54
‘Zo, waar waren we?’
Phil ging weer tegenover Anthony Howe zitten. De hoogleraar zag eruit alsof hij op instorten stond. Hij had zijn tranen gedroogd, maar zijn gezicht leek tien jaar ouder geworden sinds Phil de kamer had verlaten. De foto’s van de plaatsen delict lagen nog voor Howe, precies waar Phil ze had neergelegd. Hij had ze niet eens aangeraakt.
‘Heb je goed gekeken?’ vroeg Phil. ‘Ben je tevreden met je werk? Want dat is niemand eigenlijk ooit echt, hè? Er is altijd wel iets wat je beter had kunnen doen. Iets wat op dat moment een goed idee leek, maar dat er niet meer zo goed uitziet als het eenmaal gedaan is.’ Hij boog zich over de tafel heen. ‘Is het bij jou ook zo, Anthony? Was hier iets,’ hij wees naar de foto van de vrouw op het lichtschip, ‘wat je misschien beter had kunnen doen? Hm?’ Hij ging weer achteroverzitten, met zijn armen gestrekt en zijn handen op tafel. ‘Wat zal het zijn? Vertel maar.’
Howes stem trilde en klonk klein. ‘Ik... Ik heb haar nog nooit gezien. Ik heb het niet gedaan... Ik heb dat niet gedaan...’
Tijdens de onderbreking van het verhoor was Phil naar de observatieruimte gegaan. Fenwick en Fiona Welch stonden nog te kijken en hadden zich allebei naar hem omgedraaid toen hij binnenkwam.
‘Zo gaat het goed,’ zei Fiona. ‘Blijf hem bewerken. Hij breekt wel, ik weet het zeker. Blijf hem gewoon bewerken.’
Fenwick keek enigszins bezorgd. ‘Kan ik je even op de gang spreken?’
Phil volgde zijn baas de gang op. Er hing dezelfde geur als in alle politiebureaus. Phil had vaak gedacht dat er ergens spuitbussen moesten bestaan, in dozen in een kast op het hoofdbureau. Eau de Bajes.
‘Gaat het wel?’ vroeg Fenwick.
‘Best.’ Phils ogen en gezicht verraadden niets.
‘Echt? Ik heb je daarbinnen gezien met de verdachte, en ik ben er niet zo zeker van.’
Phil zei niets. Fenwick ging door.
‘Je bent de beste verhoorder die we hebben, Phil. Dat weet je. Ik heb je die kamer wel eens in zien gaan, iemand zien bewerken en hem laten bekennen terwijl hij nog steeds dacht dat je zijn beste vriend was. Ik heb je boeven zien afbreken waar niemand anders toe kon doordringen. Maar daarnet...’
Phils nekharen kwamen omhoog. ‘Wat is daarmee?’
‘Je bent niet in vorm. Je pakt hem te hard aan. Waarom? Omdat zij het zegt?’
‘Nee. Omdat... omdat... omdat het mijn werk is...’
Fenwick schudde zijn hoofd. ‘Phil...’
‘Luister, Ben. Als hij schuldig is, slaat hij wel door. Zo niet, dan niet. Zo simpel is het.’
De uitdrukking op Fenwicks gezicht gaf aan dat hij snapte dat hij verder niets bij Phil zou bereiken. ‘Best. Doe het op je eigen manier.’
‘Zal ik doen.’
En Phil ging weer de verhoorkamer in.
‘Dus jij hebt het niet gedaan,’ zei Phil, kijkend naar Howes kruin, omdat hij met zijn hoofd op tafel lag.
Het hoofd bewoog langzaam heen en weer.
‘Maar je geeft wel toe dat je Suzanne hebt gestalkt.’
Hij knikte.
‘Mooi. Dat is vooruitgang. Nu komen we ergens.’
Howe keek op. ‘We hadden een relatie... Zij maakte het uit en... en... ik kon er niet tegen... Ik wilde haar zien, met haar praten... dat is alles, gewoon met haar praten, tegen haar zeggen dat ik... ik...’ Zijn stem stierf weer weg. Hij zuchtte. ‘Ze belde me gisteren, ja. Maar ik heb niet teruggebeld.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ze dan... tegen me zou schreeuwen...’
‘En daar hou je niet van?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Juist,’ zei Phil. ‘En hoe zit het met Julie Miller?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Adele Harrison?’
Nog een hoofdschudden, de ogen stijf dicht.
Phils stem werd luider. ‘Zoe Herriot. Waarom heb je haar vermoord? Stond ze in de weg? Was ze een belemmering om weer bij Suzanne te zijn? Is dat het? Zou zij ook tegen je hebben geschreeuwd?’
Geen reactie.
‘Is dat het?’
Howe begon weer te huilen.
Phil ging achteroverzitten en staarde naar hem. En er kroop een beetje twijfel in zijn hart. Een gedachte kwam bij hem op: Fenwick heeft gelijk. Ik weet niet wat ik doe.
Was Howe schuldig? Phil besefte dat hij het niet wist. En hij snapte niet waarom hij het niet wist. Hij had er bovenop moeten zitten, zoekend naar tekenen en ze interpreteren, zijn volgende stel vragen baseren op die interpretaties. In plaats daarvan was hij schreeuwend begonnen, had hij de man gebroken, maar wist hij nog steeds niet of Howe schuldig of onschuldig was.
Hij dacht weer aan Marina. Wenste dat ze bij hem was.
En dat was het. Hij wist het. De reden dat hij niet goed functioneerde. Hij stond op. ‘Verhoor beëindigd.’
Howe keek op en de hoop durfde te dansen rond zijn ooghoeken. ‘Zijn we klaar? Mag ik naar huis?’
Phil keek naar de gebroken man die over de tafel heen hing en wist niet wat hij moest antwoorden.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik ga je de ontvoering van Suzanne Perry ten laste leggen en we houden je vannacht hier. Morgen spreken we elkaar weer.’
Howe kromp ineen alsof hij was geslagen. ‘Nee... nee, dat kan niet... alstublieft...’
Phil gebaarde naar de agent in uniform bij de deur om het over te nemen en draaide zich om.
‘Alstublieft, u kunt niet... Ik kan niet in een cel, alstublieft...’ Phil zei niets.
‘Ik heb... Ik heb claustrofobie, alstublieft... alstublieft...’ En toen schreeuwde hij: ‘Ik ben bang...’
Phil verliet de kamer. Zijn handen trilden en hij voelde zich verward.
Hij moest een telefoontje plegen.