Haar

Toen ik twaalf was ging ik voor het eerst van mijn leven naar de plaatselijke kapsalon te Overveen, waar een dienstdoend kauwgomkauwstertje mij zonder enig overleg een ‘Purdey-kapsel’ besloot aan te meten, een in de late jaren zeventig door de tv-serie De wrekers ten onrechte populair geworden haardracht die voornamelijk leek op een omgekeerde slakom. Wanhopig huilend kwam ik thuis. Zeker, mijn moeder had voorafgaand aan dit debacle geregeld mijn pony scheef geknipt, maar althans aan de achterkant mijn golvende, tamelijk lange haar ongemoeid gelaten. Na de onverschillige ingreep van dat enge salonmens bleef er echter niets anders over dan een steil Playmobil-kapsel met de kleur van stilstaand grondwater.

Sinds dat moment heb ik jarenlang geen voet in kapsalons gezet, en ik deed mijn haar voortaan zelf. Behalve een disfunctionele schaar kwam daaraan meestal ook een sterk blondeermiddel te pas, benevens een toupeerkam en een stuk Nivea-zeep, met welks schuim ik de hele boel in plukken rechtop zette, want haargel bestond toen nog niet.

Al spoedig viel mijn haar onder deze behandeling in grote vlokken uit. Gedurende de jaren tachtig besloot ik een en ander daarom verder maar met rust te laten, ook wat betreft wassen of kammen. Ik droeg de allengs sterk verviltende slierten in een stijve kwast boven op het hoofd, als een soort uit de prehistorie opgegraven ananas, bijeengehouden met een rafelig neonkleurig strikje. Wiske from hell.

Pas rond mijn vijfentwintigste vielen mij de schellen van de ogen. Het punktijdperk was onherroepelijk voorbij en ik wilde mooi, glanzend haar, net als de andere meisjes. Met die stoffige klitten en bevende knieën begaf ik me naar een als deskundig aangeprezen kapper. Die wou natuurlijk meteen ‘alles eraf’ knippen, want het haar was zijns inziens ‘hartstikke dood’. Ja, logisch, haar is altíjd dood en dat is maar goed ook, want anders zou het knippen verschrikkelijk pijn doen. Bovendien, kort haar voor vrouwen is net zoiets als een snor voor mannen: het staat maar bij een enkeling, en dat is nooit u of ik.

Ik bezwoer hem dus alleen de puntjes te verwijderen, waar hij mokkend in toestemde. Uit wraak splitste hij me een hele reeks peperdure ‘verzorgingsproducten’ in de maag, want ook dat doet elke kapper altijd: misprijzend in je haar graaien, smalend informeren wie je de vorige keer zo heeft mishandeld en welk merk conditioner je in godsnaam gebruikt, waarna hij je laat beloven dat je je voortaan uitsluitend nog aan hem toevertrouwt, met zíjn wondermiddeltjes.

Nu zou ik daartoe nog best bereid zijn, maar ik verhuis nogal vaak, en ik kan toch moeilijk elke paar maanden naar die ene beroepshomo in Berlijn afreizen die ooit, jaren geleden, eens echt mooie highlights in mijn haar maakte? Maar naar de kapper moet ik toch, want anders ligt die ananas weer op de loer. Dus ga ik, als het echt niet langer wachten kan, op goed geluk.

Grappig genoeg zijn kappers vrijwel overal van buitenlandse afkomst. In New York bezocht ik laatst een Franse kapper, in Amsterdam word ik door een Brits meisje geknipt, uit Londen herinner ik me een aalgladde Pakistaan en hier in Washington vervoeg ik me meestal bij een autoritaire Israëlische kettingroker. Hoe dan ook, die kappers aller landen hebben uiteenlopende opvattingen van ‘één centimeter eraf met wat highlights en lowlights’. De ene keer kom ik met een platgeföhnd zebrapad op kaaklengte thuis, dan weer met een rossig Rod Stewart-matje (door de Duitsers inventief een VoKuHiLa genoemd: vorne-kurz-hinten-lang) en soms ook gewoon met mijn eigen vertrouwde uitgebleekte graspol. Laatst dacht ik slim te zijn, en bracht mijn twaalfjarig dochtertje mee, want zij heeft van nature glanzende, lange, goudblonde lokken. ‘Zó wil ik het hebben,’ zei ik, hoopvol wijzend. Maar de knipnicht ter plaatse sprak meewarig: ‘Dat wordt niks meer op uw leeftijd’, waarna hij geroutineerd de schaar greep. Mijn dochter keek toe met een gelaatsuitdrukking die gevaarlijk overhelde naar leedvermaak.

Ik denk dat ik haar voor straf maar een Purdey-kapsel ga knippen.

Veel gezelliger dan bij u thuis
x97890295799021.xhtml
x97890295799022.xhtml
x97890295799023.xhtml
x97890295799024.xhtml
x97890295799025.xhtml
x97890295799026.xhtml
x97890295799027.xhtml
x97890295799028.xhtml
x97890295799029.xhtml
x978902957990210.xhtml
x978902957990211.xhtml
x978902957990212.xhtml
x978902957990213.xhtml
x978902957990214.xhtml
x978902957990215.xhtml
x978902957990216.xhtml
x978902957990217.xhtml
x978902957990218.xhtml
x978902957990219.xhtml
x978902957990220.xhtml
x978902957990221.xhtml
x978902957990222.xhtml
x978902957990223.xhtml
x978902957990224.xhtml
x978902957990225.xhtml
x978902957990226.xhtml
x978902957990227.xhtml
x978902957990228.xhtml
x978902957990229.xhtml
x978902957990230.xhtml
x978902957990231.xhtml
x978902957990232.xhtml
x978902957990233.xhtml
x978902957990234.xhtml
x978902957990235.xhtml
x978902957990236.xhtml
x978902957990237.xhtml
x978902957990238.xhtml
x978902957990239.xhtml
x978902957990240.xhtml
x978902957990241.xhtml
x978902957990242.xhtml
x978902957990243.xhtml
x978902957990244.xhtml
x978902957990245.xhtml
x978902957990246.xhtml
x978902957990247.xhtml
x978902957990248.xhtml
x978902957990249.xhtml
x978902957990250.xhtml
x978902957990251.xhtml
x978902957990252.xhtml
x978902957990253.xhtml
x978902957990254.xhtml
x978902957990255.xhtml
x978902957990256.xhtml
x978902957990257.xhtml
x978902957990258.xhtml
x978902957990259.xhtml
x978902957990260.xhtml
x978902957990261.xhtml
x978902957990262.xhtml
x978902957990263.xhtml
x978902957990264.xhtml
x978902957990265.xhtml
x978902957990266.xhtml
x978902957990267.xhtml
x978902957990268.xhtml
x978902957990269.xhtml
x978902957990270.xhtml
x978902957990271.xhtml
x978902957990272.xhtml