1
Pendergast sloot zijn ogen tegen het donker. Geleidelijk verscheen het schaakbord, dat vorm aannam vanuit een vage nevel. De ivoren en ebbenhouten schaakstukken, glanzend van jarenlang gebruik, stonden rustig te wachten tot het spel begon. De kilte van de vochtige steen, de ruwe greep van de boeien, de pijn in zijn ribben, Nora's angstige stem, af en toe een kreet in de verte, dat alles viel een voor een weg totdat alleen een allesomhullende duisternis over was, met het schaakbord dat rustig in een lichtkring stond. Maar Pendergast bleef wachten, diep ademend, terwijl zijn hartslag vertraagde. Eindelijk stak hij zijn hand uit, raakte een koel schaakstuk aan en zette een pion twee vakken naar voren. Zwart deed een tegenzet. Het spel begon, langzaam eerst, maar steeds sneller en sneller totdat de stukken over het bord vlogen. Schaakmat. Een tweede spel, en een derde, alle met hetzelfde resultaat. En toen kwam de duisternis, nog plotseling de echte duisternis. Toen hij eindelijk zo ver was, opende Pendergast zijn ogen weer. Hij stond in de brede gang op de verdieping van het Maison de la Rochenoire, het grote oude huis in Dauphine Street in New Orleans, waar hij was opgegroeid. Oorspronkelijk was het een klooster geweest, opgericht door een obscure sekte binnen de carmelitessenorde, maar in de achttiende eeuw was het enorme bouwsel aangekocht door een van Pendergasts voorvaderen en verbouwd tot een excentriek labyrint van gewelfde kamers en schaduwrijke gangen. Hoewel het Maison de la Rochenoire tijdens een opstand in brand was gestoken, kort nadat Pendergast naar kostschool in Engeland gestuurd was, keerde hij er nog zeer regelmatig naar terug. In zijn hoofd was het bouwwerk meer dan een huis geworden. Het was een paleis van herinneringen geworden, een magazijn vol kennis en overgeleverde verhalen, de plek voor zijn diepste, zwaarste meditaties. Al zijn eigen ervaringen en waarnemingen en de vele, vele familiegeheimen van de Pendergasts huisden daar. Alleen hier, veilig in de schoot van het barokke bouwsel, kon hij mediteren zonder angst voor onderbreking.
En hij had heel wat om over te mediteren. Dit was een van de weinige keren in zijn leven dat hij in een missie gefaald had. Als er een oplossing bestond voor dit probleem, moest die ergens tussen deze muren liggen ergens in zijn eigen geest. Als hij op zoek wilde naardie oplossing, zou hij fysiek op zoek moeten in zijn paleis vol herinneringen.
In gedachten verzonken slenterde hij door de brede gang met zijn vloerbedekking en zijn roze-marmeren wanden die op regelmatige afstanden werden onderbroken door marmeren nissen. In elke nis stond een schitterend, in leer gebonden miniaturenboek. Enkele daarvan waren al voor de verbouwing aanwezig geweest. Andere waren zuivere hersenspinsels: kronieken van het verleden, feiten, cijfers, chemische formules, complexe mathematische of metafysische bewijsvoeringen en dat alles als fysieke geheugenobjecten door Pendergast in het huis opgeslagen voor gebruik op een onbekend tijdstip in de toekomst.
Nu stond hij voor de zware, eiken deur van zijn eigen kamer. Normaal gesproken zou hij de deur van het slot doen en binnen een tijdje rondhangen, omringd door de bekende voorwerpen, de geruststellende iconografie van zijn jeugd. Maar vandaag liep hij verder en bleef hij alleen heel even staan om met zijn vingers zachtjes over de koperen deurkruk te strijken.
Hij had tegen Nora gezegd dat hij bij deze zaak geen kans had gezien de juiste intellectuele afstand te bewaren, en dat was onmiskenbaar waar. Dit had hem, en haar en tot zijn vreselijke verdriet, Patrick O'Shaughnessy in de huidige ellende gebracht. Wat hij niet tegen Nora had gezegd, was de diepe schok bij het zien van het gezicht van de dode man. Dat was, naar hij nu wist, Enoch Leng of, beter gezegd, zijn eigen oud-oudoom, Antoine Leng Pendergast. Want oud-oudoom Antoine was erin geslaagd zijn jeugddroom van een langere levensduur te verwezenlijken.
De laatste leden van de eeuwenoude Pendergast-familie, althans diegenen die nog compos mentis waren, waren ervan uitgegaan dat Antoine jaren geleden gestorven was, waarschijnlijk in New York, waar hij rond het midden van de negentiende eeuw was verdwenen. Een groot deel van het Pendergast-vermogen was samen met hem verdwenen, tot groot verdriet van zijn gezamenlijke nakomelingen. Maar een aantal jaren tevoren, toen hij aan het werk was aan de zaak van de metromoorden, had Pendergast dankzij Wren, zijn bibliotheekkennis, toevallig een paar oude krantenartikelen ontdekt. In die artikelen werd een plotselinge vloed van verdwijningen gemeld: verdwijningen die kort volgden op de datum waarop Antoine in New York aangekomen moest zijn. Er was een lijk gevonden dat in de East River dreef met tekenen van een diabolisch soort chirurgische ingreep. Het was een straatkind, en de misdaad was nooit opgelost. Maar er waren een paar akelige details die Pendergast hetvermoeden gaven dat dit Antoines werk moest zijn, en die hem het gevoel bezorgden dat Antoine bezig was met het verwezenlijken van zijn jeugddroom van onsterfelijkheid. Toen hij latere kranten doorlas, brachten die nog eens vijf, zes soortgelijke misdaden aan het licht, waarvan de laatste had plaatsgevonden in 1935. De vraag, besefte Pendergast, was nu: was Leng in zijn voornemen geslaagd? Of was hij in 1935 overleden?
De dood leek het meest voor de hand liggende antwoord. Toch was Pendergast daar niet gerust op geweest. Antoine Leng Pendergast was een werkelijk allesomvattend genie geweest en dat dan gecombineerd met een allesomvattende waanzin. Pendergast had dus gewacht. Als laatste van zijn familie vond hij het zijn verantwoordelijkheid om de wacht te houden voor het onwaarschijnlijke geval dat er op een dag bewijzen zouden opduiken dat zijn voorvader nog leefde. Toen hij hoorde wat ze in Catherine Street hadden gevonden, had hij meteen vermoed wat daar was gebeurd en wie daarvoor verantwoordelijk was. En toen de moord op Doreen Hollander was ontdekt, wist hij dat zijn ergste vrees was bewaarheid: Antoine Pendergast was geslaagd in zijn queeste. Maar nu was Antoine dood.
Het leed geen enkele twijfel dat het gemummificeerde lijk in de glazen vitrine dat van Antoine Pendergast was, die op zijn reis naar het noorden de naam Enoch Leng had aangenomen. Pendergast was naar het huis aan Riverside Drive gekomen in de verwachting daar zijn eigen voorvader aan te treffen. In plaats daarvan had hij zijn oudoudoom gemarteld en vermoord gevonden. Iemand had, hij wist niet hoe, zijn plaats ingenomen.
Wie had de man die zich Enoch Leng noemde, vermoord? Wie had Nora en hem gevangengenomen? Het lijk van zijn voorvader was nog maar kort dood de staat van ontbinding suggereerde dat hij ergens in de afgelopen twee maanden vermoord moest zijn. En daarmee had de moord op Enoch Leng dus plaatsgevonden vóór de ontdekking van het knekelhuis aan Catherine Street. De timing was bijzonder interessant.
En dan was er dat andere probleem: een aanhoudend gevoel op de achtergrond dat er nog een verband moest zijn. Dat gevoel had Pendergast al bijna vanaf het eerste moment in Lengs huis dwarsgezeten.
Nu, midden in zijn geheugenoversteek, liep hij verder de gang in. De volgende deur, de deur naar de kamer van zijn broer, was door Pendergast zelf verzegeld om nooit meer geopend te worden. Snel liep hij verder.De gang kwam uit op een indrukwekkend trappenhuis dat met een bocht omlaag leidde naar een enorme hal. Een zware kroonluchter hing boven de marmeren vloer aan een vergulde ketting onder een koepelvormig trompe Poeuil-plafond. Diep in gedachten liep Pendergast de trap af. Aan zijn ene hand gaf een stel hoge deuren toegang tot een bibliotheek van twee verdiepingen; aan zijn andere hand leidde een lange gang de schaduw in. Hier liep Pendergast heen. Oorspronkelijk was dit de eetzaal van het klooster geweest. In zijn hoofd had hij deze ruimte ingericht met een aantal familiestukken: zware rozenhouten chiffonières, enorme landschappen van Bierstadt en Cole. En er waren ook andere, ongebruikelijkere erfstukken aanwezig: tarotkaarten, kristallen bollen, een apparaat om geesten op te roepen, ketenen en handboeien, decorstukken voor illusionisten en goochelaars. Andere zaken lagen onder lakens in de hoeken, hun omtrekken te diep in de schaduw om ze goed te kunnen zien. Toen hij om zich heen stond te kijken, voelde zijn verstand opnieuw de rimpelingen van een stoornis, een verband dat hij nog niet gelegd had. Het was er, het was overal om hem heen; het lag slechts te wachten tot hij het inzicht kreeg. Maar het zweefde net buiten zijn bereik.
Deze kamer kon hem niets wijzer maken. Hij liep weg, stak de galmende gang weer over en ging de bibliotheek binnen. Hij keek even om zich heen en liet de werkelijke en denkbeeldige boeken op zich inwerken, rij na troostrijke rij, die oprezen tot aan het gestucte plafond hoog boven zijn hoofd. Toen liep hij naar een van de planken aan de dichtstbijzijnde muur. Hij keek langs de rijen, vond het boek dat hij wilde en trok het van de plank. Met een zachte, bijna onhoorbare klik schoof de plank weg van de muur. En toen, abrupt, stond Pendergast weer in Lengs huis aan Riverside Drive, in de grote hal, omringd door Lengs verbijsterende collecties. Hij aarzelde, even verbluft. Zo'n plotselinge overgang, zo'n transcendente lokatiewisseling, had hij nog nooit meegemaakt bij een geheugenoversteek.
Maar toen hij al wachtende om zich heen keek naar de afgedekte skeletten en de planken vol schatten, werd hem duidelijk waarom dit was gebeurd. Toen hij en Nora voor het eerst door de kamers van Lengs huis waren gelopen: de hoge hal, de lange expositiezaal met zijn lage plafond, de twee verdiepingen tellende bibliotheek, had Pendergast al een onverwacht en onbehaaglijk gevoel van déja vu gehad. Nu wist hij waarom: in dit huis aan Riverside Drive had Leng op zijn eigen, verwrongen wijze, het oude Pendergast-domein aan Dauphine Street nagebouwd.Eindelijk had hij het cruciale verband te pakken. Of niet? Oudoom Antoine? had tante Cornelia gezegd. Die is naar het noorden gegaan, naar New York City. Yankee geworden. En zo was het. Maar evenmin als alle andere leden van het Pendergast-geslacht had hij zijn erfenis kunnen ontlopen. En hier in New York had hij zijn eigen Maison de la Rochenoire nagebouwd een geïdealiseerd landhuis waar hij zijn collecties kon opbouwen en zijn experimenten uitvoeren zonder dat hij werd gestoord door nieuwsgierige familieleden. Het was niet veel anders, besefte Pendergast, dan de manier waarop hijzelf het Maison de la Rochenoire nieuwe vorm had gegeven in zijn eigen hoofd, als herinneringenpaleis. Dit was dan tenminste duidelijk. Maar er was nog iets. Er ontging hem nog iets, een besef dat aan de uiterste rand van zijn bewustzijn rondzweefde. Leng had een heel leven, ettelijke levens zelfs, de tijd gehad om zijn eigen rariteitenkabinet op te bouwen. Hier was het, overal om hem heen, waarschijnlijk de fraaiste collectie natuurlijke historie die ooit was samengesteld. En toch besefte Pendergast, toen hij om zich heen keek, dat er iets ontbrak. Een hele sectie. En niet zomaar een sectie, maar de centrale collectie: datgene dat de jonge Antoine Leng Pendergast het meest had beziggehouden. Pendergasts verbazing nam toe. Antoine Leng had anderhalve eeuw de tijd gehad om zijn ultieme rariteitenkabinet samen te stellen. Waarom was dat er dan niet?
Pendergast wist dat het ergens moest zijn. Dat kon niet anders. Hier, in dit huis. Het was alleen de vraag waar...
Een geluid uit de buitenwereld, een eigenaardige, gedempte kreet, drong plotseling door in Pendergasts geheugenoversteek. Snel trok hij zich terug en dook zo diep mogelijk weg in de beschermende duisternis en mist van zijn eigen mentale constructie, in een poging om de noodzakelijke zuiverheid van concentratie terug te krijgen. De tijd verstreek. En toen stond hij, in zijn geest, weer in het oude huis aan Dauphine Street, in de bibliotheek.
Hij wachtte even om opnieuw te acclimatiseren en zijn nieuwe argwaan en vragen te laten rijpen. Voor zijn geestesoog noteerde hij zijn vragen op perkament en bond hij ze tussen vergulde omslagen, voordat hij het boek terugzette op een plank met een lange rij soortgelijke boeken: allemaal vragenboeken. Toen richtte hij zijn aandacht op de boekenplank die naar buiten was komen zwenken. Daarachter zat een lift.
Hij stapte met diezelfde bedachtzame tred de lift in en daalde af. De kelder van het voormalige klooster aan Dauphine Street was vochtig, de wanden dik van de zoutkristallen. De kelders van hethuis bestonden uit enorme, stenen gangen vol aangekoekte kalk, kopergroen en het roet van waskaarsen. Pendergast liep door de kronkelende gangen tot hij uitkwam bij een doodlopend steegje dat uitkwam in een klein, gewelfd vertrek. Het was leeg, er was niets te zien, afgezien van een stuk beeldhouwwerk boven een dichtgemetselde boog in een van de wanden. Het stelde een wapenschild voor, met een oog zonder ooglid boven twee manen: een wassende en een volle. Daaronder lag een leeuw. Dit was het familiewapen van de Pendergasts: hetzelfde wapen dat Leng had vervormd tot zijn eigen wapenschild dat hij in de gevel van het huis aan Riverside Drive had laten houwen.
Pendergast liep naar de wand toe en bleef even onder het wapen staan kijken. Toen legde hij beide handen op de koude steen en duwde. Meteen draaide de wand weg. Er werd een wenteltrap zichtbaar die steil naar een nog dieper gelegen kelder voerde. Pendergast bleef boven aan de trap staan en voelde de kille tocht die als de adem van een spook omhoogdreef vanuit de diepten daaronder. Hij herinnerde zich de dag dat hij, jaren geleden, voor het eerst was ingewijd in de familiegeheimen: het verborgen paneel in de bibliotheek, de stenen vertrekken daaronder, de kamer met het familiewapen. En tot slot dit allergrootste geheim. In het echte huis aan Dauphine Street was de trap donker geweest en kon je er alleen met een lantaarn in de hand afdalen. Maar in Pendergasts gedachten steeg er nu een zwak, groenig licht op vanuit de diepte. Hij begon de trap af te lopen.
De treden liepen spiraalvormig omlaag. Eindelijk kwam Pendergast uit in een korte tunnel, die uitkwam in een gewelfde ruimte met een lemen vloer. Lange rijen zorgvuldig in verband gemetselde bakstenen liepen omhoog naar een geribd plafond. Rijen toortsen brandden aan de wanden en in koperen branders stonden grote stukken wierook te branden, ter verhulling van een veel sterkere geur van oude aarde, natte steen en doden.
Een klinkerpaadje liep midden door het vertrek, aan weerszijden geflankeerd door stenen graven en crypten. Een paar waren er rijkversierd, met beeldhouwwerk in de vorm van fantastische minaretten en arabesken; andere waren simpele zwarte stenen. Pendergast liep het pad op en keek naar de bronzen deuren in de gevels, de bekende namen uitgehouwen op naamborden van uitgeslagen messing. Waarvoor de monniken dit onderaardse gewelf ooit hadden gebruikt, was Pendergast nooit te weten gekomen. Maar bijna tweehonderd jaar tevoren was het hier de necropolis van het geslacht Pendergast geworden. Hier lag meer dan een tiental generaties van beide zijdenvan de familie begraven of, zoals vaker het geval was, herbegraven: de aan lager wal geraakte Franse aristocraten, de mysterieuze inwoners diep uit de bayou. Pendergast liep met zijn handen op zijn rug verder en staarde naar de uitgehouwen namen. Daar lag Henri Prendregast de Mousqueton, een zeventiende-eeuwse charlatan die tanden had getrokken, magie en komedie had opgevoerd en de kwakzalverij beoefende. En hier, in een mausoleum vol minaretten van kwarts, lag Eduard Pendregast, een bekende arts uit Harley Street in het achttiende-eeuwse Londen. En hier Comstock Pendergast, beroemd hypnotiseur, magiër en mentor van Henri Houdini. Pendergast slenterde verder langs artiesten en moordenaars, variétéartiesten en vioolvirtuozen. Na een tijd bleef hij staan naast een mausoleum dat grootser was aangelegd dan de rest: een gewichtig bouwsel van wit marmer, uitgehouwen als een exacte replica van het Pendergast-huis zelf. Dit was de tombe van Hezekiah Pendergast, zijn eigen betovergrootvader.
Pendergast liet zijn blik dwalen over de bekende torentjes en versieringen, de dakgevels en kapellen. Toen Hezekiah Pendergast arriveerde, was het familiefortuin van de Pendergasts al zo goed als verdwenen. Hezekiah werd zonder een cent de wereld in gestuurd, maar hij had grote ambities. Hij was begonnen als verkoper van slangenolie bij rondreizende medicijnenshows, maar al gauw kreeg hij bekendheid als hippocratische wijze man, iemand wiens patentmiddel zowat alle ziekten kon genezen. Op het grote uithangbord stond hij tussen Al-Ghazi, de slangenmens, en Harry N. Parr, hondeninstructeur. Het middel dat hij tijdens deze shows aanprees, ging grif van de hand, ondanks de prijs van wel vijf dollar. Het duurde niet lang eer Hezekiah zijn eigen rondreizende medicijnshow oprichtte. Dankzij een sluwe marketingstrategie werd Hezekiahs Samengesteld Elixir & Kliertonicum binnen de kortste keren het eerste alom verkochte patentmiddel in Amerika. Hezekiah Pendergast werd rijker dan de ergste vrek zich indenken kon.
Pendergasts blik daalde af naar de diepe lagen schaduw rondom het graf. Binnen een jaar na de introductie van Hezekiahs elixir begonnen akelige geruchten de ronde te doen: verhalen van waanzin, wangeboortes, slepende doodsbedden. Maar de verkoop nam toe. Artsen protesteerden tegen het elixir en noemden het agressief-verslavend en schadelijk voor het brein. En nog steeds nam de verkoop toe. Hezekiah Pendergast ontwikkelde een zeer succesvolle formule voor baby's, 'Gegarandeerde rust voor uw kind'. Uiteindelijk hadden een verslaggever van het tijdschrift Collier en een chemicus in overheidsdienst samen het elixir aan de kaak gesteld als een dode-lijk verslavende samenstelling van chloroform, cocaïne-hydrochloride, acetanilide en plantaardige geneesmiddelen. De productie moest worden gestaakt maar op dat moment was Hezekiahs eigen vrouw al bezweken aan de verslaving en overleden. Constance Leng Pendergast.
Antoines moeder.
Pendergast wendde zich af van het graf, maar bleef even later staan en keek om. Naast het grotere graf lag een kleiner, eenvoudiger mausoleum van grijze graniet. Op het gegraveerde naambord stond niet meer dan: constance.
Hij bleef staan en dacht terug aan de woorden van zijn oudtante: En toen begon hij een hele hoop tijd door te brengen... daar beneden. Weet je wat ik bedoel? Pendergast had verhalen gehoord over hoe de necropolis Antoines favoriete plek was geworden nadat zijn moeder was overleden. Hij had hier jaar in, jaar uit zijn tijd doorgebracht, in de schaduw van haar tombe, en had de goocheltrucs geoefend die hij van zijn vader en zijn grootvader had geleerd. Hij had experimenten uitgevoerd op kleine dieren. En bovenal had hij met chemische stoffen gewerkt, had hij wondermiddelen en vergif ontwikkeld. Wat had tante Cornelia verder nog gezegd? Er wordt gezegd dat hij zich beter op zijn gemak voelde bij de doden dan bij de levenden.
Pendergast had geruchten gehoord die zelfs tante Cornelia niet had willen noemen: geruchten die veel erger waren dan die op zich al erge toestand met Marie LeClaire; geruchten over zekere afgrijselijke dingen die waren gevonden in de diepe schaduwen van de graven; geruchten over de ware reden voor Antoines permanente verbanning uit het huis aan Dauphine Street. Maar Antoines aandacht had zich niet alleen gericht op het verlengen van het leven. Nee, er was altijd iets anders geweest, iets meer dan het verlengen van het leven, een project dat het diepste geheim gebleven was...
Pendergast staarde naar de naamplaat toen er een plotselinge golf van besef over hem heensloeg. Die onderaardse gewelven waren Antoines werkplaats geweest. Hier had hij als kind gespeeld en gestudeerd, hier had hij zijn angstaanjagende trofeeën verzameld. Hier had hij zitten experimenteren met zijn chemicaliën en hier, in deze koele, donkere ondergrondse ruimte, had hij zijn uitgebreide collectie mengsels, plantaardige geneesmiddelen, chemicaliën en gifstoffen opgeslagen. Hier. En de temperatuur en vochtigheidsgraad veranderden hier niet: de perfecte omstandigheden voor opslag. Sneller nu wendde Pendergast zich af. Hij liep het pad weer af, de tunnel door en begon aan de lange klimtocht terug naar het be-wustzijn. Want hij wist nu eindelijk waar de ontbrekende collectie van Antoine Pendergast, Enoch Leng, te vinden moest zijn in het huis aan Riverside Drive.