85
Het circus was gearriveerd.
Het gewapende arrestatieteam had zich haastig verzameld in een leegstaand oud pakhuis aan het uiteinde van Haven Street, langs de King Edward Quay waar Ian Buchans boot lag afgemeerd.
Het deed Phil denken aan het soort verlaten, lege, vervallen plekken – een en al roestende metalen balken, verbrokkelde muren, met troep bezaaide vloeren en deels verwoeste daken – waarin hij zich voorstelde dat spionnen waren uitgewisseld tijdens de Koude Oorlog. Of het soort locatie waar producers van spionageseries hun schietpartijen aan het einde van de aflevering lieten plaatsvinden. Terwijl hij naar het gewapende team keek dat hun wapens controleerde, vergrendelde en laadde, hoopte hij dat dat maar fantasie was.
Hij weigerde een wapen te dragen. Had niet eens schiettraining gehad. Hij had een verschrikkelijke hekel aan vuurwapens, in wat voor vorm dan ook. Messen waren erger, dat wist hij, maar als hij een potentiële aanvaller niet kon ontwapenen met zijn verstand en sluwheid, of in het uiterste geval met zijn handen en knuppel, dan was hij niet echt effectief als politieman.
Hij had een hekel aan de gewapende eenheid. Een stel macho’s vond hij heel CO19 – de zogenaamde elitetroepen van de Londense politie, verantwoordelijk voor het trainen van alle gewapende agenten in het land. Fascistische cowboys die zich verstopten achter hun uniform terwijl ze daden begingen van amper gelegaliseerde schurkachtigheid. Hij was ook intelligent genoeg om te weten dat dat geen populair standpunt was voor een dienstdoende agent. Daarom sprak hij het liever niet uit, maar hield hij zijn mening meestal voor zich. Meestal. Maar hij gaf wel toe dat CO19 op bepaalde momenten nodig was, een noodzakelijk kwaad. En dit was zo’n gelegenheid.
Hij drukte het klittenband van zijn steekwerende vest dicht, trok het omlaag en controleerde of het stevig zat, maar niet zo strak dat het zijn bewegingsvrijheid belemmerde. Hij draaide zich om naar het team en zag een stel mannen met harde gezichten staan, in het soort mentale en emotionele toestand dat was voorbehouden aan sportmannen en kooivechters. Als ze superhelden waren geweest, dan zou agressie hun superkracht zijn en zou die als bliksem uit hun vingertoppen zijn gekomen.
Hun superieur, Joe Wade, sprak hen toe. ‘Zo,’ zei hij. ‘Dit is het doel.’ Hij gebaarde naar zijn laptop, die hij had neergezet op een klaptafel die speciaal was meegenomen. ‘Deze boot. King Edward Quay. Hier naar buiten en linksaf. Ongeveer tweehonderd meter verderop. Het doelwit bevindt zich op de boot. Hij is misschien gewapend. Hij is beslist gevaarlijk. Hij kan ook een gijzelaar hebben.’
‘Rechercheur Rose Martin,’ zei Phil. ‘Ze was bij hoofdinspecteur Fenwick toen hij werd neergestoken.’
Wade knikte, aanvaardde de onderbreking en ging door. Het team was goed opgeleid, goed georganiseerd. Terwijl Wade zijn team onderverdeelde in groepen, probeerde Phil zijn zenuwen in bedwang te houden. Anni had hem een beschrijving gegeven van de indeling, die hij weer had doorgegeven aan Wade. Hij zou de boot niet op gaan voordat Wades team de boel had veiliggesteld en Ian Buchan eruit had gehaald. En, hopelijk, Rose Martin. Dan pas, als het veilig was, zou Phil naar binnen gaan.
Wade was klaar met zijn praatje en keek Phil aan.
Phil knikte. ‘Goed,’ zei hij. ‘Ik wil alleen nog één keer benadrukken dat die kerel gevaarlijk is. Hij is een oud-soldaat die zijn opleiding mee naar huis heeft genomen. En hij heeft er de laatste tijd veel gebruik van gemaakt in de stad. Wees op je hoede. O, en nog één ding. Dit is ook een vermissingszaak. Hij moet ons vertellen waar de vermiste vrouwen zijn, dus vermoord hem alsjeblieft niet.’
Een paar mannen lachten, dachten dat hij een grapje maakte.
Dat deed hij niet.
‘Oké?’ zei Wade, die zijn helm opzette. ‘Dan gaan we.’