15

De deur naar het archief knerste luid toen Nora hem opende. Er was geen antwoord gekomen op haar kloppen, en de deur was niet afgesloten. Dat was een ernstige overtreding van de regels. Heel vreemd.

De geur van oude boeken, papieren en bederf die in het hele museum leek te hangen, drong haar neus binnen. Pucks bureau stond midden in een plas van licht; daarachter was het donker. Puck zelf was in geen velden of wegen te bekennen. Nora keek op haar horloge. Vier uur. Ze was precies op tijd. Ze liet de deur los en met een zucht viel hij dicht. Ze draaide de sleutel om en liep naar het bureau. Haar hakken tikten op de marmeren vloer. Automatisch noteerde ze haar naam boven aan een nieuwe pagina in het register. Pucks bureau lag er netter bij dan normaal, en midden op het groene vilt lag een getypt briefje. Ze keek ernaar. 'Ik ben bij de triceratops achterin.'

De triceratops, dacht Nora, terwijl ze het donker in keek. Puck zou ook weer eens niet bezig zijn met het afstoffen van oude relieken. Maar waar stond die triceratops? Ze herinnerde zich niet er ooit een gezien te hebben. En achterin waren ook geen lampen te bekennen. Die rottriceratops kon overal staan. Ze keek om zich heen. Natuurlijk was er ook geen plattegrond van het archief. Met een licht gevoel van irritatie liep ze naar de rijen ivoorwitte lichtknoppen. Ze haalde een paar willekeurige schakelaars over. Hier en daar sprongen lampen aan, diep in het archief, die lange schaduwen wierpen over de rijen metalen planken. Ik doe ze gewoon allemaal aan, dacht ze, terwijl ze met de rand van haar hand alle schakelaars tegelijk omzette. Maar zelfs met alle lichten aan bleef het archief een eigenaardig schemerige ruimte vol schaduwen, met een groot aantal donkere plekken en lange, half zichtbare gangen.Ze wachtte, half in de verwachting dat Puck haar zou roepen. Het bleef doodstil, afgezien van de tikkende stoompijpen in de verte en het gesis van de luchtleidingen. 'Meneer Puck?' riep ze vragend.

Haar stem weergalmde en stierf weg. Geen antwoord. Nogmaals riep ze zijn naam, luider ditmaal. Het archief was zo groot dat ze zich afvroeg of haar stem achterin nog hoorbaar zou zijn. Even vroeg ze zich af of ze later terug zou komen. Maar Pucks bericht had dringend geklonken.

Vagelijk herinnerde ze zich dat ze een paar opgezette, fossiele skeletten had gezien bij haar laatste bezoek. Misschien zou ze daar die triceratops vinden.

Met een zucht begon ze de gangen door te lopen. Ze luisterde naar het geluid van haar schoenen op het marmer. Hoewel het begin van de gang hel verlicht was geweest, werd het al gauw schemerig. Verbazingwekkend, zo slecht verlicht als het hier was: in de middelste delen van de gangen, ver van de lampen af, had je bijna een zaklamp nodig om te kunnen zien wat er op de planken stond. Bij de volgende verlichte plek bleek Nora op een kruispunt te staan van meerdere gangen die vanuit verschillende hoeken kwamen aanlopen. Ze overlegde even welke gang ze zou nemen. Het lijkt Klein Duimpje wel, dacht ze. En ik ben helemaal door mijn broodkruimels heen.

De dichtstbijzijnde gang liep in de richting die, meende ze zich te herinneren, naar een stel opgezette dieren leidde. Maar de paar gloeilampen daar waren kapot en de gang verdween in het duister. Nora haalde haar schouders op en nam de volgende gang. Het voelde heel anders als je hier in je eentje liep. De vorige keer had ze hier met Pendergast en Puck gelopen. Ze had haar gedachten bij Shottum gehad en had niet echt op haar omgeving gelet. Puck vertelde haar waar ze heen moest, en ze had geen aandacht geschonken aan de vreemde kronkels die de gangen maakten, de bizarre hoeken waaronder ze elkaar kruisten. Het was een volledig excentrische doolhof, nog eigenaardiger door zijn enorme omvang. Haar gedachten werden onderbroken toen de gang een scherpe bocht naar links maakte. Om de hoek kwam ze onverwachts aan bij een aantal vrijstaande Afrikaanse zoogdieren: giraffen, een nijlpaard, een stel leeuwen en wildebeesten, een koedoe en een waterbuffel. Ze waren elk afzonderlijk in plastic gewikkeld, zodat ze er zielloos en griezelig uitzagen.

Nora bleef staan. Geen spoor van een triceratops. En opnieuw liepen de gangen wel zes verschillende kanten uit. Ze koos een wille-keurige, liep er op een sukkeldrafje doorheen, koos een tweede en stond plotseling op een zoveelste kruising. Dit werd te gek. 'Meneer Puck!' riep ze luidkeels. De echo's van haar stem stierven langzaam weg. De daaropvolgende stilte werd door niets dan het gesis van de luchtpijpen onderbroken. Hier had ze geen tijd voor. Ze kwam later wel terug, en dan zou ze eerst bellen om te kijken of Puck aan zijn bureau zat. Beter nog: ze zou hem gewoon opdragen om datgene wat hij haar wilde laten zien, meteen naar Pendergast te brengen. Zijzelf had toch niets meer met de zaak te maken.

Ze draaide zich om en wilde via de kortste weg het archief uitlopen. Na een paar minuten bleef ze staan naast een neushoorn en een paar zebra's, die erbij stonden als bultige bewakers onder hun eeuwige plastic. Ze roken sterk naar paradichlorobenzeen. Deze gangen kwamen haar niet bekend voor. En ze leek geen meter dichter bij de uitgang te zijn.

Even voelde ze de angst opkomen, maar al gauw schudde ze die met een geforceerd lachje af. Ze moest gewoon terug naar de giraffen en dan kon ze daarvandaan haar weg terugvinden. Toen ze zich omdraaide, belandde haar voet in een plasje water. Ze keek op, net op het moment dat een druppel op haar voorhoofd viel. Condens van de pijpen hoog boven haar hoofd. Ze schudde het water af en liep door.

Maar het leek wel of ze de giraffen niet terug kon vinden. Dit was krankzinnig. Ze had haar weg gevonden door woestijnen waar geen spoor te vinden was, en door dichte regenwouden. Hoe kon ze dan verdwalen in een museum midden in het centrum van New York?

Ze keek om zich heen en besefte dat ze zich niet meer kon oriënteren. Met al die vreemde hoeken in de gangen, al die schemerige kruisingen kon ze onmogelijk zien waar de ingang was. Ze moest... Plotseling bleef ze als aan de grond genageld staan luisteren. Een zacht, druppelend geluid. Het viel moeilijk te zeggen waar het vandaan kwam, maar het was niet ver weg. 'Meneer Puck? Bent u daar?' Niets.

Ze luisterde, en weer hoorde ze het druppelende geluid. Gewoon water dat ergens neerdruppelt, dacht ze. Toch werd haar verlangen om de deur te vinden alleen maar versterkt.

Ze koos een willekeurige gang en liep er met ferme passen doorheen, haar hakken snel klikkend tegen het marmer. Aan weerszijden van de gang lagen de planken vol met opgestapelde botten, elk met eenvergeeld etiket. De etiketten fladderden in de stilstaande lucht, die door haar stappen in beweging kwam. Het leek hier wel een crypte. Temidden van de stilte, de duisternis en die spookachtige 'opgezette dieren was het moeilijk om niet te denken aan de reeks gruwelijke moorden van een paar jaar geleden, in deze zelfde ondergrondse ruimte. Nog steeds werd daarover gepraat en gespeculeerd onder het personeel. De gang eindigde in een zoveelste kruispunt.

Verdomme, dacht Nora, terwijl ze naar de lange rijen planken keek die in het donker verdwenen. Weer voelde ze angst opkomen, ditmaal moeilijker te bestrijden. En toen hoorde ze het weer, of meende ze het te horen: iets achter haar. Ditmaal geen gedruppel, maar eerder iets als het geschraap van een voet op de steen. 'Wie is daar?' zei ze, terwijl ze zich op haar hielen omdraaide. 'Meneer Puck?'

Niets, behalve het gesis van stoom en het druppelen van water. Ze zette zich weer in beweging, sneller nu, en ze prentte zich in dat ze niet zo bang moest doen, dat die geluiden gewoon het gekraak en gepiep van een oud, vervallen gebouw waren. Het leek wel of de gangen zelf ogen hadden. Het geklik van haar hakken klonk ondraaglijk hard.

Ze kwam een hoek om en belandde weer in een waterplas. Vol walging deinsde ze achteruit. Waarom deden ze niet iets aan die oude pijpen?

Ze keek nogmaals naar de plas. Zwart, vettig water het was zelfs helemaal geen water. Er was olie op de vloer gelekt, of misschien een of ander chemisch conserveringsmiddel. Het rook vreemd, zurig. Maar het zag er niet uit of het ergens vandaan gelekt was: ze stond temidden van planken vol opgezette vogels met opengesperde snavels, wijd open ogen en gespreide vleugels.

Wat een zooi, dacht ze terwijl ze haar dure Bally-schoen schuin hield en zag dat de vettige vloeistof de zool en een deel van het stiksel had doorweekt. Het was hier een schandalige troep. Ze trok een grote zakdoek uit haar zak, zoiets had je hard nodig als je in zo'n stoffig museum werkte, en veegde ermee langs de rand van haar schoen. En toen bleef ze plotseling roerloos staan. Tegen de witte achtergrond van haar zakdoek was de vloeistof niet zwart. Hij was diep, glinsterend rood.

Ze liet de zakdoek vallen en deed onwillekeurig een stap achteruit. Haar hart bonsde. Ze keek naar de plas, staarde er met plotseling afgrijzen naar. Bloed een heleboel bloed. Wild keek ze om zich heen: waar kwam het vandaan? Was het uit een specimen gelekt?Maar het leek daar gewoon te liggen, helemaal alleen een grote plas bloed midden in de gang. Ze keek omhoog, maar daar was niets: het schemerige plafond tien meter boven haar hoofd, vol elkaar kruisende pijpen en buizen.

Toen hoorde ze iets wat nog een voetstap leek en tussen twee volgestapelde planken door zag ze een glimp van iets dat bewoog. Meteen keerde de stilte terug.

Maar ze had echt iets gehoord. Weg, weg, schreeuwden al haar instincten.

Nora draaide zich om en liep snel de gang uit. Daar hoorde ze weer iets snelle voetstappen? Ritselende stof? Ze bleef opnieuw staan om te luisteren. Niets, alleen het vage druppelen van de buizen. Ze probeerde door de spaarzame open plekken op de planken te kijken. Ze stond voor een muur van glazen flessen waarin slangen opgerold zaten in formaldehyde, en ze tuurde ertussendoor. Aan de andere kant leek ze iets te zien, iets groots en zwarts, iets dat rimpelend vervormd werd door de vele lagen glas. Ze maakte een beweging, en wat ze zag bewoog ook. Ze wist het zeker. Snel liep ze terug. Haar adem kwam sneller en ook de donkere vorm kwam in beweging. Hij leek in de volgende gang gelijk op te lopen misschien wachtte hij tot ze een van beide uitgangen bereikte. Ze vertraagde haar passen, probeerde haar angst te overmeesteren en zo kalm mogelijk naar het eind van de gang te lopen. Ze zag en hoorde de vorm, heel dichtbij nu. Hij hield gelijke tred met haar. 'Meneer Puck?' probeerde ze met bevende stem. Er kwam geen antwoord.

Plotseling zette Nora het op een rennen. Ze holde zo snel ze kon de gang door. In de gang naast haar hoorde ze snelle stappen. Voor zich zag ze een open plek, waar haar gang samenkwam met de volgende. Daar moest ze voorbij; ze moest de persoon in de volgende gang achter zich laten.

Ze rende door de opening en zag heel even een enorme, zwarte gestalte met iets dat metalig glansde in een in een handschoen gestoken hand. Ze sprintte de volgende gang uit, door een tweede open plek, en liep een volgende gang in. Bij de volgende kruising sloeg ze scherp rechts af, een nieuwe gang in. Daarna koos ze een willekeurige andere gang en rende verder door de duisternis. Halverwege de volgende kruising bleef ze even met bonzend hart staan. Het was stil, en even voelde ze zich ontzettend opgelucht: ze had haar achtervolger afgeschud.

Maar toen hoorde ze zwak het geluid van een ademhaling in de aangrenzende gang.Haar opluchting verdween even snel als hij was komen opzetten. Ze had hem dus niet afgeschud. Wat ze ook deed, waarheen ze ook vluchtte, hij had haar bijgehouden, een gang naast haar. 'Wie bent u?' vroeg ze.

Een zwak geritsel, gevolgd door een bijna zwijgende lach. Nora keek naar links en rechts, onderdrukte haar paniek en probeerde wanhopig te bedenken wat de beste uitweg was. De planken hier lagen vol stapels opgevouwen huiden, perkamentdroog en met een vage geur van bederf. Niets dat haar bekend voorkwam. Zeven meter verderop zag ze een opening tussen de planken, aan de kant die onzichtbaar was voor de onbekende aanwezige. Ze holde erheen, stak de kruising over en maakte rechtsomkeert in de aangrenzende gang. Ze bleef staan, hurkte en ging zitten wachten. Een paar gangen verderop hoorde ze voetstappen die dichterbij kwamen en weer verdwenen. Hij was haar kwijt.

Nora draaide zich om en begon zo steels mogelijk tussen de gangen door te sluipen om zoveel mogelijk afstand te scheppen tussen haarzelf en haar achtervolger. Maar welke richting ze ook koos, hoe snel ze ook rende: telkens wanneer ze bleef staan, hoorde ze de voetstappen snel en doelgericht achter zich aankomen. Ze móést uitvinden waar ze was. Als ze doelloos bleef rondlopen, zou hij hét haar uiteindelijk te pakken krijgen. Ze keek om zich heen. Deze gang liep dood. Ze stond aan de rand van het archief. Nu kon ze dan ten minste de muur volgen om bij de uitgang te komen.

Gehurkt sloop ze zo snel mogelijk verder, terwijl ze gespannen bleef luisteren of ze voetstappen hoorde. Haar ogen speurden de schemering voor zich af. Plotseling doemde er in het donker iets op: een triceratopsschedel, aan de muur gehangen, met vage en schemerige omtrekken in het halfduister.

Wat een opluchting! Dan moest Puck hier ook ergens zijn; als ze met hun tweeën waren, durfde de indringer vast niet dichterbij te komen. Ze opende haar mond om hem zachtjes te roepen. Maar plotseling hield ze zich in. Ze keek nog eens naar de vage omtrekken van de dinosaurus. Daar was iets vreemds aan: het silhouet klopte niet. Voorzichtig liep ze erheen. En toen bleef ze plotseling opnieuw staan. Daar hing een lichaam, gespietst op de horens van de triceratops, met ontbloot bovenlichaam en bungelende armen en benen. Drie bloederige horens staken midden door de rug van de man heen. Het leek wel of de triceratops de man had gedood en in de lucht had gehesen.

Nora deed een stap achteruit. Haar geest nam de details in zich op,als op grote afstand. Het kalende hoofd met een randje grijs haar; de slappe huid; de magere armen. Waar de horens door de onderrug gedrongen waren, was het vlees één lange, open wond. Rond de basis van de horens stonden bloedplassen die in donkere stroompjes rond de tors liepen en op het marmer drupten. Ik ben bij de triceratops achterinAchterin.

Ze hoorde een gil en besefte dat die uit haar eigen keel was gekomen.

Als verblind draaide ze zich om en zette het op een lopen. Een bocht, nog een bocht, nog een zo snel ze kon holde ze de gangen door. En toen stond ze plotseling in een doodlopende gang. Ze wilde rechtsomkeert maken, maar daar, aan het einde van de gang, werd haar pad versperd door een gestalte met een ouderwetse zwarte hoed. In zijn gehandschoende hand glom iets.

Ze kon nog maar één kant uit: omhoog. Zonder er ook maar een moment over na te denken, draaide ze zich om. Ze greep de rand van een plank en hees zich erop.

De gestalte kwam de gang in rennen, zijn zwarte cape achter zich opbollend.

Nora was een ervaren bergbeklimmer. Haar jaren als archeoloog in Utah, waarbij ze naar grotten en Anasazi-grotwoningen had moeten klimmen, waren niet verloren. Een minuut later had ze de bovenste plank bereikt, die wankelde en kreunde onder het onverwachte gewicht. Ze draaide zich koortsig om en greep het eerste dat binnen handbereik was een opgezette valk en keek nog eens omlaag. De man met de zwarte hoed stond al beneden haar en begon te klimmen, zijn gezicht onzichtbaar in de diepe schaduw. Nora mikte en wierp haar prooi.

De valk ketste van een schouder af zonder schade aan te richten. Wanhopig keek ze om zich heen of er iets anders was. Een doos vol papieren; nog een opgezet beest; meer dozen. Ze smeet er een, en nog een. Maar dat haalde niets uit, de dieren waren te licht. De man klom steeds dichterbij.

Met een snik van doodsangst zwaaide ze zich over de plank heen en begon ze aan de andere kant af te dalen. Plotseling stak er een gehandschoende hand tussen de planken door en werd ze bij haar shirt gegrepen. Met een gil rukte Nora zich los. Een vage flikkering van staal, een klein mesje, schoot langs haar en miste haar oog op een paar centimeter. Ze zwaaide zich weg op het moment dat het mes een tweede glinsterende boog haar kant uit beschreef. Abrupt vlamde de pijn op in haar schouder.Ze slaakte een kreet en verloor haar houvast. Ze landde op haar voeten en brak haar val door zich opzij te laten rollen. Aan de andere kant van de stellage was de man snel weer naar de grond geklommen. Nu begon hij dwars door de planken heen te kruipen, waarbij hij flessen en dozen opzij schopte. Weer begon ze blindelings van de ene naar de andere gang te rennen.

Plotseling doemde er in de schemering recht voor haar iets groots op. Een wollige mammoet. Nora herkende hem meteen: hier was ze ooit samen met Puck geweest.

Maar waar was de uitgang? Toen ze omkeek, besefte ze dat ze het nooit zou halen. Haar achtervolger zou haar binnen enkele seconden bereikt hebben.

Plotseling wist ze dat ze nog maar één ding kon doen. Ze stak haar hand uit naar de lichtschakelaars aan het einde van de gang, zette ze allemaal met één beweging uit en dook nogmaals de omringende gangen en de duisternis in. Snel voelde ze onder de ruwe buik van de mammoet. Daar was hij: een houten hendel. Ze trok eraan en het valluik ging open.

Ze probeerde zo stil mogelijk te doen, klom de hete, muffe buikholte in en trok het luik achter zich omhoog.

Toen wachtte ze. Binnen in de mammoet. Het rook er naar verrotting, stof, gedroogd vlees en paddestoelen.

Ze hoorde een snelle reeks klikken. De lichten gingen weer aan. Een enkele lichtbundel viel door een gaatje in de borstkas van de mammoet: een kijkgaatje voor de circusmedewerker. Nora keek naar buiten en probeerde haar ademhaling te beheersen, de paniek te onderdrukken die dreigde haar te overmannen. De man met de derby-hoed was op nog geen anderhalve meter van haar vandaan blijven staan, met zijn rug naar haar toe. Langzaam draaide hij om zijn as. Gespannen keek hij om zich heen. Hij luisterde geconcentreerd. Hij hield een eigenaardig instrument in zijn hand: twee gepolijste ivoren handvatten met daartussen een dunne, buigzame stalen zaag met kleine tandjes. Het zag eruit als een of ander afgrijselijk, antiek chirurgisch instrument. Hij boog het even dubbel, zodat de stalen draad zwiepte en glinsterde.

Zijn blik bleef op de mammoet rusten. Hij deed een stap in die richting, zijn gezicht in de schaduw. Het leek wel of hij wist dat ze zich daar schuilhield. Nora verstrakte en bereidde zich voor op een strijd op leven en dood.

En toen, even plotseling als hij was komen aanlopen, was hij verdwenen.'Meneer Puck?' riep een stem. 'Meneer Puck? Ik ben het! Meneer Puck?'

Het was Oscar Gibbs.

Nora wachtte, veel te bang om zich te verroeren. De stem kwam steeds dichterbij en uiteindelijk verscheen Oscar Gibbs om de hoek van de gang.

'Meneer Puck? Waar bent u?'

Nora stak een trillende hand uit, maakte het valluik open en liet zich uit de buik van de mammoet zakken. Gibbs draaide zich om, maakte een sprong achteruit en staarde haar met open mond aan. 'Hebt u hem gezien?' hijgde Nora. 'Hebt u hem gezien?' 'Wie? Wat deed u daar? Hé, u bloedt!'

Nora keek naar haar schouder. Waar de scalpel haar had geraakt, was een bloedvlek aan het groeien.

Gibbs kwam dichterbij. 'Luister eens, ik weet niet wat u hier doet of wat er hier aan de hand is, maar u moet naar de verpleegster. Oké?'

Nora schudde haar hoofd. 'Nee. Oscar, je moet de politie bellen. Nu meteen. Meneer Puck...' even brak haar stem, 'meneer Puck is vermoord. En de moordenaar loopt hier rond. In het museum.'


De gruwelkamer
Section0001.xhtml
Section0103.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml