Schoentje
Zeker, ook in diverse buitenlanden vierden wij sinterklaas, maar daar bleef ons toch wel het een en ander bespaard: die touwklimmende robotpieten bij de Bijenkorf met hun luguber naar achter geknakte koppen als slachtoffers van een onthoofding; de verregende intocht van Sint, met in zijn kielzog voornamelijk bussen vol gvb-personeel; de hulpsinterklaasleugen (de kans dat men in Berlijn of Washington op één dag meerdere sinterklazen tegen het lijf loopt is te verwaarlozen) en ook dat veel te enge Sinterklaasjournaal, een soort 24 voor de allerkleinsten, waar babypieten, stoomboten en pepernoten telkens op het nippertje aan allerlei gruwelijk onheil ontsnappen, onder leiding van Dieuwertje Blok, wier kordaat appeltjesgezichtje na vele jaren trouwe dienst nu toch zo langzamerhand een wanhopig opgewekt Mies Bouwman-craquelé begint te vertonen.
Omdat het opknappen van onze nieuwe woning wat op zich laat wachten, zetten mijn kinderen tegenwoordig hun schoen voor een slordig gerafeld gat onder de schouw, wat eigenlijk een verbetering is voor alle betrokkenen, want bij onze haard in Amerika wilden die duur geïmporteerde chocoladeletters nog weleens smelten, en bovendien lagen mijn kinderen vaak wakker uit vrees dat het paard zijn hoefjes zou branden aan de gloeiende as.
Nu gaan ze na het zingen met een gerust hart slapen, waarna huisgenoot P. de obligate worteltjes uit de schoen opeet, met overlating van de achterste, groenige stompjes. Die drie afgeknaagde brokjes rangschikken wij zo paardachtig-slordig mogelijk rond de inmiddels gevulde schoenen. Eigenlijk slaat dat nergens op. Want wat doet een echt paard? Hij schrokt de hele wortel op, met groen en al. Of, wat waarschijnlijker is, hij laat die wortels walgend links liggen, want hij heeft er al zoveel op.
Maar goed, de werkelijkheid is nu eenmaal vaak minder overtuigend dan een goed gefingeerde leugen. De wereld wil bedrogen worden, zoals Petronius (Piet avant la lettre) al zei, dus gaat huisgenoot P. voort peentjes te kauwen, met flink wat wijn en kaas erbij, anders krijg je die kille rauwkost niet weg op de late avond.
Mijn twaalfjarige dochter etaleert al jaren een lacherig dedain jegens die hele schoenzetterij, maar zingt toch mee – gewoon, omdat ze van zingen houdt. En negenjarige Boelie heeft er nog steeds zo’n schik in dat hij van de week zelfs hardop overwoog ‘misschien toch maar weer te gaan geloven’.
Waarom ook niet? Alles is leuker als je erin gelooft en dat geldt al helemaal voor Sinterklaas. Dus staan ze daar twee keer per week saamhorig de fel uitonderhandelde liedjes in dat kille gat te brullen. Voor mijn jongste zoontje is dat telkens weer een heikel moment, want hij kent zijn teksten niet. Geen gard of bittre smart, geen wild geraas en kaatseballen in een net. Toen wij Nederland indertijd verlieten was hij nog te jong om een degelijke basiskennis te hebben opgebouwd en tijdens zijn jaren in Amerika zijn Rudolph the Red Nosed Reindeer en Frosty the Snowman bij hem zo krachtig in het kleine hoofd geramd dat er voor al die archaïsche Hollandse seizoensliederen geen plaats meer was. Dus verbastert hij in arren moede een en ander tot ‘makkie stakkie wilde haas’ of neuriet met beschaamd neergeslagen wimpers maar zo’n beetje mee terwijl zijn broer en zus eloquent staan te schallen. En omdat hij nog hevig in Sinterklaas gelooft en bang is dat zijn wanprestaties hem op bisschoppelijke repercussies komen te staan, besluit hij zijn manke versie van ‘Sinterklaas Kapoentje’ voor de zekerheid met een schuldbewust ‘Sor-ry, Sinterklaaaasje!’ Het helpt. Door de geringe afmetingen van zijn laarsje lijkt het lekkers zelfs meer dan bij zijn broer en zus, die beiden reeds op maat 40 rondklossen.
Maar hij blijft een beetje bang voor de goedheilig man. ‘Sinterklaas is al zo oud, misschien gaat die wel gauw dood,’ sprak hij gisteren op hoopvolle toon.
‘Ben je mal, jongen,’ antwoordde ik.
‘Het zou niet zo erg zijn,’ ging hij voort. ‘Dan kon jij gewoon die cadeautjes voor me kopen. Dat is eigenlijk handiger. Want jij weet precies wat ik hebben wil. En je hebt geld zat.’