Boom
‘Ik begrijp niet hoe het nou toch weer zover heeft kunnen komen. Nee, jíj had dus een vakantie zullen boeken. Weet je nog: 26 december vorig jaar, toen ik in dat kleine, koude rotkeukentje al die vette borden met aangekoekte patrijzenvellen stond schoon te schrobben? Van diezelfde patrijs waarop ik dus de vorige avond tijdens dat ontzettend gezellige kerstdiner van jou een gloednieuwe kroon had gebroken omdat er een kogeltje in zat, omdat jij zo nodig echt wild moest eten. Alsof die patrijzen van tegenwoordig überhaupt nog iets met echt wild te maken hebben. Nee, die plukken ze zo uit hun hok en zetten ze tegen de muur, wist je dat niet eens? Je kunt nog beter een plofkip vreten, daar zit tenminste nog vlees aan.
En jij stond die gemene kleine scherfjes van de kerstballen met een pincet uit je voet te pulken, weet je nog? De etter droop uit je sokken, en we waren weer eens met je moeder gebrouilleerd én met mijn vader, en Richard belde huilend op dat hij ging scheiden, heus niet alleen omdat jij tussen de kaas en het ijs zo nodig in Daniëlle d’r kruis moest gaan zitten wroeten, waar de kinderen nota bene met hun neus bovenop zaten, heus niet alleen daarom, nee, maar geholpen heeft het ook niet.
Wacht even. zeg jongens, hoe vaak moet ik het nou nog zeggen? eerst de lichtjes en daarna pas de slingers! En toen zei je, ik hoor het je nog zeggen: “Dit is godverdomme echt de laatste keer geweest, volgend jaar zitten we met kerst op een tropisch eiland, kan me niet schelen wat het kost.” En nu is het dus 12 december. Weet jij welke leuke kerstvakantiebestemmingen er nog te boeken zijn op 12 december? Een lekkende stacaravan in Diemen, als je mazzel hebt.
zeg, die kransjes zijn om in de boom te hangen, niet om achter elkaar in je mond te proppen! Trouwens, kon je geen nog lelijker boom krijgen? Godallemachtig. Deze hadden ze nog over van vorig jaar, zo te zien. Moet je nou kijken: hij is van achteren helemaal kaal! Ja, dat valt nogal te verbergen, met die anderhalve kerstbal van ons. En dat gluiperige engeltje waarin de kat vorig jaar nog bijna gestikt is. Nou, ga jíj dan lekker op zaterdagmiddag de stad in, gezellig in de rij staan voor nieuwe kerstballen. Ga je gang. Geef die spuitbus met kunstsneeuw eens aan.
Wat is er, lieverdje? Welk gat in de ozonlaag? Zegt de juf dat? De ijsbeertjes gaan allemaal huilen omdat ze bijna uitgestorven zijn? Is dat mens nou helemaal gek geworden??? Zeg jij maar tegen de juf dat ze die ozonlaag in d’r... Bemoei je er niet mee, zeg. Moet jij nodig zeggen. Wie laat er hier nou ’s ochtends de auto een kwartier stationair draaien omdat het stuur anders zo koud is aan zijn handen? Omdat-ie zijn gloednieuwe, peperdure, net van Sinterklaas gekregen kalfslederen handschoenen met z’n dronken kop tussen het cadeaupapier in de vuilnisbak heeft geflikkerd? Mét dat prachtige gedicht waarin ik godverdomme drie uur lang m’n hele ziel en zaligheid heb gelegd!
Ach, jezus, nee hoor, lieverdje, dat was ik niet, dat was Sinterklaas natuurlijk. Mama is even een beetje in de war. Prachtig wordt de boom! Wat knap van jullie! Alleen kun je de érg kapotte ballen misschien beter een beetje verder naar achteren hangen. Weet je wat? Maak maar een paar nieuwe, van propjes zilverpapier. Op? Ja, er zal hier eens een keer niet wat op zijn. Nou, weet je wat, dan knippen we mooie ballen van karton, en dan mag jij die versieren met je viltstiften. Nou, je krijtjes dan. O. Nou, ga maar even bij de buren vragen of we hun krijtjes een uurtje mogen lenen. Echt waar? Zeg, hoor je dat? De buren zijn wél op vakantie. Drie weken naar Thailand. Stelletje patsers. Die lui lijken wel gek. Naar Thailand, nota bene! Daar is natuurlijk in de verste verte geen behoorlijke kerstboom te krijgen.’