Aardig
Dat was wel even schrikken, toen ik mij indertijd als verse import-Nederlander onder de Amerikanen begaf: die alomtegenwoordige vriendelijkheid van de plaatselijke bevolking. Op de dag van onze verhuizing stond er een picknickmand voor de deur, gevuld met een kan koffie, een pak melk, koekjes, suiker en, tot overmaat van attentie, een rol pleepapier – van de overbuurvrouw, die terecht had bedacht dat die spullen wel van pas zouden komen in een leeg huis.
Later op de dag bracht de buurvrouw rechts een ovenschotel en de buurvrouw links zelfgemaakte jam. De postbode kwam kennismaken en wenste ons een prettig verblijf toe. Bij mijn eerste bezoek aan de supermarkt om de hoek vroeg de caissière waar ik vandaan kwam, verklaarde dat Holland een mooi land was met al die tulpen en heette mij hartelijk welkom in Amerika.
Ik vond het allemaal heel eng, met mijn botte Hollandse kop. Waarom was iedereen zo aardig? Ze kenden me niet eens! En wat een belachelijke gewoonte om altijd maar aan elkaar te vragen hoe het gaat, want dat kon in werkelijkheid natuurlijk niemand wat schelen. Nog lang bleef ik bij elk vrolijk geschald ‘Hiii, Sylvia! How are you today?’ schichtig over mijn schouder kijken of daar soms een andere Sylvia stond, maar dat was helaas nooit zo: ik moest de vriendelijkheid noodgedwongen reciproceren, vele malen per dag, tot het in de loop van maanden en jaren een gewoonte werd.
Een prettige gewoonte, moet ik eerlijk zeggen. Want met vriendelijkheid en opgewektheid is het ongeveer net als met seks: als je er geen zin in hebt, maar je doet toch mee om niet de lulligste te zijn, dan wordt het uiteindelijk nog best leuk. Blijf je daarentegen koppig volharden dat je echt geen goesting hebt, dan komt het er nooit meer van. Use it or lose it, zoals de Amerikanen dat zo aardig zeggen.
Het Hollandse equivalent is: ‘Dan máák je maar zin.’ En daar komt de nieuwe campagne van sire (www.pasopaardig.nl) dan ook ongeveer op neer: ook als we zelf geen zin hebben om aardig te zijn, moeten we in ieder geval accepteren dat andere mensen dat wel zijn.
Op zich kan ik niet zo goed tegen de betutteling van die sire-campagnes, net als veel mede-Hollanders. Wij zijn een eigengereid, lomp en achterdochtig volk. bemoei je met je eigen zaken, zou er in het wapen van Nederland moeten staan in plaats van je maintiendrai. Of we zullen handhaven valt immers nog maar te bezien, maar die redeloze doodsangst voor mensen die ‘iets van je willen’ zit ons in de kleine zielen meegebakken.
Nogmaals: de sire-campagne ademt nogal een politiek correcte spruitjeslucht, met die verplichte hoofddoekjesmoslima en dat olijke dreadlocknegerjongetje. Het interactieve ‘wees aardig’-spelletje is bovendien infantiel, op het zwakbegaafde af. Op de klanken van een hevig laxerend reggaedeuntje kun je bijvoorbeeld een oud dametje allerlei kleine attenties laten uitdelen: een appel, een stroopwafel, een snoepje, een t-shirt (?) en een sigaret, aan achtereenvolgens voornoemd negertje, een frisse deeltijdvader, een baby, een besnorde vijftiger en een non-descripte hond. Die reageren stuk voor stuk blij verrast op vrijwel elke aangeboden snuisterij: alleen de hond wendt bij het geoffreerde t-shirt om ondoorgrondelijke redenen geschokt zijn hoofd af, en helemaal niemand wil de sigaret hebben. Dat laatste vind ik echt flauw van sire, maar de bedoeling is duidelijk: als iemand je een kleinigheid aanbiedt, is die in principe niet zonder meer van plan je daarvoor in ruil te verkrachten, te vermoorden of zelfs maar pootje te lichten.
Bij mijn volgende bezoek aan Nederland hoop ik dan ook reeds op Schiphol aangeklampt te worden door een uitbundig juichende menigte wildvreemden, beladen met fruit, zoetwaren, gebak en textiel. Ik zeg het maar vast, dan kunnen jullie daar rekening mee houden bij het boodschappen doen. Ook een auto, flatscreen-tv of diamanten zijn welkom, al trekt sire daarbij expliciet de grens. En trouwens: zelfs die sigaret wil ik best hebben. Wederzijdse goodwill, daar heb ik graag een beetje kanker voor over.