Antwoord
Lang, lang geleden, in de jaren tachtig van de vorige eeuw, bestonden er geen mobiele telefoons, dus om gebeld te worden moest men thuis zijn. Thuis, dat was in mijn geval een lekkend kraakpand in de binnenstad, waar ik woonde met mijn broer en een telkens wisselend contingent vale zonderlingen. Omdat wij niets nuttigs uitvoerden en er bovendien nog geen internet bestond, verveelden wij ons geregeld dood.
Daarom waren we maar al te blij met een opwindende nieuwe vinding die in die dagen op de markt kwam: het antwoordapparaat. Dat was een machine ter grootte van een telefoonboek, met een cassettebandje erin. Mijn complete generatie vermaakte zich ermee op regenachtige namiddagen, door dat bandje zo origineel mogelijk in te spreken, want wie zich beperkte tot een droog ‘Dit is het antwoordapparaat van zus en zo, laat een boodschap achter na de piep’ was een saaie lul.
Dus verzonnen wij dagelijks nieuwe ongein, zoals: ‘Dit is het antwoordapparaat van de vereniging voor telepathie. We weten wie u bent en wat u wilt, dus hang alstublieft op na de piep’, of, nog flauwer, we belden een ‘sekslijn’, een in die dagen spraakmakend vertier: tegen geringe betaling kon je naar een bandopname luisteren van een vrouwenstem die, vaak vanuit een onmiskenbaar Haagse huig, sprak: ‘Haaai, ik ben Ansjeliek, ik heb een volle dd-cup en een heerlijk kontje en ik ben al best wel lekker nat.’ Of woorden van gelijke strekking. Zaak was Ansjeliek aldus in te zetten om het bandje van je antwoordapparaat vol te hijgen, de complete anderhalve minuut. Pas na het verlossende ‘Jaaa-aaah, ram je grote harde pik van achteren in mijn kletsnatte spleet, jaaa-aaah, ooooooo, harder, jaaa-aaah!’ kreeg de getergde beller dan de kans zijn boodschap in te spreken, wat natuurlijk fijn en terecht was als het iemand betrof die de meterstanden wilde komen aflezen of een vertegenwoordiger van de Stichting Artsen zonder Auto’s, maar uiteindelijk wel op de zenuwen begon te werken van vrienden die wilden praten over een stukgelopen liefdesrelatie, het overlijden van hun vader wilden melden of anderszins niet in de stemming waren voor kletsnatte spleten.
Gelukkig ligt het antwoordapparatentijdperk inmiddels ver achter ons. Iedereen heeft tegenwoordig een mobiele telefoon met voicemail, die nooit iemand meer inspreekt en ook nooit meer iemand afluistert. Probeer het maar eens.
Trouwens, ik heb niet eens meer een vaste telefoon. Tot voor kort nog wel. En daarmee is iets vreemds gebeurd: iets of iemand moet in mijn computer een functie geïnstalleerd hebben die jarenlang voicemailberichten in mijn computer heeft opgeslagen, om precies te zijn in iTunes. En daar zitten ze nog steeds, willekeurig tussen Bach, Talking Heads en Gnarls Barkley.
Mijn computer is draadloos aangesloten op een geluidsinstallatie van uitstekende kwaliteit. Dus als ik zondagochtend net lekker een stukje Scarlatti zit te luisteren, word ik opeens opgeschrikt door mijn moeder die opeens uit de boxen knalt: ‘Ja, met je moeder! Ben je daar?’ Of door Dikke Tonnie, alias ‘de dronken olifant’ – een vage kennis uit mijn Haagse jaren die steevast na haar achtste glas wijn haar t-shirt omhoog begon te sjorren om het aanwezige gezelschap haar tieten te laten zien – die krijst: ‘Ja, met mij! Waarom nemen jullie godverdomme die telefoon nooit op?’ Of door voormalig buurtgenoot Q. – die op een onvermoede plek een schattig kuiltje bezit, maar inmiddels alweer geruime tijd geleden naar een ver buitenland afreisde, met medeneming van dat kuiltje – die met zijn verleidelijkste stem vraagt of ik een kopje suiker te leen heb. Of door mijn broer, die zijn decoupeerzaag terug wil hebben. Of door de vroegere, vrolijke onderbuurvrouw die altijd zulke leuke klezmermuziek draaide dat ik er met mijn oor tegen de grond naar bleef liggen luisteren. Ze zegt iets over nieuwe parkeervergunningen, in de zalige onwetendheid van het feit dat ze een paar maanden later in diezelfde kamer morsdood opgebaard zou liggen op een grote, zoemende koelinstallatie.
Zo hoor ik vrijwel dagelijks nog nooit eerder beluisterde, inmiddels volstrekt obsoleet geworden boodschappen uit het verleden.
Nee, het was toch eigenlijk wel gezellig, zo’n antwoordapparaat.