28

Elizabeth kreeg een telefoontje van Stuart, de man die ze bij Lindsay thuis had ontmoet. Ze was verrast van hem te horen, maar het trof haar niet onaangenaam. Hij vroeg of ze met hem uit eten wilde gaan, en ze zei ja. Ze voelde zich altijd een tikje schuldig als ze met andere mannen uitging. Dat gevoel verdween nooit, al redeneerde ze altijd hoe ‘ontrouw’ Robert was tegenover haar; toch liet ze zich daardoor niet weerhouden.

Ze gingen naar een Chinees restaurant waarvan Stuart beweerde dat de keuken authentieker was dan je gewoonlijk in Engeland aantrof. Hij had een jaar in Hongkong gewerkt en had daar wat Chinees geleerd. Hij bestelde een stuk of zes gerechten en zei een paar woorden in het Mandarijn, en de kelner verstond hem en maakte daar een hele show van. Elizabeth luisterde belangstellend naar zijn verhalen over elk gerecht. Het smaakte allemaal even lijmerig als de dingen die ze kende van de afhaal-chinezen in Paddington, maar Stuart hield bij hoog en bij laag vol dat het authentieker was. Ze had eigenlijk liever wijn willen drinken dan thee.

Hij vroeg of ze zin had om na het eten mee te gaan naar zijn flat. Die was in St fohn’s Wood, niet ver van het restaurant. Elizabeth voelde zich geïntrigeerd en wilde wel eens zien hoe hij woonde. Haar ogen gleden snel over de planken vloeren, de smaakvolle tapijten, de volle boekenplanken. Er hingen maar drie schilderijen aan de lichtgrijze wanden, maar die waren allemaal even elegant en gepast-ergens tussen kunst en ornament.

Terwijl zij haar koffie dronk, liep hij naar de vleugel, waar hij een lamp met een rode kap aanknipte.

“Speel je wat voor me?” vroeg ze.

“Ik heb het al zo lang niet meer gedaan.”

Hij liet zich bidden, maar ten slotte wreef hij in zijn handen en ging hij op de kruk zitten.

Hij speelde een stuk dat Elizabeth vaag kende; het had een ijle melodie die op niet meer dan twee, drie noten gebaseerd was. De manier waarop hij speelde, heel voorzichtig, maar subtiel, was echter ontroerend goed.

Nog terwijl ze zat te luisteren voelde Elizabeth dat die kleine melodie haar zou bijblijven.

“Ravel,” zei hij toen het uit was. “Prachtig, vind je niet?” Hij vertelde haar over Ravel en Satie, die hij vergeleek met Gershwin. Elizabeth had die componisten als heel verschillend beschouwd, en ze was onder de indruk van zijn woorden.

Het was middernacht toen ze ten slotte een taxi belde. Ze liep tevreden naar beneden, en neuriede de melodie die hij had gespeeld. Op weg naar huis kreeg ze verraderlijke gedachten over Robert. Ze zei altijd tegen hem dat hij haar ongelukkig maakte door Jane niet te verlaten,- ze beloofde hem dat hij met haar gelukkiger zou zijn. Voorzover ze wist was ze hartstochtelijk oprecht in alles wat ze zei. Maar terwijl de taxi Edgware Road overstak, moest ze toegeven dat het heel misschien mogelijk was dat ze expres gekozen had voor iemand die ze niet kon krijgen, namelijk omdat hij geen bedreiging vormde voor haar onafhankelijkheid.

Deel 4

Frankrijk 1917