Rood
Het is verbazend hoe men zich in drie jaar toch gaat hechten aan een in alle opzichten vreemd land waarop men zo hartgrondig heeft zitten kankeren. Al even verbazend is de weerzin jegens terugkeer naar het eigen vaderland. Bij de gedachte aan fietsen door Amsterdam kan ik een gekweld kreunen niet onderdrukken. Dat vol hemelwater gezogen zadel alleen al, met een piepklein gaatje, waardoor men, ook na een opeenvolging van droge dagen, toch zelden zonder zeiknatte kont van de fiets stapt. Wie voortvarend genoeg is dat zompige spuitzadel met een beschermend plastic tasje te omwikkelen, ziet zich, als hij even een andere kant op kijkt, beroofd van dit nederig protectiemateriaal door iemand die het nog harder nodig had, waarschijnlijk; iemand die zich wat mij betreft verzekerd mag weten van een speciaal plekje in de hel.
Zo zijn er meer Hollandse zeden op vervoersgebied die na drie jaar afwezigheid enige inschikkelijkheid van de vers teruggekeerde expat behoeven. Ik denk bijvoorbeeld aan de manier waarop Nederlanders een zojuist gearriveerde trein in stappen: duwend, proppend en voordringend tegen de stroom uitstappers in, met de handen vol bekers gloeiend hete koffie en dampende stationssnacks, luidkeels banaliteiten brullend in hun telefoon met de blik op oneindig. Dat gaat in Amerika anders: ze hebben hier namelijk nauwelijks treinen (en ook geen fietsen trouwens), dus dat scheelt alvast enorm.
Dan het fenomeen ‘bumperkleven’, een typische Hollandse variant van snelwegwangedrag, even levensgevaarlijk als onbegrijpelijk. Wat schiet je ermee op? Of is het gewoon alleen maar om te pesten? Ook dat voortdurend van rijbaan wisselen zal wel even wennen zijn, na jaren rijden volgens het veilige systeem Keep your own lane. Wat betreft busvervoer: zowel hier als in Nederland gaan bussen nooit ergens naartoe waar ik wil zijn en nooit ergens vandaan waar ik weg wil, dus daarmee is de kous af. Aan trams bewaar ik voornamelijk de wanhopige herinnering dat ik er indertijd, met baby’s in kinderwagens, nauwelijks in kon komen en, eenmaal bij de gewenste halte gearriveerd, ook niet meer uit. Afgezien daarvan werd onderweg geregeld mijn portemonnee gerold.
Taxi’s zijn in Nederland onwaarschijnlijk duur en bovendien hebben veel chauffeurs in Amsterdam de begrijpelijke maar oncharmante gewoonte bij een ritje van het Centraal Station naar de Munt om te rijden via Osdorp. Ook schijnen ze je weleens in elkaar te slaan, maar daar heb ik zelf nog niet mee te maken gehad.
‘Nou, als ons vervoer je allemaal niet bevalt, dan ga je toch lekker lopen?’ zegt u nu korzelig. Zeker, lopen is prettig; het kost niets en zeker in de binnenstad zijn de afstanden er kort genoeg voor. Maar lopen in Amsterdam is wel levensgevaarlijk. Nederlanders, vooral in de Randstad, vooral te voet en op de fiets, hebben een andere opvatting van het begrip ‘stoplicht’ dan elders ter wereld gangbaar. Groen betekent ‘doorrijden of -lopen’, oranje is ‘extra hard doorrijden of -lopen’ en rood betekent ‘vluchtig links en rechts kijken en dan alsnog doorrijden of -lopen’. Dit bij voorkeur met z’n drieën op één fiets, etend, drinkend en ouwehoerend, liefst nog ter verhindering van enig zicht op de verkeerssituatie voorzien van een flapperende paraplu tegen de elementen.
Het is een wonder dat veel Nederlanders zo’n hoge leeftijd bereiken. Dat hebben ze waarschijnlijk te danken aan de Nederlandse binnenstadautomobilisten, die haarfijn aanvoelen dat ze op het nippertje gedoogd worden zolang ze het fiets- en voetvolk maar genadiglijk voorrang verlenen, ook onder de onredelijkste omstandigheden. In alle andere landen waar ik ooit geweest ben zien automobilisten het niet alleen als een recht, maar ook als een plicht om door-rood-lopers en zebrapadnegeerders snel en trefzeker dood te rijden. Als je ze maar jong genoeg te pakken hebt, krijgen ze ook de gelegenheid niet om zich voort te planten, is de gedachte daarachter, en inderdaad is de door-rood-loper dan ook vrijwel overal ter wereld uitgestorven. Behalve in Nederland dus.
En eigenlijk is dat een van de weinige typisch Nederlandse lichtpuntjes waar ik me echt op verheug: eindelijk weer eens lekker door rood lopen.