38
‘O god...’
Hazel Mills, de vrouw die tegenover Anni zat, had haar hand voor haar mond geslagen in een gebaar van geschoktheid dat er karikaturaal zou hebben uitgezien als ze niet zo oprecht overstuur was geweest. ‘O god...’
Sprakeloos, dacht Anni, en toen voelde ze zich schuldig omdat ze aan iets grappigs had durven denken.
Ze was in de Gainsborough-vleugel, in het kantoor van het hoofd van de afdeling Logopedie van het Colchester General Hospital. Deze afdeling straalde net zo weinig sfeer uit als de rest van het gebouw, al waren hier pogingen gedaan om het kleurrijker en gezelliger te laten lijken. Terwijl Anni door de gangen werd geleid, had ze in de behandelruimtes tafels en stoelen in primaire kleuren gezien. In de hoeken stonden kratten die uitpuilden van veelgebruikt speelgoed opgestapeld. Aan de muren hingen posters met positieve boodschappen, in fonetisch en gewoon schrift met felgekleurde, dikke letters.
Het kantoor van Hazel Mills was net zo: groot, felgekleurd en opvallend. Maar de sfeer was op dat moment weinig positief. Anni had het hoofd van de afdeling zojuist verteld over Suzanne Perry en Zoe Herriot.
Anni had Rose Martin gesproken voordat ze van de plaats delict naar het ziekenhuis was gegaan. Ze had haar gevraagd naar haar gesprek met Mark Turner, om te kijken of hij misschien iets had gezegd wat licht kon werpen op de situatie. Iets waarmee ze verder konden. Rose had er weinig over losgelaten.
‘Ik denk niet dat hij het is,’ was het eerste wat Rose had gezegd.
Anni was verbaasd geweest over haar defensieve houding. ‘Dat vroeg ik niet. Het spijt me dat Phil jou heeft gestuurd. Ik had zelf moeten gaan.’
Rose had niets gezegd en alleen maar naar Anni gekeken alsof ze wachtte tot ze uitgepraat was. Ze knipperde nauwelijks met haar ogen.
‘Het was niet mijn besluit. Hij is de baas.’ Anni zuchtte. ‘Luister, misschien is het een troost voor je dat ik net stampij met hem heb gehad.’
Er verscheen een lichtje in Rose’ ogen.
Anni bespeurde een doorbraak. Ze glimlachte. ‘Hij is niet zo heel gemakkelijk in de omgang, dat weet ik.’ Phil was waarschijnlijk de beste baas die Anni ooit had gehad, als ze eerlijk was, maar als ze Rose Martin ermee aan haar kant kon krijgen, dan zou ze zeggen wat haar collega wilde horen.
Toen leek Rose eroverheen te stappen. Ze schudde haar hoofd en glimlachte flauwtjes. ‘We hadden gisteren een klein... meningsverschil.’
‘Op je eerste dag?’ Anni lachte. ‘Knap werk. Ik heb minstens een week gewacht.’
Rose lachte ook. Anni lachte mee. Meer uit opluchting dan ergens anders om, eigenlijk. Ze kende haar nog niet lang, maar nu al vond ze de rechercheur moeilijk in de omgang.
‘Dus het spijt me, ja? Verontschuldiging aanvaard?’
Rose knikte, en de glimlach bleef om haar lippen spelen.
‘Dus wat is er gisteravond gebeurd? Iets wat ik zou moeten weten?’
Rose haalde haar schouders op. ‘Hij is een beetje een rare. Typische student, dacht ik. Een saaie nerd. Er valt niet veel over hem te vertellen. Ik betwijfel of hij een serieuze kandidaat is.’
‘Waarom?’
‘Nou, ten eerste heeft hij een vriendin van wie hij zegt dat ze hem een alibi kan verschaffen voor de tijd dat Suzanne Perry vermoedt dat de indringer in haar flat was, en ten tweede...’ Ze liet haar stem wegsterven.
‘Ja?’
Rose glimlachte. ‘Hij ziet haar gewoon niet zo zitten.’
Anni lachte.
‘Echt. Ik moest hem aansporen om te vragen of het wel goed met haar ging. Zo te horen is hij verdergegaan met zijn leven. Geen groot verlies, ze kan wel wat beters vinden.’
‘Laten we hopen dat ze die kans krijgt.’
Rose kleurde. ‘Sorry. Ik bedoel...’
‘We kunnen nog wel een keer met hem gaan praten als jij denkt dat we dat moeten doen, maar om eerlijk te zijn...’ Ze haalde haar schouders op.
‘Geen prioriteit.’
‘Ik betwijfel het.’
Dus gewapend met dat en de hoop dat ze een nieuwe bondgenoot had gemaakt, was ze naar de afdeling Logopedie in het Colchester General gegaan.
Er waren nog meer agenten bezig verklaringen op te nemen van andere stafleden, maar Anni, die de hoogste in rang was, zou het gesprek met Hazel Mills voeren.
Ze was een kleine vrouw. Compact, zou Anni hebben gezegd. Achter in de veertig, met kort, grijzend haar, gekleed in een gestreept herenoverhemd en een linnen broek. Ze droeg weinig make-up, had heldere ogen en scherpe gelaatstrekken. Maar niet vandaag. Haar ogen waren groot en stonden vol tranen, en haar gezicht was uitgezakt.
‘Het spijt me,’ zei Anni. Ze haatte dit deel van haar werk. Als je de zorgvuldig opgebouwde wereld van gewone mensen zag instorten. Het deed haar altijd denken aan de stukken van Shakespeare die ze op school had bestudeerd. Macbeth. De dood van Banquo, het spook op het feest. Een herinnering aan het feit dat hoe mensen ook proberen te vergeten, hoe ze ook proberen door te gaan met hun normale leven, hun dromen te volgen, mee te gaan in hun hartstochten en hun wensen te laten uitkomen, het uiteindelijk allemaal niets uitmaakt. Want het kan je zo gemakkelijk worden afgenomen, zo willekeurig. En waar een collega of vriend of geliefde had moeten zijn, is nu alleen nog een leegte. Een pijn. Iets wat je aan het denken zet: Op een dag ben ik dat. Op een dag is er een wereld waar ik niet meer in voorkom.
Als dat nog niet was gebeurd bij Hazel Mills, als ze dat stadium nog niet helemaal had bereikt, dacht Anni, dan zou het snel komen.
‘Het spijt me,’ herhaalde Anni.
Hazel Mills knikte, hoorde haar amper. Ze reikte naar een doos tissues op de hoek van haar bureau en trok er een uit. Toen nog een. Wreef ermee in haar ogen. Hield ze er een hele tijd tegenaan.
Anni wachtte tot ze opkeek, en vervolgde toen: ‘Het is vrij snel gegaan,’ zei ze. ‘Bij Zoe. Ze heeft nauwelijks geleden.’
Hazel Mills knikte. ‘Weet... Hebt u het haar, haar vriend al verteld?’
‘Er is nu iemand bij hem.’
‘En, en... Suzanne?’
‘Dat weten we nog niet.’ Anni boog zich naar voren. ‘Natuurlijk doen we er alles aan om haar te vinden.’
Hazel Mills knikte weer. Anni wist niet zeker of de vrouw haar wel had gehoord. Ze keek haar aan, probeerde oogcontact te maken.
‘Maar we hebben hulp nodig. Vindt u het goed als ik u een paar vragen stel, mevrouw Mills?’
‘Ga uw gang.’ Ze snoot haar neus, knipperde de tranen uit haar ogen, haalde diep adem en ging stijf rechtop zitten, haar lichaam gespannen alsof ze zich voorbereidde om klappen af te weren.
Anni keek in haar aantekeningen. ‘Wist u dat Suzanne een stalker had?’
Hazel Mills leunde peinzend achterover in haar stoel. Anni kreeg de indruk dat ze een heel serieuze persoon was, ook al was ze nu overduidelijk niet op haar best. ‘Ik... ja.’
‘Heeft ze u dat verteld?’
‘Er... werd over gepraat, dus heb ik het haar op de man af gevraagd. En ze was eerlijk tegen me. Vertelde me dat het was gebeurd toen ze op de universiteit zat. Het was afgelopen. Lag achter haar.’ Ze zuchtte en Anni dacht dat ze op het punt stond weer te gaan huilen. ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘We hebben hier een kleine afdeling. We moeten allemaal samenwerken, met elkaar door één deur kunnen. Dat is een van de dingen waar ik op let als ik nieuw personeel aanneem. Ik schep graag een... stimulerende omgeving. De twee meisjes pasten daar heel goed in.’ Haar onderlip trilde. Ze beet erop. ‘Ik heb persoonlijke interesse in het welzijn van mijn personeel.’ Ze snufte en depte haar neus. ‘Sorry.’
Anni knikte en zei niets. Er viel niets te zeggen.
‘Dus dat stalkerprobleem dat Suzanne noemde,’ zei Anni, die de vragen op gang hield om Hazel Mills’ gedachten bezig te houden, ‘dat was allemaal al achter de rug tegen de tijd dat ze hier kwam werken.’
Hazel Mills knikte. ‘Ze was hier eigenlijk nog niet zo lang. Sinds vlak voor kerst. Ze was pas afgestudeerd.’
‘Weet ik. En ze had hier geen problemen?’
Hazel Mills schudde haar hoofd.
‘Heeft ze de naam Anthony Howe wel eens genoemd?’
Hazel Mills fronste haar voorhoofd. ‘Komt me niet bekend voor...’ Ze zuchtte opnieuw, bette haar ogen. ‘Dit is vreselijk. Vooral na wat er met die ergotherapeut is gebeurd. Alsof we hier vervloekt zijn...’
Anni’s hart sloeg een slag over. ‘Ergotherapeut?’
Hazel Mills knikte. ‘Julie.’
‘Julie Miller?’
Hazel Mills’ ogen werden groot. ‘Kent u haar? Weet u wat er met haar is gebeurd?’
‘Laten we nog even praten.’