarna een paar andere mannen naar buiten kwamen en hun rugzakken vulden met spullen die ze uit de dozen haalden. Na een minuut of tien waren ze klaar en vertrokken in de richting van de garden. Ansara wachtte tot ze weg waren, draaide zich om en wilde zelf ook vertrekken.

   Als hij niet toevallig naar beneden had gekeken, was hij dood geweest.

   Want daar, rechts van hem, ontdekte hij een klein apparaatje met een laser eraan. Ansara zag meteen dat het een laser trip-wire was, een struikeldraad; de andere unit stond aan de andere kant van de open plek. Als hij de laserstraal onderbrak, zou er een stil alarm afgaan. Ansara keek nog eens beter, hief zijn verrekijker en ontdekte nog meer laser-units onder de bomen. Je zag ze als je wist waar je naar zocht, en de Mexicanen hadden zelfs bladeren en takjes tegen de zijkanten geplakt om ze nog beter te camoufleren. Rondom de hele tuin waren conventionele trip-wires en Claymore-mijnen geplaatst, maar dit was een nieuw gedeelte van het park voor Ansara, en deze detectieapparatuur had hij nog niet eerder gezien. Verdomme, als hij hier weer kwam, zou hij zelfs nóg voorzichtiger moeten zijn.

   Beneden hoorde hij geroep. Spaans. De woorden: op de berg, aan de oostelijke zijde. Hadden ze hem ontdekt?

   O, shit. Misschien was hij al door een van de laserstralen gelopen. Hij begon te rennen, terwijl de mannen beneden snel hun tent uit kwamen.

 

 

De ogen van de vijand
titlepage.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_000.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_002_split_001.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_003.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_004.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_005.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_006.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_007.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_008.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_009.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_010.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_011.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_012.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_013.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_014.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_015.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_016.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_017.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_018.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_019.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_020.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_021.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_022.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_023.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_024.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_025.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_026.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_027.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_028.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_029.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_030.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_031.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_032.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_033.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_034.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_035.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_036.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_037.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_038.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_039.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_040.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_041.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_042.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_043.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_044.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_045.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_046.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_047.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_048.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_049.xhtml
De_ogen_van_de_vijand-ebook_split_050.xhtml