Lieve Lola
Ja, ook in Nederland krijg je folders waarin je aangespoord wordt ergens lid van te worden omdat je dan een auto, vakantie op het eiland Kos of anders in elk geval een vergulde balpen met het logo van een boekenclub erop kunt winnen. Ooit heeft een marketingslimmerik bedacht dat zulke folders in overredingskracht toenemen als je de geadresseerde persoonlijk toespreekt: ‘Beste mevrouw Wittermans! Kijk gauw of u gewonnen hebt!’ En dan daaronder een verlokkend zilvergrijs vlakje dat ik nooit laten kan open te krassen, al heb ik al een auto en een balpen, ben ik al eens op Kos geweest en ben ik vast van plan daar nooit meer een voet te zetten.
Amerikanen hebben deze vorm van reclame tot in de puntjes geperfectioneerd. Ik krijg brieven die er griezelig echt handgeschreven uitzien, waarin ik bij mijn voornaam word genoemd en de afzender gebruikmaakt van de laagste afpersingstechnieken: ‘Lieve Sylvia, jij wilt toch niet dat de plaatselijke vrijwillige brandweer met kerst onvoldoende financiële middelen heeft om onschuldige kinderen uit de hel van een brandende woning te redden?’ Of: ‘Lieve Sylvia Agnes Godefrida [zo heet ik, maar hoe weten ze dat?], nog veel dank voor de tien dollar die je vorig jaar december zo goedhartig was te doneren aan de stichting Orthodontistische Hulp voor Kansarme Knaagdieren. Je hebt levens gered! Maar helaas, ons doel, gezonde feestdagen voor elk dier, is nog niet bereikt. Zonder jouw milde gift sterft dit zeehondje [plaatje van huilend zeehondje] nog vóór kerstavond aan ontstoken tandvlees, onder gruwelijke pijnen.’
Soms trap ik er bijna in. Er kwam een uiterst officieel ogende envelop van een bank, met de opdruk: urgent. onmiddellijk openen. Eruit kwam een ook alweer keurig ogende brief, waarin stond dat ik het krediet van mijn creditcard overschreden had. Daarop was een gele Post-it geplakt, met in slordig handschrift de mededeling: ‘Sylvia, bel even 301-312-8968 voor een persoonlijke afspraak!’ Ik wilde de telefoon al grijpen, toen ik zag dat die brief helemaal niet van mijn eigen bank kwam, en dat de Post-it gewoon drukwerk was. De schoften.
Ik krijg het toch al zo op mijn zenuwen van al die Amerikanen die je bij elke zin met je voornaam aanspreken. ‘Hi, Sylvia! How was your weekend, Sylvia? I wish you a safe and happy holiday, Sylvia!’ Daarbij kijken ze je doordringend aan, ook nog. En dat zijn dan mensen die ik net een half uur ken. Zelf kan ik alleen de namen van mijn directe familie en zeer goede vrienden onthouden, en voor ik mensen doordringend ga aankijken moeten ze toch minstens een jaar of tien in mijn huis wonen én me zojuist hebben voorgelogen over een stiekem leeggevreten zak marshmallows. Maar Amerikanen zien het als een teken van beleefdheid en betrokkenheid, geloof ik, en ik moet toegeven: het werkt, want je krijgt wel degelijk het gevoel dat iedereen sterk in je doen en laten geïnteresseerd is.
Doodeng. Maar het ergst is nog: ze trekken de grens niet bij intermenselijk contact. Zo viel er gisteren een brief in de bus die persoonlijk aan mijn kat was gericht. Ik verzin dit niet. ‘Lieve Lola!’ was de aanhef. ‘Het is weer tijd voor je jaarlijkse inenting tegen infectueuze peritonitis! Vraag vandaag nog iemand uit de familie Witteman om een afspraak te maken! Wees niet verlegen, Lola: je kunt ook gewoon even langskomen in onze kliniek! En vertel je Pet Parents dan meteen over ons Optimum Wellness Plan, dat jouw leven met vele jaren kan verlengen!’
Toegegeven: veel katten kunnen redelijk lezen, vaak wel op het niveau van een achtjarig kind. Maar Lola is helaas een achterlijke, dikke pluisbal met het geestelijk leven van een courgette. Dus heb ik haar de brief voorgelezen, langzaam en duidelijk articulerend, terwijl ze mij met haar domme groene knikkers aanstaarde. Zodra het woord ‘inenting’ viel lichtte ze haar hielen en verdween de herfstige tuin in. Sindsdien heb ik niets meer van haar vernomen.