87
De zon begon af te zwakken, werd bleker, zakte lager, dieper weg. Het spitsverkeer op weg naar huis vanuit Colchester zat muurvast, van de Colne Causeway helemaal tot in de Avenue of Remembrance, en verschillende radiozenders met spitsprogramma’s vormden de soundtrack op de lange reis naar huis. De andere wereld hield zich met zijn dagelijkse leven bezig, terwijl Phil op de King Edward Quay achter een verroest metalen hek stond te kijken naar de gewapende eenheid, die met getrokken wapens positie innam rondom de woonboot.
Wade gaf het teken. Het team ging snel en geruisloos naar voren. Phil merkte dat hij zijn adem inhield en probeerde normaal te blijven ademen.
Het ging allemaal heel soepel. Het ene team omsingelde de boot, gaf indien nodig rugdekking en ondersteuning, en het hoofdteam ging aan boord. Over de loopplank, het dek op, de trap af. Een stormram van testosteron, spieren en metaal beukte alles opzij. Schreeuwend, roepend, lawaai makend om het doelwit te verwarren, terwijl jaren van training hun te midden van die verwarring in staat stelden te werken met een klinische helderheid van geest en nauwkeurige timing.
Seconden. Langer duurde het niet.
Seconden.
Joe Wade kwam het dek weer op, keek naar Phil en schudde zijn hoofd. Phil rende naar hem toe en ging de boot op.
‘Weg,’ zei Wade, die zijn teleurstelling niet kon verbergen. ‘Maar hij heeft zijn gijzelaar achtergelaten.’
Phil liep meteen door naar het ruim.
Rose Martin werd ondersteund door een agent. Zijn pistool lag naast hem. Rose’ handen waren op haar rug gebonden en haar ogen waren groot van angst, pijn en shock. Phil hurkte bij haar neer.
‘Hoe voel je je?’
Ze staarde hem alleen maar aan, haar ogen schichtig en tollend van angst, alsof deze redding gewoon weer een wapen was in het arsenaal van pijn dat haar werd toegebracht.
‘Rose, ik ben het, Phil Brennan.’ Hij nam haar gezicht tussen zijn handen. ‘Rose...’
Ze kromp ineen onder zijn aanraking, maar hij liet haar niet los. Teder maar ferm. Uiteindelijk wist ze haar ogen scherp te stellen, naar hem te kijken. Geen woorden, maar beslist herkenning.
‘Ja, ik ben het. Je bent veilig.’ Hij glimlachte om dat te benadrukken. Ze knikte, geloofde hem.
‘Mooi. Er is een ambulance onderweg. We brengen je meteen naar het ziekenhuis. Je bent in orde. Alles is goed.’
Hij wendde zich tot de agent naast haar en wees naar de plastic boeien om haar polsen. ‘Kunnen we die dingen doorknippen?’
De agent pakte een mes en sneed ze door.
‘Geen standaarduitrusting, maar ik ben blij dat je het bij je had,’ zei Phil. Hij nam het over van de agent en hielp Rose overeind.
‘Alles goed?’
Ze knikte weer, wrijvend over haar polsen. ‘Hij... hij...’ Haar geest ging naar een andere plek, een onaangename plek. ‘Ik wilde hem tegenhouden, maar hij... o god...’
‘Laat dat maar even zitten,’ zei Phil, wensend dat hij alleen door het zeggen van die woorden alles beter kon maken, al wist hij dat het niet zo werkte.
‘Het spijt me... Het spijt me...’ Ze greep zijn vest vast, drukte zich tegen hem aan.
‘Maak je geen zorgen. Je bent veilig. Kom, we gaan hier weg.’
Hij zette haar in beweging, liep langzaam met haar naar de uitgang. Onderweg bekeek hij de wanden. Foto’s, knipsels uit tijdschriften, afbeeldingen van vrouwen met doorgekraste ogen. Mafkees, dacht hij, het soort technische term waarvan hij zeker wist dat Marina hem zou goedkeuren. Hij bekeek de afbeeldingen onder het lopen, terwijl hij Rose naar het trapje begeleidde.
Hij verstijfde. Een van die foto’s had hij eerder gezien.
En hij wist ook waar.
Hij liep wat sneller met haar door.
Hij moest ergens naartoe.
‘Inspecteur Brennan.’
Hij draaide zich om. De agent die Rose had bevrijd, stond aan de andere kant van de boot en keek omlaag. Hij had het deksel geopend van een oude houten kist, gebutst en vol krassen, en staarde erin.
‘Wat is er?’ vroeg Phil.
De agent keek op. ‘Ga hier weg, meneer.’ Toen wat luider en meer in het algemeen: ‘Meteen naar buiten. Iedereen van de boot af, nu. Lopen...’
Phil liet zich dat geen twee keer zeggen. Hij ging samen met Rose, die was geschrokken door de stem van de agent en was gaan huilen, zo snel mogelijk de trap op. Het dek op en de loopplank over. Hij bracht haar haastig weg. Achter hem zochten gewapende agenten snel dekking.
Phil wist nog net terug te komen naar het hek waar hij aan het begin van de operatie achter had gestaan. Hij had geen tijd om tot rust te komen, want een enorme, suizende vlaag hitte beukte hem op zijn buik tegen de grond.
Hij bleef hijgend liggen, met zijn ogen dicht. Hij durfde zich niet te bewegen, vroeg zich af of zijn benen gebroken waren, of hij nog haar op zijn hoofd had, of er nog vel op zijn rug zat of dat het eraf was gebrand door de ontploffing. Zijn oren piepten alsof hij in een tunnel zat waarin twee hogesnelheidstreinen elkaar passeerden.
Hij opende zijn ogen. Bewoog zijn benen. Ze deden het nog.
Hij duwde zichzelf op zijn ellebogen omhoog. Geen echte pijn in zijn rug.
Langzaam kwam hij overeind.
Phil was buiten het bereik van de ontploffing geweest en was betrekkelijk ongedeerd, op wat sneetjes, pijntjes en gruis dat in zijn wang gebed zat, na. Hij keek om zich heen. De waarschuwing was op tijd gekomen. Niemand was in de ontploffing meegesleurd. De boot braakte vettige zwarte rook uit, vlammen rezen op in de lucht. Op de Colne Causeway staarden de bewoners van de andere wereld ernaar vanuit hun auto’s. Mensen in de flats ertegenover kwamen naar de deuren, de ramen.
‘We hebben hier met spoed de brandweer nodig,’ riep Phil, en toen zocht hij naar Rose Martin. Ze lag op de grond, opgerold als een foetus. Ongedeerd.
‘Die smeerlap wachtte op ons,’ zei Wade, die naar Phil toe kwam. ‘Hij moet een tip hebben gehad. We krijgen hem nog wel.’
‘Zorg dat ze naar het ziekenkuis komt,’ zei Phil, die wegliep.
‘Waar ga je heen?’ vroeg Wade, overduidelijk niet blij met de papierwinkel die hij in zijn eentje zou moeten afhandelen.
‘Ik kom straks terug,’ zei Phil. ‘Ik moet even gaan praten met iemand die ons kan vertellen waar hij zit.’