6
Hij vond het heerlijk om zo dichtbij te zijn.
Het gaf hem een kick.
Niet dat hij niet van de voorbereidingen genoot, want dat deed hij ook. Het schaduwen, het bepalen van de strategie. De hofmakerij. De verwachting. Het was allemaal heerlijk, maar het stond in het teken van het eindresultaat. Dichtbij zijn. Dat was wat het echt voor hem deed. Een relatie hebben. De helft van een stel zijn. In het leven van iemand anders zijn. Dat was waar hij het meest van hield. Het was het fijnste, maakte al het andere de moeite waard.
En nu had hij haar gevonden. Zij was het.
Hij glimlachte in zichzelf.
Hij had zo lang naar haar gezocht. Overal. In de stad, op het platteland. Hier en... en daar. Wachtend tot hij haar stem zou horen, een teken zou krijgen, al die dingen waardoor hij wist dat zij het was.
Zijn door het lot voorbestemde geliefde.
Zijn Rani.
Nu had hij haar.
En dat maakte hem gelukkig.
Hij had een paar keer een valse start gemaakt. Er waren tijden geweest dat hij dacht haar te hebben, zeker wist dat hij haar had, maar dan was ze weer verdwenen en had alleen een omhulsel achtergelaten. Een omhulsel waar hij zich van moest ontdoen.
En hij was stom geweest, dol van verliefdheid. Maar deze keer was ze het echt. Hij wist het. Voelde het.
En daar was ze nu, zo dichtbij, slechts een paar meter verderop. Hij zou bijna zijn hand kunnen uitsteken en haar aanraken... zoals vannacht.
Maar dat zou hij niet doen. Niet zolang die politieagente er was.
Hij zou gewoon afwachten, geduldig zijn.
Hij ging liggen en strekte zich uit. Luisterde naar Rani’s stem die door de planken kwam.
Wachtend op een volgende kans om alleen te zijn met zijn geliefde.